Een leven stevig op de pedalen: Vic Van Nuffel

 

(foto's: Jan Smets.  Archiefbeelden: Geert Clerbout - boven:kampioen België, 1959)

Zeebrugge.  Heiststraat.  Een korte maar vrij hevige bui: het wolkendek is grijs en we krijgen een zomerdag op z'n Belgisch na wekenlang boven onze stand te hebben geleefd.

De vismijn is vlakbij.  De zee is dat ook.  Maar die heb ik niet gezien.  Daar was geen tijd meer voor.  Méér dan drie uur heb ik naar haar geluisterd: een wervelend verhaal - bol staand van anekdotes, leuke herinneringen; een levensverhaal van knokken, er-voor-gaan, van vallen en opstaan.

Ze doet open.  Het ijs is dadelijk gebroken.  Meer nog: er is geen 'ijs'.  Vanaf het eerste moment klikt het.  Ze toont zich een warme, spontane vrouw - sterk, puur én écht.  Ze heeft lak aan hypocrisie - aan vals vertoon heeft ze een broertje dood.  Ze is wie ze is en wie ze altijd was...: Victoire - 'zeg maar Vic' Vannuffel...

 

"Het is hier niet meer zoals vroeger", zegt ze.

"Vroeger liep je de vismijn gewoon binnen en buiten... Da's allemaal anders nu.  En de garnaal is schaars en duur geworden..."

Anders had ze me die beslist voorgeschoteld.  Maar haar welkom is warm en gemeend.

Victoire Van Nuffel is één van de strafste madammen die ik ooit heb ontmoet.  Al van in de jaren zestig van vorige eeuw woont deze geboren en getogen Mechelse aan de kust. Eerst was ze aan de slag in een café in Blankenberge.  Nadien werd ze in 1969 'Vic van de Central': haar eigen café in Zeebrugge.

Ze praat met een Westvlaamse tongval.  Het Mechels sijpelde in de loop der jaren langzaam weg.  Maar: ze vindt Mechelen nog steeds een mooie stad.  Heel zeker.  Maar of ze na al die jaren nog zou terugkeren?  Nee. 

"Waarom?  Ik ben in Mechelen een vremde luzze geworden..."

Misschien is dat wel waar.

Wellicht zegt haar naam jou niks.  Dat kan best.

Ofwel zag je heel onlangs de knappe reportage van Geert Clerbout, Mechels historicus en VRT-medewerker op Canvas: 'Victoire. de koers van mijn leven.'  Daarin focust hij op haar wielercarrière.  Want ja: Vic - die groottante is van Geert (hij kent haar van in zijn kinderjaren, toen hij met zijn moeder waar wat graag op bezoek bij haar ging) is inderdaad een grote wielerkampioene geweest!

Ze zat stevig in het zadel en stond flink op de pedalen.

 

 

Ze stond haar mannetje toen het vrouwenwielrennen nog met een scheef oog werd bekeken.  Toch gaf ze iedereen te kijken.  Meewarig hoefde er niet gedaan te worden.  Ze was koploper.  Letterlijk en figuurlijk. 

Voor de reportage ging Geert met zijn ploeg met haar naar Parijs.  Daar bracht ze immers een stukje van haar leven door - bouwend aan haar fietscarrière én...de liefde volgend.   Ze amuseerden er zich kostelijk.  Vic reed een rondje op de Place de la Concorde en ondertussen werd ze gevolgd door de camera.  Ze vertelt het al lachend.  Nog altijd beleeft ze er plezier aan.  "Toffe mannen", zegt ze.

Geert heeft een boon voor haar.  Tante Vic is hem heel dierbaar.  Noem het maar 'bewondering'.  Zo ijverde hij een tijdje geleden om in Hombeek - hun beider geboortedorp - een fietsknooppunt naar haar te vernoemen. 

 

 

Maar Victoire was méér dan dan de wielerkampioene die wist te verbazen.  Vic IS meer.  Naast de onverschrokken, flink uit de kluiten gewassen sportvrouw, was ze ook lang voor ze naar de kust verkaste, een dame die steeds recht door zee ging.  Onrechtvaardigheid kon ze niet verdragen en als feministe ijverde ze voor gelijke rechten voor man en vrouw.  Sterk en onverzettelijk en geen blad voor de mond nemend: dat was ze altijd.  Ten voete uit.  Bovendien maakte ze nooit een geheim van haar geaardheid.  Ze is lesbienne.  So what?  Ook dat was iets dat in haar jonge jaren niet werd aanvaard en doodgezwegen.  Maar Vic kwam er voor uit.  Ze kwam uit de kast zonder schroom.  Vrije meningsuiting vond ze altijd belangrijk.  Aanvaarding en gelijkberechtiging: daar gaat het om.  Graag stond ze hiervoor op de barricades als een moderne Marianne.

In de living van haar gezellige woning - die volgestouwd staat en hangt met herinneringen - en jawel: een échte 'Mechelse kast', schilderijen met vissersboten, miniatuurfietsjes, een zwart-witfoto van een kampioenenhuldiging, hangt ook een affiche van tennister Martina Navratilova die zich ooit ook moedig outte.  Niet evident in sportmiddens.

 

 

Vic werd geboren in Hombeek.  Op 7 oktober 1937.  In het najaar mag ze dus 80 kaarsjes uitblazen.  Haar ouders, Rik Van Nuffel en Josephine Van Crombruggen hebben in het dorp een fietsenwinkel.  En vader koerst ook.  De appel valt dus niet ver van de boom.   Eén broer heeft ze: Paul.  Deze woont nu in Blaasveld.  Voor hem moest ze als kind en jong meisje niet onderdoen, 'onze' sterke Vic.

 

Op een bepaald moment leerde onze Paul boksen, en hij wou me dat eens demonstreren.  Ik kreeg een flinke 'patat'.  'Zo heb ik dat geleerd', zei hij.  Ik gaf hem een goeie 'toek' terug.  Ons moeder kwam er tussen en zij deelde in de klappen.  Wij - alle drie 'bleiten'.  Hij heeft nooit meer gebokst...

Lang zal het gezin niet in Hombeek blijven.  Want in mei 1940 - Vicje is dan amper drie jaar oud - laat het Belgische leger de Zennebrug opblazen om de Duitsers in hun opmars te hinderen.  Niet enkel de brug gaat de lucht in: ook het dak van de ouderlijke woning moet er aan geloven.  Blijven wonen in Hombeek is geen optie meer.  Da's onmogelijk geworden door de schade, en het gezin van Nuffel verhuist naar de Galgenberg.

De familie heeft het in die verwarde oorlogsjaren niet breed, en vader is op de koop toe nog terwerkgesteld in Duitsland.  Het gezin leeft lang gescheiden.  Dit zorgt later zelfs voor een zekere verwijdering tussen de ouders. De jonge Victoire moet ook de handen uit de mouwen steken.  Er moet immers geld op de plank komen.  Ook zij moet gaan werken.  Vic is slechts veertien jaar als ze in de Mechelse dekenfabriek Thierry wordt tewerkgesteld.

 

Ik verdiende er 3,75 frank per uur en heb er mijn schouders kapotgewerkt.  Het werk was zwaar.  Ik draag er nu de gevolgen van.  Ik heb niet alleen nieuwe knieën, maar ook nieuwe schouders.  Allemaal 'Tupperware'. Levenslange garantie!

 

Ze kan er gelukkig om lachen...

 

 

In de fabriek komt ze ook in aanraking met de ongelijkheid tussen man en vrouw.  een man verdiende er voor hetzelfde werk flink meer dan een vrouw.  Dat kon ze niet verdragen. Hier kiemde wat haar later zou doen uitgroeien tot overtuigde feministe.  Heel haar verdere leven zou ze steeds blijven opkomen voor de rechten van de vrouw.  Op het werk, in de sport...  Ook voor het recht op abortus kwam ze op - ze stapte mee op in betogingen en op 11 november was ze een trouwe klant op de Nationale Vrouwendag.

De jonge Vic is sterk en sportief en als meisje steekt ze vaak met kop en schouders uit boven de jonen ouwen dok'gens van haar leeftijd.  Zwemmen doet ze graag.  Ze trekt geregeld haar baantjes in 'den ouwen dok'.  Op een mooie dag willen een vijftal kerels haar een lesje leren.  Zijn ze jaloers omdat ze beter kan zwemmen?  Eén van hen wil haar kopje onder duwen.  De aanwezige redder kijkt toe en lacht.  Hij doet niets.  Maar dat is buiten de waard en Vic gerekend.   Ze grijpt de dader stevig vast en houdt hem zelf een hele poos onder water. "De redder is er moeten tussenkomen, of hij was zeker verdronken..."

Vic wil ook 'coureur' worden.  Maar vrouwen worden in die tijd nog niet toegelaten in het Belgisch wielermilieu.  Maar Vic zou Vic niet zijn als ze niet zou doorzetten.  Vastbesloten om haar droom waar te maken legt ze zich hier niet zomaar bij neer.  Ze probeert het eerst bij de 'véloclub' van Hombeek, maar daar wil men haar niet inschrijven.  Ook bij de Belgische Wielerrijdersbond krijgt ze een 'njet' te horen.  Met een Mechelse jeugdvriend, de latere acteur Guido Horckmans, begint ze te koersen op de vélodroom van Walem...

Vic gaat toch van start in vele koersen ondanks het feit dat ze van de Bond geen vergunning krijgt.  Dat kan ze alleen maar waarmaken doordat ze in Parijs  bij de UCI een internationale wielervergunning weet te versieren.  Met die licentie in de hand kan ze wel enkel in het buitenland aan de slag.  Voor vrouwen worden er op dat moment nog geen wedstrijden georganiseerd.

Dab gaat het snel voor Vic.  Het begint op wieltjes te lopen.  In 1956 wint ze het onoficiële Belgische kampioenschap op de weg.  Als pionier van het vrouwenwielrennen schrijft ze geschiedenis.  Ze heeft een sterk en onwrikbaar karakter en gaat er ten volle voor.  Ze wordt als een echte Flandrien beschouwd en zelfs een Briek Schotte heeft meer dan lovende woorden voor haar.

In het magische jaar 1958 is het hek helemaal van de dam als ze het eerste Europese Kampioenschap wint.  En in eigen land wint ze drie keer op rij het toen nog onofficiële Belgische kampioenschap (in '56 voor de eerste keer, en dan ook in '57 en '58).  Het jaar daarop mag ze in Antwerpen op het ereschavotje staan van het eerste erkende kampioenschap.  Heimelijk plezier heeft ze als ze bij de ontvangst op de Belgische Bond ook Carlo Philips ziet staan - de man die haar eertijds weigerde in zijn Hombeekse club...

 

(op de piste van Rocourt.  Kampioen van België...)

 

In 1957 start ze in de eerste Ronde van Frankrijk voor vrouwen.  Maar ook die is dan nog niet officieel erkend.  Dat zou pas veel later gebeuren in 1986.  Dan is de carrière van Vic reeds lang voorbij.

 

Ik ben moeten stoppen met mijn knie.  Mijn wielercarrière: dat is 'passé'.  Het heden telt.  De Ronde van Frankrijk volg ik nu nog slechts met een half oog.  Ik kijk alleen naar de aankomst...

 

Maar met haar koersfiets wil ze nog wel eens poseren.  Ik moet niet erg aandringen.  Snel kan ik haar overhalen.  Ze zet haar fiets buiten en nog vrij fluks zet ze zich op het zadel.  Vic doet nog korte ritjes in de buurt.  In haar huis staat ook een hometrainer.  Maar die gebruikt ze amper...

Ja, die carrière van Vic...

Ook op de piste blinkt ze uit.  In 1959 behaalt ze een nationale titel.  Op de wielerbaan van Walem oefent ze met Rik Van Steenbergen.  Ze leert de knepen van het vak in deze aparte discipline.  De successen stapelen zich op.  Het klikt tussen hen beiden.  Op een Rik Van Looy heeft ze het minder begrepen. 

 

 

Jammer genoeg wordt ze nooit wereldkampioen, al zat de kans er dik in.  Op het allereerste wereldkampioenschap in Reims in het jaar 1958 moet ze de duimen leggen voor de Luxemburgse Elsy Jacobs.  Vic wordt wel verdienstelijk vierde.  Het jaar daarop waagt ze opnieuw haar kans.  Maar een valpartij trekt een streep door haar plannen.  Ze kan deze titel niet toevoegen aan haar indrukwekkend palmares...

 

Maar elk jaar word ik nog uitgenodigd in Luxemburg om op de Grand Prix Elsy Jacobs het startschot te geven...

 

Na enkele jaren koersen in eigen land, zegt Vic België en de Flandriaploeg van Briek Schotte vaarwel en ze komt in de stal van Jacques Anquetil en André Darrigade terecht.  Ze gaat in Parijs wonen en heeft er een tijdlang een relatie met een jonge Franse wielrenster...  In Frankrijk behaalt ze ook de ene overwinning na de andere, en in dat land, maar ook in Italië behoort ze tot de top...

 

 

Parijs heeft me deugd gedaan.  Een wereld ging open.  Ik herinner me nog dat ik met de trein naar parijs reed.  Uitzonderlijk droeg ik toen een rok.  Een soldaat in mijn coupé wou me aanranden, maar ik heb hem een ferme klap gegeven dat hij niet meer recht kon.  Schrik had ik niet.  Dat heb ik nooit gehad...

 

Rijk worden in het wielrennen was niet aan de orde.  Van het startgeld en de premies alleen viel niet te leven.  En daarom diende Vic tussendoor ook nog elders te werken.  En zo komt Vic in Battel  terecht in de villa van Madame Denis - Louise Empain, zus van de legendarische baron Edouard Empain.  Het is het begin van een wonderlijke en merkwaardige periode: twee totaal tegengestelde vrouwen trekken een periode samen op: een wereld van verschil: de toen reeds bejaarde generaalsweduwe - streng en elitair en de jonge, onbesuisde wielrenster...

 

 

Het kasteel is dan reeds afgebroken en de rijke adelijke weduwe woont in haar villa in de Vijverstraat.  Ze is de jongste van het gezin Empain, en ooit woonde ze samen met haar moeder en zus op het kasteel dat de baron liet optrekken op een landgoed dat er al was van 1740.  De steenrijke en ondernemende Empain wou een woning dicht bij Brussel, die bovendien goed bereikbaar was via een waterloop.  Speciaal daarvoor, en om zijn jacht te kunnen laten aanmeren vlakbij het kasteel werd zelfs de Leuvense vaart verbreed.  Edouard Empain komt slechts sporadisch op bezoek in Battel.  Louise blijft als laatste en enige van het gezin over.  De nazaten zoeken hun toekomst elders en serieuze strubbelingen verdelen de familie.  Het kasteel wordt verkocht aan de heer Boel (van de scheepswerven) en zijn maîtresse.  Later verwerft de Belgische staat het en in 1952 wordt het voorgoed met de grond gelijk gemaakt.  Maar de Empains: onuitwisbaar is hun band met Battel...

 

Ik was 23 of 24 jaar... Ik weet het niet meer zo juist.  Twee seizoenen heb ik er gewerkt.  Ik kende de Empains van 'horen zeggen'  en van de 'tuut' van hun stoomboot Prima Vera op de vaart.  Met wat voorspraak en enige referenties van een vroegere werkster die ook van Hombeek was, en de pastoor van Tisselt, mocht ik me aanmelden bij Madame Denis - die zich overigens liever Madame Empain liet noemen.  Ze woonde alleen in de villa.  Haar enige zoon - die ook Edouard noemde - een pantoffelheld trouwens die met een Zemstse kasteeldame was getrouwd - woonde in Brussel.  (Madame Denis had haar zoon 'gepousseerd' om te huwen, maar had een hekel aan haar schoondochter.  Deze kwam nooit bij haar op bezoek). Ik diende het huishouden te doen, naast de werkvrouw Emmerance die toen zelf al een dagje ouder werd.  Madame Denis is honderd jaar geworden.  In 1971 is ze gestorven.  Haar kinderloze zoon volgde een jaar later.  De autoritaire weduwe lag met iedereen overhoop.  Ook met een deel van haar familie.  Ook was er ruzie ontstaan rond een hele dure briljanten ring.  Ik zei altijd 'mijn gedacht' en vreemd genoeg werd ik daarvoor nooit buitengegooid.  Ik mocht dat dus.  Ik kon niets misdoen.  Verder had iedereen in haar omgeving schrik van haar.  Maar na twee jaar hield ik het voor bekeken en gaf ik mijn ontslag.  Ze heeft het aanvaard, maar niet graag.  Maar ik was bang dat ik zou worden zoals 'zij'...  Ik kon niet overweg met dat aristocratische wereldje dat neerkeek op de gewone mensen.  Madame Denis voelde zich ongenaakbaar en eiste respect van het 'gepeupel'.  Ik zie haar nog staan met haar stok met zilveren knop waarmee ze gebiedend op de grond tikte.  Ze sprak uitsluitend Frans, en arbeiders die weigerden hun diensten te verlenen aan de Empains werden op staande voet uit hun pachthuisje gezet.  toen ik Madame Denis ooit smalend hoorde praten over de Vlaamse soldaten aan den IJzer die de franse taal onmachtig waren en hen 'plattebokken' noemde die enkel Frans konden als ze maar genoeg werden gestraft, is er bij mij iets gebroken.  Ook het feit dat ik door werkster te zijn bij haar steeds voorrang kreeg ik de buurtwinkels of 'de Welvaart' op de Battelsesteenweg, heeft me tegen de borst gestoten.  Bij het afscheid van haar kreeg ik nog een papier om onbeperkt toegang te hebben op de metro van Parijs - die zoals je weet nog door haar broer, de baron, werd aangelegd.  Ik heb er nooit gebruik van willen maken, en heb deze 'toelating' laten vliegen.  En toch: ondanks dit alles kan ik over haar geen kwaad woord zeggen over onze persoonlijke relatie.

 

In de villa wordt Vic bij haar 'sollicitatie' plechtig ontvangen in het Frans.  En gelukkig is Vic deze taal nu wel machtig door haar wielrennen in Frankrijk.  En...ze weet nu ook wat foie gras is, en kaviaar, en Sint-Jacobsschelpen...  Een bank vooruit!  Het voorgestelde kostuum met kanten schort en dito kantje weigert ze wel aan te doen...

 

(de villa van Madame Denis in de Vijverstraat)

 

Ik was in feite ook zo'n beetje haar gezelschapsdame.  Eigenlijk moet ze ook wel eenzaam geweest zijn.  Iedereen ging in een brede boog rond haar - in vals ontzag of uit angst.  Met iedereen had ze ruzie, en van haar familie schoot ze haast als enige over.  Ik speelde regelmatig met de kaarten met haar, waarbij ik steeds verloor, totdat ik het moe werd...  Af en toe ging ik met haar naar de mis in de Battelse kerk waar de familie een eigen ingang had!  Voor mij was ze goed.  Ik woonde ook in de villa (in een kamer die er hetzelfde zou uitgezien zijn als deze van de koning.  Ik heb het trouwens altijd wat 'raar' gevonden hoe ze dat kon weten).  Als mijn vrienden langskwamen mochten zijn ook van de champagne drinken.  Ik deed er 101 klusjes.  Ik deed wat Emmerance niet meer deed of kon doen.  Ook het vele zilverwerk diende ik te poetsen.  Maar die zilveren gespen op haar antieke schoenen: dat heb ik snel opgegeven.  Dat wou ik niet meer doen.  Haar kleren dateerden zeker van de jaren 1800.  Veel nieuws kocht ze niet.  Veel hoeden had ze ook.  Op een winterdag maakte ik eens een sneeuwman voor haar venster en zette hem één van haar hoeden op.  Vreemd genoeg was ze hier niet boos om.  Ze droeg ook een haarstukje. Op die 'postiche' moest ik héél zuinig zijn, en ik moest dat bij haar corrigeren als dat was scheef zat...   In de villa werd steeds goed gegeten.  De overschot van dat eten mocht ik meegeven voor Emmerance en haar man.  Daarin was ze vrijgevig.  Soms had ze 'goesting' in 'armemenseneten'.  Dan moest ik 'stoemp' maken.  Dan at ze zo véél dat ik dacht dat ze iets zou 'krijgen'...

 

Vic lacht.  Voor mijn ogen zie ik het beeld al van die onwaarschijnlijke combinatie van twee vrouwen...

 

Op een dag had men eens twee 'kiekens' gepikt 'in den hof'.  Waren Battelaars de daders?  Wie weet?   Ik kneep er een oogje voor toe.  Het maakte me niet uit.  Maar 'binnen moesten ze niet komen.  Dan zou ik ze in hun kraag vatten.  Ik kreeg van madame Denis een geweer om me te kunnen verdedigen bij inbraak.  Maar haar zoon Edouard waarschuwde me toch om het niet te gebruiken.  Het is nog uit de tijd van Napoleon zei hij.  Het ontploft misschien als ge de trekker overhaalt!  Ze leefde in een andere tijd - was aristocratisch opgevoed.  Toen ik op een dag na een training bezweet terugkeerde, schimpte ze.  Dat betaamde niet voor een dame.  Ze vertelde me dat als ze als jong meisje met den van haar broer gekregen Arabische volbloed ging rijden, ze ooit ook zo eens thuiskwam en van haar moeder ruzie kreeg.  Maar na mijn antwoord heeft ze daar nooit nog iets op gezegd...

 

Op het kasteel kwamen ook heel wat 'hoge' gasten over de vloer, zoals de pastoor van Battel, Madame Huygebaert van de Koloniale waren en Monseigneur Leclef...

 

Met Mgr.Leclef is ze een paar keer komen kijken naar een wedstrijd waarin ik koerste.  Madame Denis vroeg aan de monseigneur of hij 'mijne vélo' zou willen zegenen.  Maar dat weigerde hij. 'Als ze tegen de kasseien gaat, dan heb ik het gedaan...'   Een kozijn van mijn moeder had een café aan Battelbrug.  Om hem en mij plezier te doen wou Madame Denis me eens vergezellen naar dat café.  Maar later zei m'n moeders kozijn dat ik dit niet meer moest herhalen.  'Blijf weg met haar - iedereen heeft schrik van haar.  Men durft z'n mond niet opendoen.  Ze jaagt mijn klanten weg...'

 

Madame Denis vertrouwt Vic door en door, en ze krijgt zelfs de sleutel van de rijk gevulde wijnkelder.  Dat was een hele eer!  Ook bezit madame een kistje met een verzameling waardevolle gouden munten uit de hele wereld.  Maar het wordt Vic toegestaan om daar hoogstpersoonlijk haar handen eens door te laten gaan om ze te voelen...  Ze zei wel dat ze dit kistje bij inbraak zéker diende te verdedigen.

Op een dag zijn er twee officieren op bezoek in de villa en die hebben duidelijk een boontje voor Vic.  Maar daar steekt Madame Denis hoogstpersoonlijk een stokje voor.  Zélf generaalweduwe zijnde zie ze dat 'die militairen allemaal smeerlappen zijn die boven hun stand leven...'

 

Als ik niet kon slapen deed ik oefeningen naast mijn bed, zoals 'pompen'.  Zij hoorde dat 'geboenk' en vroeg me af wat ik deed.  Toen zei ze me dat ik die oefeningen naast haar bed moest doen.  Zij zou dan wel tellen...  Op 11 november kwam de Battelse fanfare altijd spelen ter ere van de afgestorven generaal Denis.  Eens is ze erg boos geworden toen een aantal jongelui het in hun hoofd had gehaald om de Vlaamse Leeuw te zingen aan haar deur.  er volgden meteen 'gepaste sancties'.  Het sponsoren van de fanfare werd gestopt.  Ooit is ze ook een tijdlang naar de kerk in Leest gegaan omdat ze om één of andere reden ruzie had met de Battelse pastoor.   Op een keer diende ik een klachtenbrief over een aantal Battelaars persoonlijk te bezorgen aan burgemeester Spinoy.  Maar dat deed ik niet.  Ik stak hem gewoon in de bus van het stadhuis.  Ik ging niet in op haar vraag wat de burgemeester nu in feite had geantwoord.  Ze schreef constant brieven, maar veel persoonlijke dingen vertelde ze me niet.  Wel deed ze me ooit het verhaal dat ze in de Tweede Wereldoorlog in Zwitserland verbleef.  Ze reed toen met het geld van de bank Empain naar ginds.  Ze werden gepasseerd door Duitsers, maar die zagen 'de vlucht' blijkbaar door de vingers.  Naar mijn vraag naar het waarom hiervan, heeft ze nooit antwoord gegeven...

 

Haar geloof speelt Vic ook kwijt door wat ze ziet in de entourage van Madame Denis.  Ze krijgt lak aan wat ze als schijnheiligheid ervaart. 

 

In de Kerk mag alles, als het maar niet geweten is.  De pastoor sprak kwaad over mijn werkgeefster tegen mij, maar toch was hij kruiperig vriendelijk tegen haar om wat geld te verkrijgen voor de kerk.  Toen ik dat doorhad heb ik hem eens vergeefs laten bellen aan de deur.  Toen was ik 'doof'.  Ik verdroeg dat niet.  de Empains financierden de parochiekerk flink, maar achter de schermen zag ik de keerzijde: het gewone volk werd uitgebuit.  Het volk kreeg aalmoezen (zo diende ik soms kolenbons uit te delen), maar zijn hadden een comfortabel leventje.  Met Sinte-Mette kwamen enkel de grootste durvers zingen aan de deur van de villa.  Zijzelf deed niet open, maar ik vulde hun 'kabaskes'...

 

Het stoort Vic allemaal.  Ondanks de redelijk goede verhouding tussen de twee vrouwen die zo mijlenver van mekaar afstaan - zo verschillend van status, achtergrond, karakter en leeftijd - voelt Vic dat ze er mee kappen moet (ook al wordt ze goed betaald). Madame Denis heeft er spijt van.  Ze heeft een boon voor haar eigen-zinnige werkster...

 

 

Ik ben weggegaan.  Later ben ik haar nog gaan bezoeken in Battel.  Ik woonde op dat moment al aan de kust.  Eerst mocht ik niet binnen in de villa.  Maar ik stoorde me er niet aan.  Ik kende de weg.  Ze kwam aan de arm van haar franstalige verpleegster me tegemoet: "Ma coureur-cycliste - ze laat me niet vallen..." zei ze.  Nog later heb ik haar in het ziekenhuis bezocht.  Maar toen ze stierf op haar honderste levensjaar heb ik het jammer genoeg niet geweten.  Ze had het voor mij.  Ik weet haast zeker dat ze mijn geaardheid kende, al sprak ze daar niet openlijk over.  Zelfs mijn toenmalige Franse vriendin is ooit door haar ontvangen in huis.  Nu ligt Madame Denis begraven als één van de drie Empains op het kerkhof van Leest.  De grond is daar droger dan in Mechelen en de pieren kunnen daar niet zo snel aan u aan...

 

In 1966 is het gedaan met koersen.  Over en uit.  De fiets gaat aan de haak.  Steeds meer blessures makten dat het wielrennen moeilijker wordt voor Vic.  Ze krijgt nog de kans om sportbestuurder te worden in Italië, maar gaar gaat ze niet op in.  Ze verhuist naar de kust...  Na enkele jaren Blankenberge wordt ze 'Vic van de Central' in Zeebrugge.

 

In het begin was het moeilijk om hier in Zeebrugge te worden aanvaard als 'vreemde'.  Men heeft me uitgetest.  Maar gaandeweg lukte het mij.  In het café kwamen zowel vissers als clochards, de dokter en de notaris en zelfs een barones met een chauffeur, die dan steevast een schoteltje garnaal met één pintje wou...  Ik stond alleen mijn mannetje in het café en in het seizoen kreeg ik hulp van personeel.  Het was hard werken maar ik kreeg respect.  Toen er eens ene boven zijn theewater dacht me te moeten affronteren met de uitspraak dat 'ik voor de wuvve' was, heb ik hem eens deftig aangesproken dat ik dat op die manier niet graag hoorde zeggen.  Als ik wist dat iemand van mijn klanten thuis zijn vrouw sloeg, zei ik dat hij dat dan maar eens beter bij mij mocht proberen.  't Zou dan rap gedaan zijn!  Ik heb in mijn café nooit de politie nodig gehad.  Ik speelde zélf politie.  Ik had een reputatie. "Steek bij haar niks uit, want als ze je 'vast' heeft lost ze niet!".   En dat deed ik inderdaad soms. 

 

Twintig jaar geleden stopte Vic met haar café...

 

 

Mijn wereldje wordt wat kleiner.  Ik woon hier alleen.  En ja: soms voel ik me wel eens eenzaam.  Maar dan spring ik op mijn vélo en rij naar Heist of Blankenberge...

 

Ze raakt het maar even aan...  Heel even.  Maar ik hoor het.  Vlug schakelt ze over op een ander thema en de uit Mechelen meegebrachte koekjes van Vanderbeek.

 

Victoire van de vélowinkel van Hombeek,

de kampioene die wielergeschiedenis schreef...

de Marianne op de barricades...

de rechtlijnige feministe...

de stoere cafébazin...

de jonge gezelschapsdame van Madame Empain...

Altijd stond ze stevig op de pedalen.

Geen blad nam ze voor de mond.

'Flandrien' - die zoals Briek Schotte zei: 'op haar chique kon bijten!'

Goedlachse spraakwaterval - sterk en gevoelig tegelijk.

Ze is het allemaal: een vrouw uit de duizend.

Het was fijn om bij haar thuis te mogen komen.

Gewoon ontwapenend is ze.

Zélfs een autoritaire generaalsweduwe van hoge komaf wist dat.

Ze verliet ons land voor Frankrijk.  Voor de koers en de liefde.

Ze zei 'foert' en trok de deur van de comfortabele villa dicht, genoeg hebbend van het klatergoud en de valse schijn...

Ze liet Mechelen achter en trok naar de zee...

De herinneringen nam ze allemaal mee.  Ze koestert ze, maar toch is het 'passé'.  Het heden telt.

 

 

De zee heb ik die dag niet gezien.  Ik heb ze niet gemist.

Het is opgehouden met regenen.

"Doe ze de groeten in Mechelen!" zegt ze bij het uitwuiven.

Straks wordt ze tachtig jaar - met haar 'plastieken knieën en schouders van Tupperware met levenslange garantie'.

Maar ik weet héél zeker dat ze het peleton nog de struiken en de vernieling weet in te rijden.  Want vrouwen uit één stuk kunnen dat.  Vrouwen als Vic blijven kampioen tot in de eeuwigheid.  Van mij krijgt ze die podiumplaats.  Al even gegarandeerd voor eeuwig en altijd.  Ook met garantie. 

 

 

 

PS: met dank aan Petra Van der Poel en Marc Van Nieuwenhove voor de tip en het aangename gezelschap bij deze ontmoeting met Vic

 

 

 

@ Jans

Een hoogst prachtig verslag over een wel zéér speciale Mechelse dame.

Het zal in 1955 geweest zijn dat ik met de fiets naar de Walemse velodroom trok om er Hugo De Coninck, een klasgenoot van mij, te gaan aanmoedigen tijdens een pistewedstrijd op die voor Mechelaars wel bekende wielerbaan.

Wat ook uitzonderlijk was, en waar ik toen als vijftienjarige geen weet van had was het feit dat er die dag ook een dameswedstrijd op het programma stond en dat Victoire Van Huffel daar de overwinning behaalde. Mijn klasgenoot Hugo zijn prestatie was iets minder.

Victoire zal toen zeventien geweest zijn en later werd zij nog meermaals Belgische kampioene naar ik vermoed?

Maar dit is ALWEER een prachtig intervieuw over deze in de buurt van Mechelen geboren en getogen superdame die ik nog vele gezonde jaren toewens. hoed af voor jouw levensweg!

Vooral haar jaren met die niet zo makkelijke edeldame is iets wat haar tot eer strekt. Zelf zou ik het met dat truttige mens niet hebben uitgehouden.

 Het is wel leuk dat Mechelen Blogt dit soort herinneringen kan losmaken bij oudere rakkers.