(foto: Jan Smets)
Goedlachs komt hij naar m'n tafeltje en hij begroet me vriendelijk. Ik wil vergeten dat hij me pas enkele weken geleden luid vloekend met zijn koersfiets de pas afsneed in de Ridder Dessainlaan. Maar dat weet hij ongetwijfeld niet meer. Hij doet dat wel eens meer. Foeterend, quasi-boos tegen al wie zijn weg kruist... Een kleurrijk figuur is hij alleszins. Velen noemen hem een zonderling, en misschien is hij dat ook wel een beetje. Hij woont alleen in de Rembert Dodoensstraat - een godvergeten huisje. Een weinig opvallende woonst voor een godvergeten man. Jammer. Want hij is véél méér dan het imago dat hij met zich meedraagt. Leopold Van den Brande is één van de grootste dichters die onze stad ooit voortbracht. Maar na de bundel 'De kooi van Faraday' publiceerde hij niks meer, en dook hij bewust in de anonimiteit. Schrijven bleef hij doen, maar uitgeven: nee!
Hij staat voor mij in een wielertenue dat z'n beste dag heeft gehad, muts op het hoofd,zijn grijze haar in een paardenstaartje. 'Slisse' noemt hij me. Hij vergist zich. Hij verwart me met de acteur Walter Smits. Smits en Smets: 't is maar een letter verschil. Als hij vraagt hoe het met mijn boot is, heb ik het door dat hij de sympathieke kapitein van de Malinska-rondvaartboot bedoelt. Geen probleem. Het stoort niet. En gedurende anderhalf uur weet hij me te onderhouden. Ik signeer mijn boek 'Mechelen.Een stad vertelt' in De Slegte. De twee uur dat ik met deze activiteit bezig ben vliegen voorbij. De dichter zwijgt. Leopold stopt niet met praten.