(foto's: Jan Smets)
Geboeid blader ik door m'n laatste aanwinst. Ik heb een zwak voor ouwe boeken en publicaties over Mechelen, en ik was dan ook enorm blij toen ik dit boekje op de kop kon tikken. Het telt niet meer dan 83 bladzijden, en het werd geschreven door ene August De Rees in het jaar 1898. En da's ondertussen ook al 119 jaar geleden Met veel zin voor pathos - en laat ons wel wezen: ook met een zekere 'politieke' bedoeling, werd teruggeblikt op een dramatische periode van nét 100 jaar voordien: de terechtstelling van 41 Boerenkrijgers aan de voet van Sint-Romboutstoren. Eigenlijk is dit boekje - 'De Boerenkrijg te Mechelen in 1798'', de gedrukte versie van een voordracht die de schrijver hield op 31 januari van 1898 in de Mechelse afdeling van het Davidsfonds. Het is deze vereniging die ijverde voor de Boerenkrijgmonument - het grote kruis - op het Sint-Romboutskerkhof, waar de slachtoffers vielen. Het monumentale gietijzeren kruis is een kopie van een kruis dat tot het einde van de 18de eeuw op de Hoogbrug stond.
De Boerenkrijg en de terechtstelling zijn 100 jaar na de feiten nog lang niet verteerd, en met veel gevoel voor dramatiek worden de gebeurtenissen nog eens uit de doeken gedaan. Als men de laatste regels van de toespraak leest: "Weer leeft de geest der Fransche Omwenteling, de geest van goddeloosheid en oproer. Onze maatschappij wordt ondermijnd door zijne venijnige beginsels, en wankelt op hare grondvesten. Het edel voorbeeld onzer vaderen van 1789 moet ons volk bezielen. Aan 't werk tot bereiking van dit doel en tot verheerlijking onzer martelaars den kreet: voor God en Vaderland!" hoor je een niet mis te begrijpen boodschap. Er waren die dagen wel heel duidelijk ideologische schermutselingen aan de gang tussen katholieken en liberalen. De opstand van de Boerenkrijgers tegen de 'wandaden van de goddeloze Franse bezetters' oprakelen paste perfect in het plaatje van de ijveraars voor dit gedenkteken...
Laat ik je even meelezen over mijn schouder: een aantal passages zijn boeiend genoeg om te delen...
Het boekje werd gedrukt bij drukkerij Paul Ryckmans op de Steenweg 58 in Mechelen.
De registers worden al helemaal opengetrokken met een gedicht van D.Claes. De toon is meteen gezet. Luister maar:
"De Fransche Vrijheid zat met haar kornuiten,
Gelijk-en Broederlijkheid in ons land;
zij stopte reeds voor klingelende kluiten
den Belg heure assignaten in de hand;
zij leêgde lang reeds de openbare kassen
en perste 't volk den laatsten stuiver af;
zij stiet, in hare heerschzucht, den volwassen
naar 't legerkamp, - de moeders in het graf.
De Dwaze drong de Godheid van de altaren
en brandde wierook voor een wulpsche vrouw;
zij dreef uiteen de vrome kloosterscharen
en veilde 't slot aan wie 't aanvaarden wou
De heilige vaten stal de godvergeten
en voerde ons kunstjuweelen naar Parijs,
't Gewijde brons, de toren uitgesmeten
smolt ze in haar woede tot kanonnenspijs.
Ons Vaderland, door iedereen verlaten,
verdroeg gedwee de Fransche dwinglandij;
't mocht ongestraft zijn beulen zelfs niet haten,
alleen de landverraders leefde vrij!"
De Rees schetst na dit openingsgedicht de gebeurtenissen van de Omwenteling. Maar hij kan het niet nalaten deze geschiedkundige feiten met eigen bedenkingen te stofferen. Zoals:
...en dan hooren wij dikwijls, zelfs door katholieken vooruitzetten, dat de Fransche Omwenteling ons de vrijheid heeft gebracht. Zooverre brengt ons het verfranscht onderwijs. Alles wordt beschouwd door eenen Franschen bril en men verwart onze toestanden van over honderd jaar met deze van Frankrijk. Wanneer leert men ons volk zijne geschiedenis? De Fransche wereldhervormers veranderden de christene tijdrekening. De Zondag werd afgeschaft en vervangen door den Decadi...en deze dag werd feestelijk gevierd in den Tempel der Rede...
En zo gaat De Rees nog een beetje door. Hij hekelt al de hervormingen die de Franse bezetter hier doordreef. Na de situatie in het hele land te hebben geschetst, focust de schrijver hierna op Mechelen...
...Wie een gedacht wil hebben van de vernielingszucht en de plunderingen der Fransche goddeloozen in onze stad, leze de Mechelse kronijken van dien tijd. Dag voor dag zijn al hunne wandaden aangeteekend. Zij vermelden hunne zotte of hatelijke feestelijkheden, de ontheiligingen en plunderingen onzer klooster-en parochiekerken; hoe eene menigte ijzeren kruisen, in dien tijd stond er een op al de bruggen, godsdienstige beelden, kapellekens, een overschoone Kalvarieberg, staande op het Begijnhof, vernietigd werden; hoe een aantal kapellen verkocht en afgebroken werden...
Dan volgt een opsomming. Ook wordt aangehaald dat de Sint-Petrus en Pauluskerk werd omgevormd tot Tempel der Rede en der Wet, en hoe van priesters werd geëist dat ze hun trouw beloofden aan de Republiek. Velen weigerden naar het voorbeeld van de Mechelse aartsbisschop Frankenberg... De 'onwillige' priesters werden gevangen gezet of verbannen. En sommigen hielden geheime illegale missen in bossen, stallen...
Schrijver tekent een persoonlijke anecdote op:
In het hoekhuis Het Schip, gelegen in de Koeistraat, zoo vertelde mijne grootmoeder, werd in dien tijd dikwijls mis gelezen...
De Franse wandaden worden stevig in de verf gezet. Maar... op een bepaald moment was de maat vol: "Onze jongens grepen de wapens voor de vrijheid van hun vaderland. De Boerenkrijg ontstond!" De heldendaden van de dappere Boerenkrijgers worden beschreven... En dan komt Mechelen ook in het oog van de storm terecht met deze 'Boerenkrijg'...
Het vuur van den opstand, ontstaan in het land van Waas, had weldra het Kempenland aangetast en er eene groote uitbreiding genomen (...) Zij hadden het krijgsplan opgevat de brug van Waelhem te vernietigen en aldus alle gemeenschap tusschen Brussel en Antwerpen af te snijden. Langs twee kanten, uit Vlaanderen langs den linkeroever van de Rupel en uit de Kempen, langs de Nethe, zakten zij af om dit stoute plan ten uitvoer te brengen. Doch de opstand in de streek van Demer en Rupel had de krijgsoverheid ongerust gemaakt. Generaal Beguinot bemerkte het gevaar en hij wilde de gemeenschap tusschen Brussel en Antwerpen, twee onmisbare hoofdplaatsen, behouden. van de 19 October reeds had hij het plan opgevat zich naar de bedreigde punten te begeven en zijn hoofdkwartier naar Mechelen te verplaatsen...(...)
(expo Moreelshuis 2012)
Het oproer kreeg uitbreiding. Een aantal burgers hadden zelfs hun diensten aangeboden om de stad te beschermen en hun ronde te doen op de vesten. Een aanval van de Boeren werd gevreesd. Maar hun diensten werden geweigerd daar er een extra garnizoen naar Mechelen zou komen.
En toch: de Boeren konden de stad intrekken op het moment dat een flink aantal Fransen op verkenning was vertrokken naar Walem en Duffel...
Nauwelijks waren de Franschen vertrokken langs de Antwerpse poort of eene groote menigte Boeren , 3 tot 400 man sterk, traden binnen langs de Leuvensche poort onder het geluid van trommels en horen. Een deel was ongewapend. De meesten waren voorzien van geweren, stokken, rieken en gaffels... (...) Een deel der Boeren trokken naar Sint-Romboutskerk en kapten den boom der vrijheid af die aldaar in het midden was geplant. Anderen liepen buiten de Diestersche poort naar het Fransche poedermagazijn en plunderden het. (...) Mechelen had toen eene nog al belangrijke bewaarplaats van krijgsmateriaal. (...) De scipier Verhulst van het gevangenhuis, werd met doodsbedreigingen gedwongen de gevangenen aanstonds vrij te laten. Daaronder waren een deel priesters... Van daar liepen zij naar het stadhuis. Zij verbrandden er de papieren op het bureel der logementen en namen 80 geweren mee die daar stonden (...)
De plundering wordt nauwkeurig beschreven. Verwarring, angst om wat komen zou...
De Fransen die ondertussen werden gewaarschuwd, waren woedend om deze bezetting van Mechelen, en ze trokken terug naar de stad die ze langs twee zijden binnenvielen.
Onze jongens hadden het gevaarlijke van hunnen toestand niet ingezien. Duizelig door hunne gemakkelijke zegepraal dachten zij zoo weinig op verdediging, dat zij de poorten der stad openlieten. Bij den onverwachten woesten aanval van de Fransche ruiterij verloren de Boeren hunne koelbloedigheid. Velen wierpen hunne wapens weg en gingen op de vlucht. Op de Groote Merkt was het grootste deel der Boeren vereenigd. Zij waren bezig met den vrijheidsboom omver te halen en juichten en zongen onder den indruk hunner schijnbare overwinning. Op eenen oogwenk waren de meesten op de vlucht gedreven. Eenigen werden gedood...
Een ware mensenjacht werd opgestart. Huizen werden onderzocht en een twintigtal opstandelingen werden gevangen genomen en doodgeschoten. Nog meer verwarring.
Twee Boeren konden zich bergen in het waterstraatje over den Zoeten Inval. Dezen ontsnapten aldus aan eenen zekeren dood.
De schrijver komt dan weer met een anecdote die z'n eigen grootmoeder hem vertelde:
Ook mijne overgrootmoeder heeft gepoogd eenen der gevangenen te redden. Zij deed eenen knieval bij den generaal Béguinot, in de Kraan op de Groote Merkt, maar hare bede werd niet verhoord.
Toch waren er natuurlijk ook Mechelaars die op een goed blaadje wilden staan bij de Fransen en die zelfs 'landgenooten overleverden om de gunst te winnen hunner meesters'... De schrijver doet er geen doekjes om: een aantal van deze 'collaborateurs' worden met naam genoemd!
Gedurende 9 weken moeten de stadspoorten gesloten blijven. Niemand mag uiten of binnen.
Generaal Béguinot was woest om de Mechelse opstand en hij liet een volgende brief afkondigen voor het kanton Mechelen en de omliggende dorpen:
De heilige boom der vrijheid is doorgekapt op de Merkt, de drijkleurige vlag is afgerukt, de gevangenhuizen zijn geopend, het heiligdom der wetten is geschonden en de archieven die het bevatte zijn verscheurd en verbrand, republikeinen zijn vermoord, en deze afschuwelijke tooneeln zijn onder uwe oogen gebeurd. Het zijn nochtans Belgische inwoners die alzoo de Fransche wetten hebben gesmaad. Welke ook hun uitzinnig ontwerp zij, wie ook de snoode uitzendelingen zijn die hen aanhitsten: ik verklaar de plaats Mechelen in staat van beleg, zoowel om de gevolgen van dezen afgrijselijken oproer te beletten, als om bescherming te verleenen aan de rustige burgers tegen al de aanslagen der kwaadwilligen. Ik verzoek dus de eerlijke lieden zich rustig in huis te begeven na de taptoe, of zich van licht te voorzien. Die zonder licht zouden gevonden worden zullen naar den overste der gendarmerie gebracht worden. De municipale raad zal dezen brief doen drukken, afkondigen en aanplakken in de twee talen, op tweeduizend exemplaren...
Het zou er niet bij blijven. Boos omdat de Boeren zich in de nabijheid van de stad verenigden en Mechelen bedregen, gaf hij het bevel voor een krijgsraad en om 41 gevangenen te vonnissen. Na een 'zoogezegde ondervraging' werden ze allen ter dood veroordeeld.
Dan volgt de opsomming van de veroordeelden, met naam, afkomst en geboorteplaats.
Het vonnis wordt afgedrukt - in het Frans en het Vlaams...
De Rees is er nog altijd diep verontwaardigd over in zijn toespaak.
Dit vonnis is eene eeuwige schande voor de Fransche verdrukkers. Het recht van verdediging, het natuurlijke recht van elken beschuldigde, was niet begrepen in les Droits de l'Homme. Doch waartoe zou verdediging gediend hebben. Die Fransche wereldhervormers waren te laag gezonken om de edele drijfveeren der Boeren te begrijpen. Op voorhand was hun doodsvonnis vastgesteld. Er moest bloed stroomen om die tijgers te voldoen. Ze hadden reeds koningen-en priestersbloed gedronken. Nu moest men zich verzadigen aan des volks. De kans was schoon. En spottend, uitdagend klonk het: Liberté, Egalité, Fraternité ou la Mort! In den naam dier vrijheid werden 41 helden vermoord die gestreden hadden voor de vrijheid hunnen godsdienst en hunnen geboortegrond. In den naam dier gelijheid werden 41 volksjongens veroordeeld die beletten wilden dat anderen zich vet mestten met hun goed en bloed! In den naam dier broederlijkheid werden 41 martelaars getroffen die niet langer dulden konden, dat het beste deel des volks, zijne priesters, op vreemden bodem onder een doodend klimaat werden gezonden, en zijn kloektste zonen weggesleurd als kanonnenvleesch naar de slagvelden! De beulen waren dorstig. Denzelfden dag nog moest het bloed stroomen!
De veroordeelden werden uit het gevangenhuis gehaald en tussen twee rijen soldaten met brandende toortsen naar het Sint-Romboutskerkhof gebracht. Heel die plaats was met nog meer soldaten afgezet. De gevangenen wisten toen nog niet dat zij gingen terechtgesteld worden. Pas toen ze tegen de toren werden geplaatst, beseften ze het...
Een half uur later was het voorbij...
Het was de avond van 23 oktober 1798...
(schilderij op expo over Boerenkrijg in 2011 in hoogkoor van de kathedraal)
Een of twee martelaars lieten zich vallen voor de schoten op hen gelost waren, maar de bloedhonden spaarden niemand. De overlevering verhaalt dat een der veroordeelden, die niet doodelijk gekwetst was, op handen en voeten voortkroop in de duisternis om te kunnen ontvluchten. Hij zou daarin gelukt zijn, maar eene vrouw begon te roepen en wees hem aan. De beulen sprongen toe en vermoordden hem insgelijks. De vrouw verwekte door hare onmenschelijke handelswijze de woede der toeschouwers. Zij werd schrikkelijk gestraft. De knaging wroette aan haar hart, het eene ongeluk trof haar na het andere en zij stierf zinneloos...
De Fransen begroeven de slachtoffers in een put niet ver van de plaats van de strafuitvoering. De terechtstelling had de Mechelaars schrik en afschuw ingeboezemd.
Doch de lijdenskelk was nog niet uitgedronken. Ter oorzake van het stormen der Boeren op Sint-Romboutstoren, werd door de Franschen bevel gegeven de uitnemend schoone klokken der kerk van OLV-over de Dijle in stukken te slaan. (...) Zooals men weet bleef onze beroemde beiaard van Sint-Romboutstoren gespaard dank aan den beiaardier Haverals, die republikeinse liederen speelde.
Huiszoekingen, nieuwe oproepen voor de krijgsdienst, het opnieuw oprichten van een vrijheidsboom: de opstand leek bedongen.
De schrijver eindigt met een gedicht van niet nader genoemde Mechelse dichter die in de abdij van Tongerlo woonde. Pure pathos...
Toen eer en deugd een gruwel was geworden;
toen fransch verdef regeerde in klaren dag;
toen in de naam van liberté een leger
van priesteren Gods in fransche boeien lag;
dan liepen zij, de Vlaamsche vogelvrijen,
met riek en roer tot wederstadn te gaar;
zij wilden weer de wreed ontwrongen vrijheid,
hun vrijheid ja,
voor Heerd en voor Altaar!
En zo gaat dat een aantal strofen voort.
100 jaar later.
De ijveraars van het Davidsfonds krijgen het voor mekaar: het Boerenkrijgkruis wordt opgericht op de plaats van het onheil. In opvolging van gedenktekens in Hasselt, Mol, Meerhout, Herentals, Bornem... krijgt Mechelen ook een monument om de feiten te herdenken. "Een kruis, het zinnebeeld des lijdens en ook der hoop van den christen. Wat was de strijd der Boeren anders dan lijden gesterkt door hunne godsdienstige overtuiging!"
Boeiend boekje niet? Een fantastisch tijdsdocument... Om te lezen: de regels en 'tussen de regels'...
Het kruis op het Sint-Romboutskerkhof blijft een stille getuige van een woelige periode op het einde van de 18de eeuw in onze Dijlestad.
Gust de Rees dacht dat het erg was maar het historisch onderzoek was nog jong want het was nog veel erger dan hij al dacht.
De Franse invasie begon met vandalenstreken: vernietiging van de gebouwen van de abdijen van Affligem, Villers en de magnifieke Sint-Lambrechts in Luik.
"Beroof België van zijn bestaansmiddelen" was de letterlijke opdracht die de schurk Lazare Carnot (inderdaad van de Carnotstraat) aan de Franse sprinkhanenlegers gaf. Alle achterstallige belastingen moesten binnen de 24 uur van de bezetting betaald worden. De Zuidelijke Nederlanden kregen direct een oorlogsbelasting opgelegd van 2 maal de inkomsten van een normaal belastingsjaar. Alle ijzer, kolen, hout, oliën enz. benevens alle paarden en karren werden in beslag genomen en vergoed met assignaten. Dit waardeloos papier was één jaar later nog ...2% waard van de nominale waarde. Er werd niet langer meer wol, suiker, tabak enz. geïmporteerd zodat de vele thuiswerkers geen grondstoffen meer hadden. De werkloosheid die in de Zuidelijke Nederlanden minimaal was, steeg naar 50 % (in Leuven had nog 10 % van de arbeiders werk). De zogenaamde bevrijders van de obsccure katholieke kerk schaften de verplichte kerkelijke tienden NIET af en eisten ze zelf op. De ongedisciplineerde Franse legers brachten dysenterie en tyfus mee. Gemiddeld stierven in de jaren na de komst van de Fransen vier keer meer mensen dan in de jaren ervoor. In sommige platttelandsgemeenten liep het aantal doden tot meer dan negen keer het normale op. De Zuidelijke Nederlanden werden beroofd van hun kunstschatten: 50.000 kunststukken verdwenen en een groot deel kwam niet terug. Die roofkunst (o.a. uit Mechelen) hangt nog altijd in de Franse musea.
De bescherming van de arbeiders werd geliquideerd want gilden en ambachten werden afgeschaft tot jolijt van de haute bourgeoisie. Priesters moesten onderduiken of anders een eed van haat t.o.v. de monarchie afleggen. En daar kwam dan nog de verplichte legerdienst bovenop; iets wat de Zuidelijke Nederlanden nooit gekend hadden. Er zijn 80.000 Zuid-Nederlanders gesneuveld in dienst van de Franse grootheidswaanzin.
Wat kregen de mensen in de plaats ? Een bruikbaar metriek en decimaal stelsel en via de code civil een schijnbare rechtsgelijkheid (90 % van de bevolking was te arm om daar gebruik van te maken). Maar het "progressieve en linkse" Frankrijk vond dat rechtsgelijkheid niet gold voor bijna 50 % van de bevolking. In tegenstelling tot het Ancien Régime waar getrouwde vrouwen wel rechten hadden, bepaalde la France dat gehuwde vrouwen gelijkgesteld werden aan....minderjarigen en voor alles de toestemming nodig hadden van hun man (theoretisch zelfs om een pakje boter te kopen) zoals wij nog in 1960 leerden in het Atheneum. Na 5 jaar ellende, plundering en verarming werd het iets beter na de staatsgreep van Bonaparte maar daar kwamen dan censuur en personencultus plus permanente oorlogen bij op een manier die aan Goebbels doen denken. Kortom, wat hebben wij veel aan de Fransen te danken.
Bron: Hervé Hasquin en medewerkers in La Belgique Française 1792 -1815
en oh ja, Hasquin -geboren in Charleroi- was rector van de ULB, minister in de Brusselse regering en niet bepaald een Franshater.
Wat een schande! Wie doet nu zoiets?
Tièns? van wanneer dateert deze foto? En wat gebeurde er?
Wat er gebeurde weet ik niet maar de foto werd genomen in 1973.