Tien jaar geleden is het al dat dichter en prozaschrijver Dirk Verbruggen het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Gelukkig schittert op een blinde muur van het Cultureel Centrum aan de Melaan nog altijd zijn gedicht ‘Mechelen’, een gedicht dat intussen vergroeid is met deze stad, net zoals Dirk Verbruggen zelf.
Een verdriet is het om van deze stad te zijn
Dirk Verbruggen was een geboren en getogen Mechelaar. Op 16 januari 1951 zag hij het levenslicht in het moederhuis aan de Maurits Sabbestraat. Een licht dat bijna meteen gedoofd werd. Of zoals hij het zelf ooit verwoordde op de radio bij Pat Donnez: ‘Ik ben op de wereld gezet en mijn geschiedenis was meteen bijna verteld’. Bij de bevalling zat de navelstreng rond zijn nekje. Gelukkig kon de dokter tijdig ingrijpen.
Als kind groeide hij op met zijn ouders en twee broers in een klein arbeidershuis aan de Brusselsesteenweg 250, dezelfde straat trouwens waar Herman de Coninck een paar huizen verder woonde. Na de lagere school van Sint-Jan Berchmans, trok Dirk Verbruggen voor het middelbaar onderwijs naar de andere kant van de stad, naar het Sint-Romboutscollege. Daar volgde hij Latijn-Wiskunde. Vervolgens ging hij samen met twee klasgenoten, Dirk Hellemans en Walter Buijs, naar Leuven om Germaanse filologie te studeren. Buijs die later directeur zou worden van het Sint-Romboutscollege.
Onmiddellijk nadat hij afstudeerde, begon hij in 1973 als leraar Nederlands en Engels aan het Coloma Instituut in Mechelen, de school waar hij tot aan zijn pensioen in 2007 les zou gegeven. Een van de bekende namen onder zijn leerlingen was acteur Lucas Van den Eynde.
Een jaar nadat Dirk Verbruggen begon als leerkracht aan Coloma stierf zijn vader, zondag 6 oktober 1974. Een zware klap voor het gezin. Dirk voelde zich verantwoordelijk voor zijn moeder en zijn jongere broer, die net begonnen was aan zijn studie vertaler-tolk en die hij financieel steunde om verder te kunnen studeren. In zijn poëzie vormt de dood van zijn vader een belangrijk thema.
alsof hij maar even weg is
vandaag komt hij niet
vandaag heeft hij belangrijker zaken
aan zijn hoofd
hij moest even weg om dood te gaan
nee, vandaag heeft hij het te druk
met sterven
kijk, dat gaat toch niet
hij kan toch niet overal te gelijk zijn
nee, vandaag is hij doodgegaan
maar morgen
morgen komt hij weer aan
Mag ik het even laten sneeuwen
In 1979 verhuisde Dirk Verbruggen van Mechelen naar het toen nog zeer landelijke Elewijt, naar een oud huisje met niets anders dan velden in de achtertuin. Op het gelijkvloers eigende hij zich de voorkamer toe. Schrijftafel vlak voor het raam, zodat hij tijdens het schrijven naar buiten kon kijken. De muren bedekt met boeken en een kast met een verzameling fossielen, stenen en potscherven. De kamer waar de rook nooit is verdwenen, nu nog ademen de boeken de geur van tabak. Achter zijn schrijftafel zette hij het dagelijkse leven om in poëzie.
Zoals hij fossielen en potscherven verzamelde, verzamelende hij ook woorden, zinnen en beelden, die hij uit de werkelijkheid plukte. Hij schreef ze neer op blocnotejes, die speciaal voor hem op maat werden gesneden en gelijmd in bureauwinkel IMB aan de Posthoornstraat. Zo ontstond bijvoorbeeld het gedicht over het meisje bij de bakker.
het bakkersmeisje
had poeder op haar armen
zodat hij vragen wou
mag ik even over uw armen blazen
mag ik het even laten sneeuwen
en dan zien hoe vlug het dooit
maar hij vroeg maar liever een brood
want bakkersmeisjes, die dooien eigenlijk nooit
Dit gedicht haalde hij weleens aan als voorbeeld van hoe hij probeerde van kleine dingen iets moois te maken. Het verscheen in zijn tweede dichtbundel Afwezig uit 1981. In 2004 kreeg het terecht een plaatsje in de dertiende druk van Gerrit Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw.
Aanvankelijk stuurde hij zijn gedichten naar literaire tijdschriften zoals Yang en Schuim onder de schuilnaam Paul D’Eylinck. Bij de obscure Dilbeekse uitgeverij Panther Paperback liet hij begin 1979 een selectie uitgeven onder de titel ‘Gedichten’, een bundel waarvan hij achteraf liever had dat het bestaan ervan verborgen bleef.
Het is een reeks veel te dunne, slecht en lelijk uitgegeven poëzieboekjes’, schreef recensent Marc Reynebeau in De Poëziekrant over de uitgaven van Panther Paperbacks. ‘Allemaal hebben ze diezelfde geïnspireerde kaft, telkens van de hand van Luc Roman, alias Luk Raak, in hoofdzaak voorstellende 1 bloot vrouwmens, afgrijselijk. Eigenlijk hebben we hier te maken met boekjes […] vol ongedragen, niet altijd veredelde puberpoëzie. […] Enkel Verbruggen schrijft hier en daar een gedicht dat kan bekoren.
Zijn echte ‘zelf erkende’ debuut is Spiegels in het zand, dat op het einde van datzelfde jaar verscheen in de Yang-poëziereeks onder auspiciën van Julien Vangansbeke. Twee jaar later in 1981 volgde dus in dezelfde reeks de bundel Afwezig. Hiermee won hij de Anderlandprijs van het gelijknamige tijdschrift en met het gedicht 'Mechelen' kaapte hij de eerste prijs weg in de wedstrijd ‘De stad in de poëzie’. Op de omslag van beide Yang-bundels staat een tekening van zijn vrouw Dominique Brecx. Zij leerden elkaar kennen in 1976 in het Coloma instituut. Dominique gaf er een tijdje Plastische Opvoeding.
Daarna was het maar liefst veertien jaar wachten op een nieuwe dichtbundel. Na Afwezig raakte de poëzie wat ondergesneeuwd. De reden was dat hij zich had toegelegd op het schrijven van proza, waarmee hij hoopte een groter publiek te bereiken. In totaal zouden er zeven romans verschijnen. Vooral zijn voorlaatste, De dagbewaarder uit 2003, oogstte succes.
Ondertussen bleef hij wel gedichten schrijven, maar niet met het oog op een nieuwe bundel. Dat er veertien jaar na Afwezig toch een in de boekhandel lag, had hij te danken aan zijn goede vriend en directeur van uitgeverij Snoecks Bartel Baccaert. Die zorgde ervoor dat heel wat (herziene) gedichten uit zijn twee vorige bundels, samen met nieuwe gedichten, waarvan er enkele eerder waren verschenen in het tijdschrift De Brakke Hond, gebundeld werden. Mag ik het even laten sneeuwen werd de titel en Verbruggen droeg hem op aan zijn vader. De voorstelling had plaats in het Cultureel Centrum in de minderbroederskerk, dezelfde kerk waar vijf jaar later Verbruggens gedicht over Mechelen op een groot spandoek zou prijken.
Mechelse Middagen van de Poëzie
Dirk Verbruggen wilde niet alleen dichter zijn, maar ook ambassadeur van de poëzie. In 1983 werd het startschot gegeven van de Mechelse Middagen van de Poëzie, die hij samen met samen met Françis Verdoodt en Marijke Fossé organiseerde. Niemand minder dan Herman de Coninck mocht de spits afbijten, gevolgd door een lange reeks van bekende en minder bekende dichters, schrijvers en kunstenaars.
Aanvankelijk gingen de middagen door in de bovenzaal van de toenmalige bank BAC aan de Grote Markt 31. Later verhuisden ze naar diverse andere locaties, waaronder de kelder van het MMT aan de Oude Brusselsestraat, het Stadspoppentheater aan de Minderbroedergang, In den Beer aan de Grote Markt en het Speelgoedmuseum aan de Nekkerspoelstraat. Na enkele jaren gingen de Middagen trouwens niet meer op dinsdagmiddag maar op dinsdagavond door.
Vijf jaar lang was Dirk Verbruggen voorzitter van de vzw, nadien gaf hij de fakkel door om zich volledig te kunnen wijden aan het schrijven van romans.
Mechel-O-Manie: de maan ook overdag in Mechelen laten schijnen
Een ander Mechels poëzieproject waar Dirk Verbruggen zijn schouders mee onder zette was Mechel-O-Manie. In 2000 vormde hij samen met een groepje vrienden een werkgroep die het wilde idee had om poëzie op Mechelse muren aan te brengen. Want waar anders dan in de straat kan poëzie nog een groot publiek bereiken. Dichtbundels verkopen toch nauwelijks.
Naast Dirk Verbruggen zaten in de werkgroep onder andere landmeter Norbert Van Royen die voor de vergunningen zorgde, Mark Coppens die bij de voormalige CERA-bank werkte en voor sponsoring zorgde, Frank Hellemans die mee de gedichten koos en Herman Vanderhulst die alle metersgrote spandoeken maakte. Samen met het Cultureel Centrum kregen ze het voor elkaar om een heus poëzieparcours in Mechelen te organiseren met in totaal twaalf gedichten van onder andere Anneke Brassinga, Anton Korteweg en Leonard Nolens. Ook de Mechelse dichters kregen een ereplaats in de stad: Herman de Coninck, Mark Van Tongele, Leopold M. Van den Brande en uiteraard Dirk Verbruggen zelf.
Na acht jaar hadden de meeste doeken hun beste tijd gehad en kwam Mechel-O-Manie met een nieuw voorstel. Voor het project Passage Mechelen werden tien nieuwe spandoeken gemaakt met foto’s van Mechelse gevelramen en daaronder een citaat van een bekende Mechelaar of een bekende schrijver of kunstenaar die Mechelen was gepasseerd. De selectie van de citaten gebeurde door Frank Hellemans en Dirk Verbruggen. Aan het project was ook een participatief onderdeel verbonden. Inwoners van Mechelen konden zelf een huisnaam bedenken die dan gratis afgeprint werd en aan het raam kon worden opgehangen.
De enige twee doeken van het vorige project die zijn blijven hangen, zijn het gedicht van Dirk Verbruggen aan de Melaan en dat van Herman de Coninck bij het Groen Waterke.
Geen horloge aan mijn toren
Dirk Verbruggen schreef de laatste jaren vooral gelegenheidsgedichten. Een ervan is het horlogegedicht. Tussen 2006 en 2007 zorgde De Monumentenstrijd en het gelijknamige televisieprogramma op Canvas ervoor dat in Mechelen de hele discussie over het opnieuw aanbrengen van wijzerplaten op de Sint-Romboutstoren weer opflakkerde.
Dirk maakte deel uit van het kamp dat zich hiertegen verzette. Op vraag van cafébaas Toon Peeters van de Gouden Vis, eveneens een rabiaat tegenstander, schreef hij het horlogegedicht.
‘Een A4’tje, zwart op wit, meer niet. Gewoon als signaal dat niet iedereen er achter staat’.
Het gedicht is nog altijd te lezen op een van de pilaren in het café. Het A4’tje vertoont intussen wel sporen van de tijd, het papier raakt versleten en de zinnen onleesbaar. Alles heeft zijn tijd.
GEEN HORLOGE AAN MIJN TOREN
In 2014 werd een referendum gehouden, waarbij de voorstanders van het torenuurwerk voorgoed het onderspit moesten delven. Deze overwinning heeft Dirk Verbruggen niet meer kunnen vieren. Kort nadat hij het horlogegedicht schreef en de maand voor hij met pensioen zou gaan, kreeg hij te horen dat hij kanker had. Op paasmaandag 13 april 2009 stierf Dirk Verbruggen op 58-jarige leeftijd in Elewijt.
ik wil worden begraven
onder spiegels, onder zand,
genieten van het zomaar liggen
in het zorgeloze land
terwijl rondom mij
het vuur van alle weggeworpen deuren
brandt
Wie weet er welk gedicht van Leonard Nolens er ooit aan een muur in Mechelen heeft gehangen?
Dag Melanie,
Het gedicht van Leonard Nolens dat vroeger in de Sint-Katelijnestraat hing was 'Dag en nacht'.
Hartelijk,
Thomas
Dag en nacht
Kom maar.
Kom bij mij.
En laten we ons samenleggen
En praten zoals de straten hun dagen verslapen.
Ook wij zijn gemaakt om elkaar te kruisen
En nergens uit te komen.
Ook wij zijn gemaakt om alle huizen
Van ons leven bijeen te houden in een rijdans
Van deuren, hartvangende lasso
Van adressen.
Kom maar.
Kom bij mij.
En laten wij ons samenleggen
en zwijgen zoals de straten ‘s nachts hun werk doen.
Dank je wel Thomas.
Ik slaag het op in mijn gedachten-gedichtenmapje.
Spijtig dat er maar twee overblijven van de zovelen.
Leonard Nolens naast Herman de Coninck mijn lievelingsdichter