Circusverleden inspireerde Luc tot het schrijven van zijn nieuwste boek

met categorie:  

 

(foto re.bo: Jan Smets.  Onder: Luc Van Balberghe als illusionist, vele jaren terug)

Het nieuwste boek van Luc Van Balberghe laat zich vlot weglezen: 'Wolfsmelk' beschrijft een volkse stadsbuurt waar op een dag een zigeunergezelschap haar circustent opzet.  Het leven in de wijk wordt hiermee plots overhoop gehaald.  Niks is achteraf meer wat het was.  Verrassend, spannend,amusant, ontroerend...: zo zou ik dit boek omschrijven.  Luc zet ons in de loop van het verhaal regelmatig op het verkeerde been en tot de laatste bladzijden - tot de ontknoping -  weet hij onze aandacht vast te houden. De personages worden trefzeker en met met veel empathie ten tonele gevoerd: mensen van vlees en bloed.  De kleine gemeenschap van 'Het Voght'  en het exotische gezelschap van het circus: twee totaal verschillende werelden worden hier met mekaar in confrontatie gebracht.  Het zorgt voor een fascinerende kettingreactie van allerlei emoties als argwaan en verwondering...  Maar begin zélf maar aan dit boek: ik garandeer je een aantal uren leesplezier!

Ik praat met Luc Van Balberghe over zijn boek én over zijn inspiratiebron.: Luc is hiervoor beginnen graven in zijn herinneringen.  De voormalige journalist en toneelauteur was immers een tijdlang actief onder het zeildoek van het vermaarde Mechels/Muizens circus Ronaldo.  Ook al is dit een héél ander circus dan hetgene hij beschrijft in 'Wolfsmelk': er zijn parallellen te herkennen.  De sfeer en de liefde voor circusmensen weet hij mooi te vatten.  Over hoe hij als kind reeds aangetrokken werd door het circusleven en hoe hij later zélf aan de slag ging als goochelaar en illusionist: we hebben hierover een urenlange en boeiende babbel...

 

Luc (*1950) woonde in zijn kinderjaren in de Jan Bolstraat in de wijk Nekkerspoel.

 

Weet je dat het ooit zo vermaarde Mechelse circus De Jonghe zijn winterverblijf had op wat de 'Kleine Malinwa' werd geheten?  Dit circus was gekend tot ver buiten de stadsgrenzen, en het trok de hele wereld rond.  In de wintermaanden herschilderden ze de woonwagens, deden ze reparatiewerk, repeteerden nieuwe voorstellingen...  Ze hadden zelfs een kleermaker die steeds meereisde en zorgde voor het vervaardigen en herstelwerk van de kostuums.  Zijn naam was Cois Ackermans en hij woonde in de buurt; in de Kalverstraat.  Mijn oudste broer was met hem bevriend, en als hij hem bezocht in het winterverblijf van De Jonghe nam hij me al eens mee op sleeptouw.  De fascinatie voor het circus kwam pas later.  Ik vond het wel een fantastisch speelterrein.  En ik pikte al eens iets mee van de artiesten: wat basis van jongleren, buiksspreken... 

 

 

Voordat circus De Jonghe met een nieuwe voorstelling op reis ging, zetten ze hun tenten op aan de Zandpoortvest voor de vroegere groentenhal.

 

De gebroeders De Jonghe waren oudleerlingen van het Sint-Romboutscollege, en ze gaven daarom altijd een gratis voorstelling voor deze school.  Als tienjarige zag ik hen zo aan het werk, en verrassend was het om vast te stellen dat de voorstelling die ik later bijwoonde met mijn ouders er nét iets anders uitzag dan de schoolvoorstelling.  De dames waren op deze laatste voorstelling een beetje zediger gekleed.  (lacht).  Maar vooral ontdekte ik dat er twee circussen waren.  Dat besef kreeg ik toen.  Ik kende het circus van de modder, het oefenen, het werk achter de schermen... En nu zag ik de wondere wereld van het circus met zijn kleuren, licht, muziek, beweging.  Ik kon er mijn ogen niet van afhouden.

 

In Mechelen passeerden in die tijd wel meerdere grote circussen - soms hele spectaculaire, herinnert Luc zich.  Zo jammer dat die tijd voorgoed voorbij lijkt.  Circus De Jonghe stopte ergens eind jaren zestig.  Heel exact weet Luc het niet.

 

Ik was er van overtuigd: ik zou later ook circusartiest worden!  Tot die wereld wilde ik behoren.  Het moet zo rond het jaar 1957, of 1958 geweest zijn toen de tradionele julifoor werd opgezet op onze Grote Markt.  Ik herinner me nog dat er tegenover café den Beer een aantal barakken stonden, waaronder een bokskraam dat werd uitgebaat door Seth, de broer van 'bompa Pfaff".  Van mijn grootvader had ik vijf frank gekregen om op te doen..  Ik was een kind van een jaar of zes, en kwam te voet van Nekkerspoel naar de Markt (je kan je dat deze tijd niet meer voorstellen, maar goed...).  Voor de barak van Seth Pfaff stond een zogenaamd paradepodium waarom er kort werd getoond wat men te bieden had; een dansende vrouw, een goochelaar, een beer met een mondmasker... Seth goochelde zelf en ik stond verbaasd te kijken hoe hij een reeks pingpongballetjes uit zijn mond toverde.  Er stond enorm veel volk rond het podium, en als klein ventje stond ik aan de zijkant, en... ik kon zien hoe de truc zo'n beetje in mekaar stak.  Dat kan ik ook! dacht ik overmoedig!  Thuis oefende ik bij gebrek aan pingpongballetjes met knikkers. 

 

Zo begon het voor Luc.  Van zijn inwonende grootvader die veel patience speelde, leerde hij nog een paar andere trucjes met kaarten.  En als hij dan later ook nog eens een doorgeknipt touw kon 'herstellen' had Luc al bijna een volledig programma.  En daar trakteerde hij dan zijn huisgenoten en vriendjes mee.

Naar  de wekelijkse zaterdagmarkt kwam er ook steeds een fietsenmaker van Putte afgezakt: Leopold Casteels - met zijn bijnaam Polle Velou genoemd.  Hij had in Engeland leren goochelen.  Na de markt ging hij nog langs in afspanning De Tent in de Befferstraat (nu begrafenisondernemer de Meirleire).  Daar deed hij een paar nummertjes voor het verzamelde publiek en hij kreeg hiervoor een paar gratis pinten...

 

Een vriend van mijn vader was de Mechelse volkskundige Frans Perckmans.  Hij had me al bezig gezien met mijn programmaatje van een kwartiertje, en hij stelde voor dat ik zéker maar eens te rade moest gaan bij deze Polle Velou..Ik ben toen met mijn fietske naar daar gereden, zonder dat ik het adres kende van deze Copperfield-van-zijn-tijd...  In de jaren twintig was hij zo'n beetje de 'koning van de goochelaars'.  Ik ben zelfs het gemeentehuis binnen gelopen om naar hem te informeren.  Maar men kende hem daar niet.  Hij zou in Berlaar wonen vernam ik uiteindelijk.  Zo vond ik hem na lang zoeken toch.  De man was op dat moment al oud en versleten.  Hij zal zo'n 91 jaar geweest zijn. En verrassend: hij was blijkbaar gecharmeerd door dit leergierige kereltje dat ik was.  Hij wou me best wel wat leren.  Dat deed hij ook.  Een vijftal nieuwe trucjes ontvouwde hij voor mij, met de opdracht thuis te oefenen en daarna terug te komen.  Dat gebeurde dan ook.  Elke week fietste ik naar Berlaar en Polle leerde me steeds meer.  Ook leerde hij me zelf goochelmateriaal te maken, want als je dat allemaal moest kopen was dit ontzettend duur.  Al die geheimen deelde hij met mij...

 

(Leopold Casteels - 'Polle Velou')

 

Toen Luc 17-18 jaar was begon hij op te treden.  Eerst in de eigen buurt, voor verenigingen...  Maar hélemaal kiezen voor het circus: nee, daar had men thuis geen oren naar.  Luc moest dus kiezen voor een 'serieuze' job.  Zo werd Luc journalist.  Hij lacht er mee:

 

Maar in feite is dat ook volksbedrag als entertainment verpakt.  Je spiegelt iets voor om anderen te amuseren...(knipoogt) .  Toch trad ik regelmatig op als goochelaar naast mijn werk.  Soms had ik zo'n 200 optredens per jaar...

 

Op een bepaald moment staat circus Apollo uit Aarschot op de Waalsekaai in Antwerpen waar ze hun grote Kerstshow willen brengen.  Maar om één of andere reden hadden hun artiesten het allemaal laten afweten.  Paniek.  Wat met de show?? 

 

   

(Luc als boeienkoning in de touwen...)

 

Via via werd de vraag aan mij gesteld om op te treden.  Het was een jongensdroom die ik zou kunnen waarmaken.  In een circus had ik tot dan nog nooit mijn ding gedaan.  Ik bracht er een nummer als boeienkoning.  Heel die Kerstperiode heb ik er mogen spelen.  Tussen de toeschouwers zaten ook Johnny Ronaldo en zijn vrouw Maria.  Op dat moment kende ik hen enkel oppervlakkig.  Ze vroegen me nadien of ik bij hen wou werken.  Ik twijfelde.  Ik had immers mijn job.  Maar het was enkel voor in de weekends verzekerde Johnny mij.  Dan kwam er immers meer volk kijken.  Ik ben overstag gegaan.  En zo is mijn carrière bij Ronaldo gestart.  Vijf jaar heb ik dat gedaan: twee voorstellingen per dag in de weekends.  Het was een méér dan fijne ervaring.  Johnny, zijn moeder Mit, zijn vrouw Maria, hun zonen...: lieve, eerlijke en warme mensen.  Nu heb ik nog sporadisch contact met hen.  Hun circus is wereldklasse.  Het staat wel ver af van het klassieke circus, én zeker van het circus van Gabor uit mijn boek 'Wolfsmelk', met zijn rariteitenkabinet...  Zoiets bestaat nu ook niet meer.  Het zou ethisch ook niet meer kunnen om mensen met beperkingen zo ten toon te zetten.  De tijd dat ik ooit 'de vrouw met haaienvinnen' zag in een barak op de Grote Markt is lang voorbij...

 

(Foto: Jan Smets - Johnny en Maria Ronaldo in 2012...)

 

De Ronaldo's zijn fantastische mensen.  Mijn dank en erkentelijkheid aan hen zijn bijzonder groot...

 

('het meisje uit de dobbelsteen' - illusieprogramma in circus Ronaldo)

 

Luc spreekt met veel passie en liefde over de wereld van het circus waar hij lang mocht van proeven als opperstalmeester, illusionist en boeienkoning...  Meisjes laat hij niet langer meer zweven, en hij zaagt ze ook niet meer door...  Maar de magie van het circus - de verbondenheid van de mensen die er werken en er mee rondtrekken, de geur van het hooi, het opzetten van de tent..., de kleurige lichten, de clowns, de muziek...: hij heeft het allemaal in zich opgenomen.

 

Het verhaal in zijn boek is fictief.  Maar wat hij onder het zeildoek heeft hem nooit meer losgelaten en gaf hem inspiratie voor 'Wolfsmelk'.

Aanrader!

 

lucvanbalberghe@gmail.com

Dit boek en de eerder verschenen boeken van Luc ('De man in de kathedraal', 'De eikelraper' en 'Vreemde gasten' zijn te koop of kunnen besteld worden in elke goede boekhandel of via de gekende webwinkels.  Prijs: 23,60 euro)

 

 

 

 

 

 

Hallo Luc

De laatste maal dat ik naar een voorstelling van Circus De Jonghe ben gaan kijken was naar ik me meen te herinneren in het jaar 1956.

Men was toen stilaan begonnen met de afbraak van het uit 1888 daterende hoofdstation aan de Koning Albertplaats. Beter bekend als de Staasepleuts. De omheiningsmuren van dat oude station waren al deels afgebroken en er kwam zodoende plaats vrij voor een circustent. Die voorstellingen werden grotendeels opgevoerd door een dwergengroep en nog enkele andere nummers. Eén daarvan was een koorddanseres die bij mijn moeder logies was komen zoeken. Moeder hield een café met mogelijkheid tot het huren van een logeerkamer.

Die juffrouw was een alleenstaand Nederlands meisje. Zij mocht van ma en mijn grootmoeder ook gebruik maken van de keuken en de strijkplank en de volmetalen strijkijzers die op de cuisinière werden warm gemaakt. Zij had die nodig om haar tutu-achtige uitrusting voor haar optreden te kunnen fatsoeneren. Het spreekt ook vanzelf dart mijn broer en ik niet van dit wel zéér exotisch wezen waren weg te slaan. Wij zaten stevig in onze puberjaren en zij was wel een knap meisje. Haar beroep alléén al liet ons wegdromen in de wereld van het circus. De dwergenpopuletie van het circus droeg  iets minder onze belangstelling weg!

Ik meen ook dat het later op dat jaar was dat men op een mooie dag vlak over onze herberg een treinkonvooi installeerde met daarop een echte dode walvis. Daar is men toen met alle Mechelse scholen een bezoek komen brengen. De inkom bedroeg 5 BEF. Men droeg daar met emmertjes de belga's naar een klaarstaande commionette. Gelukkig is het konvooi slechts twee dagen voor onze deur blijven staan geuren en nog gelukkiger het feit dat het tamelijk fris weer was!

Jef,

In de RMS zijn we die dode walvis gaan bezichtigen toen ik in de klas van M. Knabe zat en dat was tijdens het schooljaar 1954-1955. En ik herinner me ook nog dat er op de pancarte aan die treinwagon stond dat het beestje 30m lang was (wat iedereen van de klas wel een ietsje overdreven vond) en dat zijn hart, dat in een glazen kast werd geëxposeerd, een paar 100 kilo's woog.  Maar ik weet niet meer hoeveel de inkom bedroeg :-)

Naar het circus De Jongh ben ik met mijn vader ook nog gaan kijken toen het op de Veemarkt stond (waar nu die afschuwelijke visbakken staan). Ik denk zelfs dat ze hun wagens of hun menagerie rond Vadderik hebben moeten opstellen want die stond toen ergens anders..