Dit artikel werd geschreven door Thomas Eyskens (ps: de biograaf van Herman De Coninck!) met de vriendelijke vraag om het te publiceren op Mechelenblogt. Dat doe ik dan ook erg graag! Bedankt voor dit boeiend schrijfsel Thomas!
(Remy met de Renault 4cv waarmee hij verongelukte...)
Op weg naar het station van Mechelen fiets ik door de Blaasbalgstraat. Onlangs ontdekte ik dat in nummer 14 de Mechelse dichter Remy C.Van de Kerckhove werd geboren (25 september 1921). Ik las eveneens dat hij erg jong op tragische wijze om het leven kwam. Tussen Duffel en Mechelen reed hij met zijn Renault 4 cv tegen een stilstaande vrachtwagen. Met een zware schedelbreuk werd hij naar het ziekenhuis in Duffel overgebracht, waar hij kort na zijn aankomst overleed. Dat blijkt nu precies zestig jaar geleden te zijn, 2 januari 1958. Een reden dacht ik om Remy C.Van de Kerckhove nog eens uit de vijver van de Vlaamse literatuur te vissen...
(Blaasbalgstraat 14)
Van de Kerckhove liep school in het Koninklijk Atheneum van Mechelen, waar hij onder andere Nederlands kreeg van schrijver Filip De Pillecyn.
(Koninklijk Atheneum Pitzemburg)
In 1938 gaf hij op zeventienjarige leeftijd in eigen beheer zijn eerste dichtbundel uit, Nachtelijke razzia. Hij liet de bundel drukken bij drukkerij Populair (Nekkerspoel 126) in Mechelen. Drie jaar later verscheen een tweede bundel, De andere weg. Maar echte bekendheid kreeg hij pas in 1948 met zijn derde bundel Gebed van de kraaien (1948), die samen met de poëzie van de piepjonge Hugo Claus beschouwd werd als de eerste Vlaamse experimentele poëzie.
(Gebed voor de kraaien, met omslagtekening door Jozef Cantré)
De poëzie in Gebed van de kraaien is geschreven tegen de achtergrond van de ervaringen die Van de Kerckhove opdeed als MP onder gezag van het Amerikaanse leger in Duitsland. Daar maakte hij onder andere de bevrijding van het concentratiekamp van Dachau mee, een ervaring die hem niet meer zou loslaten. Ook in zijn vierde bundel De schim van Memling (1950) werken de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog door, zoals in het gedicht Nürnberg waar hij een tijdlang gestationeerd was.
NÜRNBERG
het zullen blinde dichters moeten zijn
om d'ondergang waanzinnig te beschrijven
want zij die de kristallen schatten der wereld zien
beminnen te wild te hartstochtelijk de schoonheid
van het zijn
alleen zij wier ogen spelonken werden zij alleen
kunnen zien ver zien in het branden van hun rusteloze geest
hoe de lafheden van de mens met de mens
zullen ten onder gaan
o blinde dichters wier ogen uitgebrand werden
michel strogoff gelijk door de bom
intellectuele uitbarsting van het zinneloos bederf
zij de verworpen hidalgo's van onze heilige
heidense waan zullen spreken
de wartaal der eeuwige
verwarring
het zullen blinde dichters moeten zijn
om d'ondergang waanzinnig te beschrijven
wie zegt dat uit hun spreken geen
nieuwe waarheid valt
(huwelijk met Josée Toye in 1946)
Kort voor het verschijnen van Gebed voor de kraaien ontmoette Van de Kerckhove kunstjournalist bij Het Laatste Nieuws Jan Walravens op een tentoonstelling in de Brusselse Koninklijke bibliotheek in januari 1947. Het klikte meteen tussen beide mannen. Twee jaar later besloten ze samen een tijdschrift te beginnen. De titel, bedacht door Van de Kerckhove, luidde Tijd en Mens.
Ze ronselden medewerkers, onder wie Hugo Claus, Louis Paul Boon, Albert Bontridder en Ben Cami. Van de Kerckhove werd redactiesecretaris en verantwoordelijke uitgever. Op 13 oktober 1949 werd het eerste nummer van Tijd en Mens in Mechelen voorgesteld. In het Koninklijk Atheneum lazen voor zowat 120 mensen de dichters Nic Van Beeck, Geo Bruggen, Hugo Claus, Gerard Van Elden en Van de Kerckhoven hun poëzie voor. Louis Thienpont en Frederik Devreese speelden eigen composities. Louis Paul Boon sprak over 'de Vlaamse Literatuur' en Walravens over 'De Vlaamse Schilderkunst'.
Tijd en Mens werd de spreekbuis van een nieuwe generatie dichters, schrijvers en kunstenaars die in het naoorlogse Vlaanderen komaf wilde maken met de dominante stroming van het zogenaamde 'neo-classicisme'. De redactievergaderingen van Tijd en Mens gingen door in Brussel in het Goudblommeke van Papier van kunsthandelaar, dichter en theatermaker Geet van Bruaene. Na zes jaar dreigde Tijd en Mens echter een geijkt tijdschrift te worden. Dat zagen Louis Paul Boon en Hugo Claus niet zitten. Zij besloten om de stekker eruit te trekken. Op zaterdag 16 april 1955 werd bij Boon thuis in Erembodegem Tijd en Mens officieel opgeheven. In de tussentijd verschenen nog twee bundels van Van de Kerckhove: Een kleine ruïnemuziek (1951) en Veronica (1953).
Naast dichter was Remy C.Van de Kerckhove vooral bekend als profvoetballer bij Racing Mechelen. Daar begon hij in 1938 als scholier van het Atheneum, de school waar er geronseld werd voor het vrijzinnige Racing. Hij speelde er tot 1947 als rechtsbenige linksbuiten. Een conflict over een te laag spelersloon mondde uit in een levenslange schorsing. Daarop verhuisde hij naar Union Sint Gillis voor twee seizoenen en vervolgens naar derdeklasser Crossing FC Ganshoren.
Van de Kerckhove was één van de pioniers van de Belgische televisie, die in 1953 voor het eerst de ether inging. Bij het toenmalige NIR ging hij aan de slag als nieuws-en sportverslaggever. In 1956 werd hij benoemd tot adjunct-directeur van het Commissariaat-Generaal bij de Algemene Wereldtentoonstelling (Expo 58). In die functie reisde hij begin 1957, samen met Commissaris-Generaal Baron Moens de Fernig, naar de Verenigde Staten. Ook de rest van het jaar zat hij vaak in het buitenland om de Expo voor te bereiden. Omdat hij zijn job als sportjournalist niet kon combineren met zijn leidinggevende functie bij Expo 58 vroeg hij oud-teamgenoot Rik De Saedeleer om hem als commentator te vervangen.
In 1957 verscheen zijn bundel Gedichten voor een Kariatide. Vijf brieven in dichtvorm, waaronder een brief aan zijn gestorven vriend Koen. De bundel kreeg veel positieve commentaren.
Maar een vervolg kwam er niet.
Op donderdag 2 januari 1958 overleed Van de Kerckhove, zesendertig jaar . Hij ligt begraven op de stedelijke begraafplaats van Mechelen.
BRIEF AAN KOEN
de vlaggen hingen niet halfstok toen mijn vriend stierf
hij stierf zonder afscheid
hij had mij nooit begroet
hij werd geplant
hij werd geveld
mijn stam wordt voort ontbonden
zeg het de armen en de honden
hij was geen gunsteling
hij was geen hoveling
ik ervaarde dat zijn gelaat marmer werd
ik ervaarde de droefheid van zijn vrouw
ik ervaarde het spelen van zijn kinderen
ik was zand tussen zijn vingeren
zijn vingeren waren van moedeloos marmer
en moedeloos marmer werd zijn blik
hij las voor mij als een middeleeuws koning
in moedeloos marmer
ik was twee tranen armer
twee tranen aan moedeloos marmer
aan de gebeden van de boeteling
die ik steeds wik
de vlaggen hingen niet halfstok toen mijn vriend stierf
hij alleen wist hoe graag ik gedichten had geschreven
aan de verwelkte gevels van oude musea
hij alleen wist hoe graag ik het elektrisch gebaar
van maiakovski had herhaald aan de torens der kathedralen
nooit hebben de pokken hem geschonden
de paarse pest bleef hem gespaard
zijn handen werden nooit gebonden
hij heeft bemind gepaard
hij lag voor mij als een middeleeuws koning
in moedeloos marmer
ik ben twee tranen armer
twee tranen aan moedeloos marmer
de vlaggen hingen niet halfstok toen mijn vriend stierf
wij gingen door mechelen aan de dyle
hij werd geplant
hij werd geveld
zeg het de armen en de honden
de honden en de armen sterven zonder testament
zo was mijn vriend hij werd begraven in zijn hemd
maar rijk was hij als zij
die stierven zonder testament
wij gingen door mechelen aan de dyle
de gevels speelden beiaard in het water
de herfstzon regende op de lindebomen
de lindebomen regenden op de aarde
de aarde regende op mijn vriend
op zijn moedeloos marmer
ik ben armer
(Remy met zijn zoon Peter (1951) en vader Pieter)
(Met dank aan Peter Van de Kerckhove voor het prachtige fotomateriaal)
Thomas,
Er zitten wat haakjes en oojes aan je stuk.
1. "Hij maakte de bevrijding van Dachau mee". Dachau werd op 29.4. 45 bevrijd en vdK werd op 1.6. 45 soldaat en hij zal wel niet die eerste dag al naar Duitsland gestuurd zijn. Waarschijnlijk maakte hij later kennis met Dachau toen hij met zijn peleton MP's bij het 3de Amerikaans leger gedetacheerd was.De grootste gruwelen waren toen al opgekuist maar Dachau liep nog vol met gewezen gevangenen die nog geen nieuwe of oude thuis hadden gevonden en die dikwijls nog de lidtekens van jarenlange verbeesting droegen (bijv. douches als toilet gebruiken al waren er inmiddels echte toiletten).
2.vdK was geen profvoetballer want die bestonden niet. Daarenboven speelde hij in 2de afdeling waar Racing verbleef tussen 1937 en 1948 toen Racing kampioen speelde en eindelijk promoveerde. Ik twijfel ook aan die "levenslange schorsing". Dat is een beslissing van de bond en nadat hij tot 1947 bij Racing speelde ging hij direct naar Union Sint-Gilles, een ploeg waar de twee Duffelaars Rie en Louis Dirickx indertijd de vedetten waren. Waarschijnlijk was dat dus een veel kortere schorsing of werd die levenslang onmiddellijk opgeschort.
3. Iets waar je niets over zegt: vdK als partijman. Hij was de eerste kandidaat om Charles Maurissens als hoofdbibliothecaris opzij te zetten toen Spinoy burgemeester werd. Van je "kameraden" moet je het hebben want kd. van Hoogenbemt overtuigde Spinoy om Jos Torfs te nemen.
4. Niet dat de partij hem liet vallen. Hij werd inderdaad journalist bij de Vlaamse televisie (en niet de "Belgische" want die heeft nooit bestaan). Dat was in de tijd dat het toenmalige NIR journalisten-socialist, journalisten-CVP en journalisten-liberaal recruteerde. Men vroeg aan de partijen wat kandidaten en organiseerde dan een examen voor die uitverkorenen.
5. vdK vertrok niet van het NIR naar expo 58. Hij werd eerst het baasje van "De socialistische gedachte en actie"; een van die gastprogramma's van politiek partijen die we zo vervloekten bij de omroep. En hij was geen adjunct-directeur van de verachtelijke franskiljon en commisaris-generaal Moens de Fernig (die geen woord Nederlands sprak of wou spreken) maar de adjunct van diens directeur voorlichting.
6. Zijn dood was inderdaad tragisch. Soms schreef hij veel te barok maar op andere momenten dan weer eenvoudig (ik denk aan "dan rennen de ratten") en op zijn best kon hij concurreren met de jonge Claus.
7. En tenslotte twee vragen. Waarom reed hij zich dood op een recht stuk van de baan Mechelen-Duffel ? Jerome Verhaeghe heeft me daar indertijd een reden voor gegeven die ik hier niet herhaal want Jerome zat niet in de wagen en hij was een notoir CVP-er met een diepe afkeer van socialisten. En ik meen dat ik indertijd (1969 ? ) nog een Josée Toye ontmoet heb. Ik dacht dat ze een regie-assistente was en de vrouw (in 2de huwelijk) van de populairste journalist van het NIR Hubert van de Vijver (ook al jong overleden). Of vergis ik me en verwar ik namen ?
jn
Dag Jan,
Bedankt voor je interessante opmerkingen.
1. Het Dachau-verhaal moet inderdaad nog eens dieper onderzocht worden. Maar als jij zeker weet dat hij op 1 juni 1945 soldaat is geworden, klopt er inderdaad iets niet.
2. Ik gebruik de term profvoetballer voor iemand die betaald wordt om tegen een bal te sjotten. Dat was bij Van de Kerckhove toch wel het geval. Het verhaal van de ‘levenslange schorsing’ komt van Rik De Saedeleer.
3. Van de Kerckhove als actief lid van de socialistische partij en van een geheim genootschap heb ik hier niet vermeld. Maar het is inderdaad een interessant stukje (Mechelse) politieke geschiedenis.
4. Naar mijn weten was het toch de Belgische Televisie (zie foto).
5. Klopt.
6. Omdat die vergelijking met Claus steeds wordt gemaakt, heb ik het werk van de jonge Claus herlezen. Persoonlijk vind ik het beter dan dat van Remy Van de Kerckhove, maar dat is natuurlijk een kwestie van smaak. In zijn eerste drie bundels leed Remy nogal aan overdreven rijmdwang en maakte hij te dikwijls gebruik van enclise en afgekapte lidwoorden. Zijn gedichten zijn ook een opeenstapeling van beelden, typisch kenmerk voor de meeste experimentele poëzie. Op zich geen probleem, maar wel als die beelden aan alle kanten wringen.
7. Waarom reed hij zich dood op een recht stuk van de baan Mechelen-Duffel? Ik vrees dat niemand daar nog een antwoord op kan geven, tenzij de twee vrouwen die meereden en blijkbaar ongedeerd bleven. Wie zij waren? Dat is nog steeds een goed bewaard geheim.
8. Het is inderdaad diezelfde Josée Toye.
Hartelijk,
Thomas
Foto © Stadsarchief Mechelen
Op de Beeldbank van Mechelen nog een foto teruggevonden van de Mechelse boezemvrienden Remy C. Van de Kerckhove en Georges Patteet, samen in het Hof van Busleyden (17/5/1953). Patteet was directeur van de stedelijke zweminrichting en bestuurslid van Racing Swimming Club Mechelen. Daarnaast was hij ook kunstenaar. Voor Van de Kerckhoves tweede bundel De andere weg (1941) sneed hij vier lino's. Op 7 oktober 1955 overleed Patteet op 33-jarige leeftijd. Naar aanleiding van zijn dood schreef Van de Kerckhove het gedicht ‘Brief aan Koen’.