"Na m'n alcoholverslaving leerde ik mezelf kennen". Jan Pultau getuigt.

met categorie:  

(foto's: Jan Smets)

Als de muren konden praten... Hier - aan deze tafel - heb ik mijn vrouw nog voor het eerst gekust...

Het is druk in de Gouden Vis in de Nauwstraat.  Gezelligheid wordt op deze grijze herfstdagen binnen gezocht.  We hadden mekaar zaterdag al ontmoet in boekhandel De Standaard, waar we beiden ons boek signeerden.  Een afspraak werd snel gemaakt.    We bestellen een koffie.  Er volgt nog een tweede, die ik luisterend naar zijn verhaal totaal vergeet en koud laat worden.  Hij weet me te boeien.  Verrassend eerlijk en open is hij.  En dat noem ik moedig.  Uiterlijk een beer-van-ne-vent; stoer... Maar tijdens het gesprek ontdek ik een andere man.  Jan Pultau heeft zijn kwelduivel - de alcohol - kunnen afzweren.  Daar is hij trots op.  Terecht.  Vijf jaar geleden kon hij het roer omgooien.  Het was méér dan vijf voor twaalf.  Zo kon het niet langer.  Vandaag ontmoet ik een andere man.  De fles bepaalt zijn leven niet meer.  De tijd die vrijkwam gebruikt hij nu om te schrijven: heel persoonlijke verhalen - grotendeels autobiografisch - hier en daar wat uitvergroot, maar herkenbaar.  Directe stijl. Maar tussen de regels door leer je de auteur beter kennen.  Je ontdekt een man die lang de tafelspringer wou zijn, én de sterkste én de beste..., maar nu zichzelf blootlegt in neergeschreven emoties.  Jan pent over zijn twijfels, de dingen van het leven, de wereld die hem omringt.  Brutaal, gevoelig, confronterend... In juni kwam zijn boek, uitgegeven door Het Punt op de markt.  'Ik denk denk ik' bundelt een zestigtal verhalen.  170 pagina's met zoals hijzelf omschrijft  'kramakkelige woorden, associaties en denkrimpels, die langzaam aan een prelude vormden van ontluikende intieme of filosofische gedachten'.  Ik genoot van het lezen.  Met plezier proefde ik van de kleurrijke en soms complexe vertellingen van een man die zijn drankverslaving wist te overwinnen en een nieuwe mens werd...

 

 

Jan werd in 1968 in Mechelen geboren...

 

We woonden in Muizen.  In de Toekomststraat.  Een doodgewoon arbeidersgezin.  Nog één broer heb ik.  Vader overleed eerder dit jaar.  Hij was van 1930, en hoewel hij best verstandig was, had hij nooit de kans gekregen om te studeren.  Hij wou dit voor ons anders.  Daarom had hij graag dat we naar het Sint-Romboutscollege zouden gaan.  Hij wou ons de kansen geven die hij nooit had gehad. Zo zaten op mijn klas ondermeer de latere schepen Walter Schroons, ook Muizenaar. Het werd geen onverdeeld succes.  Ik was misschien geen hoogvlieger, maar toch...  Op een bepaald moment ben ik beginnen rebelleren tegen het in mijn ogen strenge regime.  Ik had het moeilijk met het gezag en het feit dat we als leerlingen weinig inspraak hadden.  Ik kwam bovendien uit een arbeidersgezin, en velen van mijn klas kwamen uit meer elitaire middens.  Op een bepaald moment sloeg het helemaal om. Ik speelde in Mechelen  handbal in de reserve van de eerste ploeg.  We deden mee in de finale van de scholencompetitie van het Katholiek onderwijs - de 'kardinaalsbeker'.  In Neerpelt.  We waren er met de bus naartoe gegaan.  Om één of andere reden was de bus niet op de plaats van afspraak om naar Mechelen weer te keren en met enkelen liet men ons achter in Limburg. Mijn vader was hiervoor razend kwaad.  Hij is ons zelf moeten komen halen.  Dat kon helemaal niet voor hem.  Het hek was nu écht van de dam.  Ik werd hoe langer hoe kritischer.  En dan ben je natuurlijk 'gene goeie' meer.  Ik ben van school gegaan en stapte over naar den Ham.  Hier hing een heel andere sfeer, en ik ben er opengebloeid.  Ik heb er een tijdlang hoger onderwijs gevolgd... Gunther Neefs was één van mijn maten.

 

Jan hield zijn studies niet vol.  Hij wou auto's verkopen.  Dat deed hij dan ook bij Garage Coloma.  Zijn vader was kwaad.  Hij zag zijn zoon zijn kansen verspelen. 

 

Ik gaf hem als antwoord dat ik na enkele maanden drie maal zoveel zou verdienen als hij.  Het lukte me nog ook.  Nadien heb ik ook nog gewerkt bij Garage Joossens in de Oscar Van Kesbeeckstraat.  Ondertussen was ik nog altijd actief als handballer.  Van Mechelen ging ik naar Lebbeke over en ik speelde in de Nationale Ploeg bij de junioren.  Ik stond op het punt om door te breken.  Tien jaar heb ik in de eredivisie gespeeld.  Het was een leuke tijd. 

 

Niet alles verliep even leuk.  Het huwelijk van Jan liep spaak. 

 

Goh, wat is er verkeerd gelopen?  Misschien een som van een aantal factoren...  Misschien misrekenden we ons ook.  We woonden eerst aan de Koningin Astridlaan en wilden een huis bouwen in de Turfbeemden, in de Stuivenbergwijk.  Onze relatie ging stuk.  Twee kinderen hadden we.  Later leerde ik mijn huidige vrouw, Nele, kennen.  Ze is afkomstig van Sint-Niklaas.  Op Mechelen had ze het niet zo begrepen.  Mechelen was twintig jaar geleden ook niet  de stad die ze nu is.  We spraken dan af in Bornem - netjes halfweg.  We zijn er ook blijven plakken.  In het 'Buitenland'.  Maar in Mechelen kom ik nog vaak.  Ik ben mijn stad nooit uit het oog verloren.  Ik had er vroeger een haat/liefde-verhouding mee.  Maar deze stad is duidelijk opgewaardeerd.  Twintig jaar werk in nu bij Telenet.

 

De liefde voor deze stad kreeg hij mee van zijn vader, maar nog meer van de bevlogen geschiedenisleraar op het Sint-Romboutscollege: Aloïs Jans.  De man kon begeesteren en hij liet zijn leerlingen plekjes en verhalen kennen die niet zo evident zijn.  Die liefde voor Mechelen geeft Jan nu door aan zijn kinderen. ( Met Nele kreeg hij nog een derde kind.)  Hij wandelt met hen door de stad, neemt hen mee op onze Sint-Romboutstoren...

Hij proeft van zijn koffie.  Op andere tafeltjes naast ons schuimt het bier.  Maar da's voor hem verleden tijd...

 

 

Ik kwam hier vroeger vaak.  Maar in mijn studententijd toen ik actief was in club Retabo, zaten we ook veel in de Tempelier of de Kilt...  Toen ik klein was - reden we elke zaterdag met het gezin van Muizen naar Mechelen.  We parkeerden op de Grote Markt.  Mijn broer en ik - met pa of ma, gingen dan apart 'komiskes' doen in de stad, en we spraken nadien af in Café Salvator.  En 's zondags bezochten we dat nog eens met familieleden.  Daar - of in den Antverpia, of café Autobus...  Ik ben dus van jongsaf in contact gekomen met alcohol.  Met de paplepel kreeg ik het mee.  Mijn ouders waren zeker geen dronkaards.  Het waren gewone werkmensen die in die café's gezelschap zochten.  Puur een sociaal gebeuren.  Ik weet het nu wel: alcohol geeft een vals moment van ontspanning.  Een verslaving heeft niet zozeer te maken met wat je drinkt - bier of wijn, of wat dan ook - niet waar of wanneer je drinkt, maar met het feit dat je niet meer kan stoppen.  Langzaamaan is de verslaving er bij mij ingeslopen.  Steeds meer.  Steeds vaker.  Na de trainingen dronken we méér dan stevig.  Maar ik had me toen nog altijd onder controle.  Mijn professioneel leven leed er niet onder.  Ook mijn relatie met mijn vrouw en kinderen niet. 

 

Jan voelde zich zeker geen 'zatterik'.   En toch...  Zijn schoonfamilie dronk ook graag een glaasje.  Maar wel binnen de aanvaardbare normen.  Toch sloop zo de 'aperitiefcultuur' binnen.  Alle dagen werd er wel gedronken.  Maar waar zijn vrouw dit kon hanteren, kon Jan dit niet.

 

Ik dronk méér dan goed voor me was.  En dan - in maart 2013 - gebeurde het.  Het was een miezerige, grijze en winterse dag.  Ik was vroeg op mijn werk - bij Telenet.  Er was nog niet gestrooid en ik gleed uit op een dichtgevroren plas op de parking.  Ik brak mijn knieschijf.  Lange tijd gips.  Door me af te zetten bij het beklimmen van de trap scheurde mijn biceps af.  Grote miserie.  Tot en met.  Zes maanden lag ik in de sofa naar het plafond te staren.  Mijn actieve leven was herleid tot niks.  Ik ben toen volledig ontspoord.  Ik dronk als een halve zot van 's morgens tot 's avonds.   Ik starte de dag met een halve liter witte wijn.  Wat bezielde me toch?  Maar het was sterker dan mezelf.  Toch kon ik dat overmatige drinken goed verstoppen voor mijn omgeving.  Zo plooide ik de dozen van de vaatjes wijn mooi op en stak ze tussen het oud papier.  De plastiek moffelde ik weg.  Lege flessen verstopte ik achter een kast om ze op een 'veilig' moment naar de glasbol te brengen.  Ik was hier heel inventief in.  Geen enkel huishoudelijk werk deed ik zonder het te onderbreken om te drinken. Onderweg van mijn werk naar thuis in Bornem had ik zo mijn eigen routes met supermarktjes om vaatjes wijn te kopen.  In een café in Bornem ging ik dan verder met drinken.  Aan mijn vrouw vertelde ik smoesjes.  Ik werd een doortrapte leugenaar.  En als ik thuiskwam schonk ik voor ons nog een glas wijn in, voordat ik ze een kus gaf.  Toch had Nele het niet door dat ik zovéél dronk.  Ik ging verder.  Met ware doodsverachting.  Alles stond in het teken van drinken.  Ik was heel de tijd met drank bezig.  Het beheerste mijn leven totaal.

 

Maar dan kwam de kentering.  Er begon wel wat verkeerd te lopen.  Ook de relatie met zijn vrouw begon te haperen.  Alles wat mis ging, begon Jan aan een ander, en ook aan haar te wijten. 

 

Alcoholisten geloven hun eigen leugens.  Al wat fout loopt is de schuld van anderen.  Ik drong aan op relatietherapie.  De therapeut confronteerde me met de vraag of er 'alcohol in het spel was?'.  Ik kon niet anders dat dit te bevestigen.  "Wil je er iets aan doen?" was de volgende vraag.  Dat wou ik.  Het kon immers niet verder op deze manier.  Ik kreeg het telefoonnummer van de AA.  In Bornem.  Ik denk dat ik er wel een tien keer voorbijgereden ben.  Drempelvrees.  Tot iemand het in de gaten kreeg en me binnen riep.  Met een hele zware rugzak ben ik binnen gestapt.  Véél lichter ben ik nadien buitengekomen.  ik stond er van versteld hoe iedereen er naar mekaar luisterde.  Super gedisciplineerd.  Hier voelde ik begrip.  Hier kreeg ik hoop.  Er zaten jonge mensen en oudere mensen - geen marginalen, maar eveneens bedrijfsleiders, dokters...  Ik begon terug zin te krijgen in het leven.  Maar ik diende finaal te stoppen met drinken.  Voordien dacht ik dat men mij hier zou leren omgaan met alcohol.  Zo gaat dat niet.  Je moet die eerste pint laten staan.  Eén dag. Na één week geen alcohol te hebben aangeraakt was ik onwaarschijnlijk fier op mezelf.  Ik vond mezelf stilaan terug.  Het was méér dan nodig. Mijn werk en relatie zaten immers in alarmfase drie....

 

Natuurlijk liep alles niet van een leien dakje.  Vaak was het moeilijk.  Het werd een lang proces.  Eerst probeerde Jan café's en andere situaties waarop alcohol werd geschonken, te vermijden.  Maar die periode is hij nu door.

 

Ik voel me als totaal herboren.  Ik besef nu dat ik in mijn leven élk probleem wegdronk.  Na vijfenveertig jaar leerde ik eindelijk mezelf beter kennen.  Na al die jaren ontdekte ik eindelijk hoe ik in mekaar zit.  Mijn leven ziet er nu heel anders uit.  Door van die verslaving verlost te geraken kreeg ik ineens veel vrije tijd.  Niet alles draaide meer rond drank.  Het beangstigde me zelfs! Hoe diende ik die tijd in te vullen?  Ik ben gaan vissen - zoals vroeger met mijn vader.  Maar net zoals met handbal en drinken kende ik hierin ook weer geen limieten. 

 

Schrijven had Jan nooit gedaan.  Buiten misschien de samenvattingen van thesissen die hij maakte voor zijn medestudenten.  (Zij slaagden. Jan buisde.)  Verder niks. 

 

Op Facebook begon ik af en toe eens een gedachtensprokkel te zetten - in enkele regeltjes: iets wat ik had meegemaakt..., een sfeertje proberen op te roepen... Ik kreeg er leuke reacties op, en sommigen zegden me dat ik 'daar iets moest mee doen'...

 

In de file op weg naar huis - op de Koningin Astridlaan - borrelde de inspiratie op.. Het zou zijn eerste stukje worden.  Het is nu opgenomen in het boek...  Dit eerste verhaal werd het slotstukje...

 

"De lichtblauwe gedrapeerde gordijnen (ont)sieren nog steeds de ramen van wat ooit onze slaapkamer was.  Wanneer ik toevallig voorbij rijd, vallen zij het eerst op.  Dan pas het balkon met de roestige balustrade.  Toen ik de gordijnen zo'n 20 jaar geleden ophing, had ik er al een bloedhekel aan.  De combinatie van gedrapeerd lichtblauw kunstsatijn en de doorzichtige vitrage vloekten zoals alleen duivels in wijwatervaten dat kunnen.  Net zoals wijzelf waren de voile draperieën en roze overgordijnen fake, nep en kitscherig... (...)"

 

 

Alles lees je tussen de regels: schuld, spijt, mijmeringen, dagdromen, passie...  Er volgden meer stukjes...  Hij blogde ze. 

Het werkte therapeutisch.

 

Vorig jaar keek ik naar Van Gils en Gasten op televisie.  Ik hoorde Griet Op de Beeck vertellen over haar boek waarin ze getuigde over het misbruik door haar vader.  Ze klonk sterk en openhartig.  Ik vond het straf.  En plots zag ik ook parallellen met mezelf - hoe je verder kan gaan met een leven...  Het liet me niet meer los.  Elk jaar ga ik naar de Boekenbeurs.  Ook toen.  Ik zag ze Griet Op de Beeck een lezing zou geven.  Ik wou ze ontmoeten.  Heel ontgoocheld was ik toen ze door een auto-ongeval verstek diende te geven.  Op diezelfde beurs hoorde ik twee andere auteurs, Lenny Peeters en Patricia Jozef praten over hun boek, het schrijfproces, hun werk...  Ik geraakte gebiologeerd door Lenny Peeters en sprak ze aan.  We hadden een fijne babbel die ze een tijdje moest onderbreken daar ze diende te signeren.  Maar daarna wou ze me terugzien.  Bij een koffie.  Ik liet haar stukjes van mijn blog lezen.  Ze vond het niet slecht en ze vroeg me wat mijn plannen hiermee waren.  Lenny stelde me voor het manuscript op te sturen naar Uitgeverij Het Punt.  Een manuscript had ik niet.  Het stond alleen maar op mijn blog.  Ik ben toen naarstig alles beginnen uittikken.  Netjes.  Zestig verhalen.  Maar eerlijk: ik dacht niet dat ik er verder nog iets van zou horen.  Maar zes weken later kreeg ik een antwoord: "Als dit een dictee zou zijn zou je met 72 fouten gebuisd zijn..."  En toch: men vond mijn stukjes méér dan de moeite.  Sterk en to the point.  Men wilde het uitgeven!!  Ik mocht mijn contract ondertekenen en ik sprong een gat in de lucht.  Om het geld is het me niet te doen.  Ik wil enkel gelezen worden.

 

In juni rolde het boek van de drukpers.  De boekvoorstelling ging door in Telenet in Mechelen. 

 

Het was een ongelooflijke ervaring die me veel voldoening gaf.   Ik had Roos Van Acker gevraagd voor de presentatie, en die ging daar graag op in.  Ze deed dat geweldig.  Ik dacht dat ik wel eens erg emotioneel zou kunnen worden, maar het verliep vlekkeloos.  Mijn boek...  Avondmijmeringen en dagdromen die de werkelijkheid in de schaduw zetten of ze er anders doet uitzien...  Mijn boek, dat handelt over loslaten en vastklampen...  Hierin lees je tussen de regels wie ik écht ben.  Die tafelspringer moet ik niet meer zijn.  Ik kan alles relativeren.  Alles valt in de plooi.  Mijn verslaving is bedwongen.  Op zondagmorgen zit ik vroeg bij kaarslicht - de radio heel stil om mijn huisgenoten niet te storen - te schrijven...  Ik laat het leven mijn schrijfsels binnenkomen...  Zo gaat het vaak.... Een tweede boek is nu in voorbereiding.

 

Buiten wordt het langzaam donker...  Mijn koffie is koud geworden, luisterend naar het moedige verhaal van Jan Pultau...  Het masker is afgevallen.  Er hoeft niet meer gelogen te worden.  Bijna liep alles faliekant af.  Maar Jan nam een dapper besluit.  Aarzelend stond hij aan de drempel van een nieuwe toekomst.  Die stap zette hij. Hij hoeft zich niet te schamen.  Dat doet hij ook niet. Het verleden is het verleden. 

 

Het boek 'Ik denk denk ik' werd uitgegeven bij Het Punt en kost 18 Euro.  Een aanrader!

"Zonder jou, lezer, zijn het maar woorden in de wind..."