(foto's: Jan Smets)
Zondag is het uiteraard niet alléén Sinte-Mette (al zetten we dat laatste maar al te graag in ons Mechels uitstalraam...). Nee. Honderd jaar geleden werd de Wapenstilstand getekend. De Groote Oorlog was voorbij. Ook de Mechelaars die vier jaar niks dan ellende hadden gekend, konden eindelijk opgelucht ademhalen. Ooggetuige was ik natuurlijk niet. De toegevoegde foto's zijn hedendaags opnames. En ik geef het toe: ze tonen niet het einde van de oorlog. Ik speelde dus wat vals. Ik schoot ze bij een reconstructie van de terugtrekking van de Belgische troepen. Maar goed. Misschien helpen ze wat bij de sfeerschepping.
Eerder citeerde ik op Mechelenblogt al uit het dagboek van Frans Verhaert, koster van de Sint-Romboutskathedraal. Hij tekende minitieus en met veel pathos het oorlogsverloop op in wat later zou gebundeld worden tot 'De Duitschers te Mechelen'. In 1919 waren de wonden nog vers. Boosheid en verdriet waren nog niet getemperd. De verwerking van al de gruwel was volop aan de gang. Maar Frans trekt wel alle registers open bij de beschrijving van de euforie van maandag 11 november 1918 en de daarop volgende dagen en weken. Honderd jaar na datum - en omdat het misschien wel de laatste grote herdenking van deze gebeurtenis is, wil ik nog even teruggrijpen naar het oude, beduimdelde en licht verhakkelde dagboek dat ik een aantal jaren geleden in mijn bezit kreeg. Lees je mee?
"Op maandag 11 November werd een Duitsch bericht op de muren der stad aangeplakt, dat de wapenstilstand geteekend was. En daar staat de hoovaardige keizer nu alleen! de militaire kaste!
Beurtelings zonderden zich Bulgarië, Turkijke, Oostenrijk-Hongarië, het Duitsche volk zelf van haar af. Zij staat alleen, maar thans is het tegenover hare veroveraars ten gronde verslagen, vernietigd!
't Is het einde van den oorlog, van de groote ramp die heel de beschaafde wereld vier jaar lang als eene ijselijke nachtmerrie gebukt hield. Het bloed van milioenen heeft gevloeid in de eertijds zoo lachende weiden en landouwen van ons Vlaanderen, in de bloeiende streken van Frankrijke, en op zooveel andere plaatsen van Europa.
En zoo heeft het vier jaar lang geduurd.
Maar als er een land was dat toch buiten het algemeene konflikt had moeten blijven, dan was het wel het onze, dan was het wel het kleine, vrije, onafhankelijke België dat niet beter vroeg dan met al zijne geburen in vrede en peis te leven.
De regeering van Wilhem von Hohenzollern, eertijds keizer van het machtige Dutische Rijk, vroeg immers alleenlijk hare troepen over een gedeelte van ons grondgebied te mogen laten trekken. 't Was toch zoo eenvoudig! Och ja, maar een bevestigend antwoord op dit verzoek stond gelijk met eene eerloosheid, met de schending van het gegeven woord, en die eerloosheid weigerde het kleine fiere België te plegen.
Wel wist het waaraan het zich blootstelde, wel wist het dat het te doen had met eenen machtigen, op de oorlog voorbereiden vijand, voor wien niets heilig was; en toch verkoos het alles boven de schande.
Twee maanden lang heeft ons klein, doch heldhaftig leger stand gehouden tegen de woeste horde van den modernen Attila. En die twee maanden hebben niet alleen Frankrijk, maar gansch Europa, heeft de beschaafde wereld gered.
Op 11 November, Sint-Martensfeest, was vroeger voor de kinderen een dag van vreugde en uitspatging. Nu was hij voor iedereen een feestdag van vreugde en uitspatting. Nu was hij voor iedereen een feestdag!
Zoodra het bericht officieel van den wapenstilstand in de stad gekend was, waren de bewoners van Sint-Romboutskerkhof, Wollemerkt en onder den Toren, getuigen van een merkwaardig schouwspel, en dat niet gemakkelijk uit het geheugen zal gewischt worden: de soldaten van de Duitsche Compagnie, ingekwartierd in het Postkantoor, brachten houten bakken, geweren, gasmaskers en nog ander oorlogsmateriaal, komende uit de nabijgelegen carabiniers-kazerne en uit het postgebouw, op eenen hoop, in het midden van Sint-Romboutskerkhof bijeen en staken er vuur aan, terwijl de soldaten, dronken van vreugde, de roode vod aan hun arm, rond de vuurpoel dansten... Daarna begon een openbare verkooping van al wat niet kon meegenomen worden. Alles werd tegen een spotprijs verkocht. Hetzelfde greep plaats in bijna gansch het bezette gebied van België...
Om 3 uren in den namiddag, werd de nationale driekleur op den Romboutstoren geheeschen; nu steeg de geestdrift ten top; een oorverdoovend gejuich steeg uit alle borsten; voortdurend weergalmden door de straten de kreten: "Leve België! Leve de Koning!" Er werd gejuicht, met hoeden gezwaaid, met zakdoeken gewuifd, onder de kreten "Leve de Koning! Leve België! Leven onze dappere helden!"
En wat gezegd over het plechtig Te Deum dat op Vrijdag 15 November, ter gelegenheid van 's Konings naamfeest in onze Metropolitane kerk, met zooveel eerbied en luister uitgevoerd is geworden? het was nu niet meer gelijk op andere jaren, om den zegen des Hemels te vragen over onzen koning en ons leger, maar om den Heer der Heirscharen voor België's verlossing te danken.
In den vroeger wijden tempel was weldra geen enkele plaats meer, doch ieder kent den toestand in welke onze hoofdkerk zich bevindt en begrijpt alzoo licht dat er veel plaats te kort was.
Aanstonds daarop vangt het Te Deum aan.
Te Deum laudamus! O ja, schijnt uit die duizende borsten te klinken. O ja, wij danken, wij loven en prijzen U, omdat Gij ons Vaderland verlost hebt. Omdat België vrij is!
Het Te Deum werd door een koor van meer dan 300 zangers uitgevoerd.
(Salvator)
Het blijde feest werd op den vooravond aangekondigd door het groot gelui van Salvator en door beiaardspel. De heer Emiel Albrechts, mekaniek-en kunstsmid te Mechelen, heeft al gedaan wat mogelijk was om de groote klok, tegen de blijde dage in de beste orde te brengen, daar er veel gebroken en verroest was. Daar onze beroemde beiaardier Jef Denyn nog tijdelijk in Engeland verblijft, heeft de heer J.Van Beers in zijne plaats het klokkenspel bespeeld.
(portret Jef Denyn in de Beiaardschool)
Des avonds was het opnieuw van klokgelui en beiaardspel. De toren en de Halle waren des avonds luisterijk met electrisch licht verlicht (door het welgekende huis De Pooter uit de OLV-straat), alsook de drie volgende dagen.
Op Donderdag 23 januari 1919 is M.Jozef Denyn, na een ballingschap in Engeland van ruim vier jaren in de beste gezondheid in zijn geboortestad weergekeerd.
Op Maandag 27 januari liet hij ons gansch onverwacht de Brabançonne en het Engelsch Nationaal lied: 'God save the king' hooren, tot groote verbazing en tevens tot innige vreugd van het volk, want velen hadden van zijne terugkomst niets vernomen.
Op Zondag 17 November 19818, om 11 uren voormiddag, was het opnieuw feest.
De algemeene vergaderplaats blijft natuurlijk de Groote Markt.
Om 11 ure voormiddags, kwamen verschillende maatschappijnen serenaden brengen voor het nieuwe stadhuis op de Groote Markt.
Om 11 1/2 ure, onder het luiden van den grooten Salvator, verschijnt op het balkon van ons nieuw stadhuis, Zijne Emminentie Kardinaal Mercier, alsook Mgr Le Graive, hulpbisschop van onzen beminden Aartsbisschop, omringd van gansch den gemeenteraad. mijnheer Hertsens, d.d. Burgemeester, mijnheer de advokaat Van den Hende, schepen, en mijnheer Lamborelle, volksvertegenwoordiger, spreken beurtelings tot de menigte die op de Groote Markt voor het nieuw stadhuis vergaderd was.
(kardinaal Mercier op affiche, bewaard in het het Aartsbisschoppelijk archief in de Merodestraat)
Zij dankten de burgers van Mechelen voor de bewonderenswaardige uiting hunner vaderlandsliefde en verkonden aan het publiek dat onze bemiden koning Albert toekomenden Vrijdag, met groote vreugde en luister, bezit zijner hoofdstad nemen zal. Ook dat het Duitsche rijk gedaan heeft en de laatste bladzijden zijner geschiedenis, met bloed, met schande en oneer bedekt zijn!...
Dan kende de geestrift geen palen meer: luide werd er gejuigd; er word met hoeden gezwaaid, met zakdoeken gewuifd, onder de kreten 'Leve België! Leve de Koning! Leve onze dappere helden!"
Een indrukwekkende plechtigheid vierde onze stad op Zondag 8 December, feestdag van OLV-Onbevlekt Ontvangenis. In de Metropolitane kerk werd de vijftigste verjaardag herdacht van de toewijding van België aan het H.Hart van Jesus.
Zijne Eminentie de Kardinaal zong de pontificale mis, gevolgd van het Te Deum, te dier gelegenheid getoonzet door den E.H.Van Nuffel, kapelmeester, en uitgevoerd door de Schola Cantorum van Sint-Romboutskerk.
Te dier gelegenheid ook was het koor, voor de eerste maal na de beschieting der stad in 1914, tot het uitoefenen der goddelijke diensten in gereedheid gebracht. Het koor was prachtig versierd: men had het groot houten schutsel dat de koor van den middenbeuk en de kruiskoor afsloot, afgebroken; zoo was de kerk om zeggen in haren vroegeren staat, tot de groote vreugde der inwoners van Mechelen.
Men maakte, voor de eerste maal, gebruik van het kostelijk misgewaad, dat tijdens de beschieting der stad, met zoovele andere kunststukken van groote waarde naar Antwerpen overgebracht was, om het tegen alle roof of vernieling te vrijwaren.
Buitengewoon groot was het getal geloovigen, niet alleen van Sint-Romboutsparochie, maar ook van alle de parochiën der stad, die aan deze onvergetelijke plechtigheid deel namen.
Maandag 18 November, om 11 1/2 ure voormiddag, kwamen de eerste Belgische troepen zegevierend in onze stad binnen, onder het donderen van den machtigen Salvator, die zijne zware tonen over de feestelijk uitgedoste Dijlestad hooren liet, en einde en verre, met zijn dreunende stem verkondigde: België is vrij! daar zijn onze helden!
Mechelen was in feest! Op het balkon van het nieuw stadhuis bevond zich, gelijk daags te voren, Zijne Eminentie de Kardinaal, omringd van gansch den Gemeenteraad. Zijne Eminentie stuurde allen een woord van hulde en dank voor de menigvuldige diensten die zij aan het vaderland bewezen hadden.µ
Eene zee van menschen verdrong zich op de Groote Markt. 't Is voordurend 'Leve België!' 'Leve onze helden!'; voordurend barsten nieuwe ovaties los; aan het gejuich komt geen einde.
Tot slot van de feesten, vierde Mechelen op 1 December de blijde wederkomst van onze achtbaren Burgemeester, Mijnheer Karel Dessain, uit zijn ballingschap in Duitschland.
(burgemeester Karel Dessain)
Evenals zooveel andere burgers en priesters, was hij voor een jaar opsluiting in Duitschland veroordeeld en heeft de tijd ons duidelijk gemaakt.
Het is gekend waarom de Duitschers onzen achtbaren burgemeester wisten te straffen; hij had eenvoudig de noodlijdende Mechelaars te schrander weten te hulp te komen en liep aldus in den weg.
Te dier gelegenheid werd in de metropolitane kerk een Pontificale mis met Te Deum, als dankzegging opgedragen, waarin gansch de Gemeenteraad, stadsbedienden en andere overheden tegenwoordig waren.
De kerk was gansch gevuld, evenals bij het Te Deum van 15 November; de Mechelaars beantwoordden goed den oproep van hun Bestuur.
Om 11 ure was het feestoptocht; bijeenkomst op de Graanmarkt, van al de maatschappijen en schoolkinderen der gemeente, van daar wandeling door de stad en aankomst voor het stadhuis.
Om 12 ure, onder het luiden der groote klok en beiaardspel, verschenen op het balkon van het nieuw stadhuis de heer Burgemeester, gevolgd door Zijne Eminentie den Kardinaal, de familie Dessain en de Gemeenteraad, onmiddellijk hieven de aanwezige fanfaremaatschappijen het nationaal lied aan van ons land en van onze Constitutie.
De gevierde held hield dan een korte rede, waarin hij de Mechelaars bedankte en hun beloofde alles in 't werk te stellen om hun belangen te behartigen. Nogmaals werd het vaderlandschlied aangeheven en de stoet zette zich opnieuw in beweging. Zoo eindigde het feest.
Laat ons juichen en feesten! Vier jaar hebben wij geleden, ja veel geleden, doch verduldig, gelaten, waardig, hoewel met den wrok in 't hart, omdat toch eens het uur der bevrijding slaan zou.
En daar is het nu!
(kardinaal Mercier met koning Albert I en Koningin Elisabeth. Glasraam kathedraal)
Duitschland's trouwloostheid heeft de verdiende straf gekregen; door zijn eigen volk, waarvan altijd gezegd werd dat het zijnen heerscher aanbad, werd van de troon gestooten, als de oorzaak, de eenige, van de groote wereldramp.
En wanneer de vreuge, de jubelroes zal voorbij zijn, zullen wij allen, klein en groot, werklieden en burgers, aan het werk gaan. Ons allen immers wacht een reusachtige taak: de hernieuwing van ons dierbaar België, de heropbouw van ons geliefde Mechelen... (...) "