Opsinjoorke in Kaapstad...

met categorie:  

  (foto's: Jan Smets)

Het slordig uitgeknipte artikeltje dwarrelde uit het oude boekje dat ik onlangs op de kop tikte op een vlooienmarkt.  'Op-Signoorke in Kaapstad' werd geblokletterd in het korte Gazet van Mechelen-artikel van 26 juni 1965.  (en da's nu toch ook al bijna 52 jaar geleden).  Of onze bekendste Mechelse burger erg vaak op reis is geweest, durf ik betwijfelen.  Maar het moet alleszins de verste bestemming geweest zijn van stadsmascotte nummer 1.  Tenzij mij iemand nu tegenspreekt...

 

Het knipsel ontdekte ik vanmorgen dus bij toeval.

We kennen hem allemaal: Opsinjoorke.  En we weten wellicht ook dat hij in de 17de eeuw - in 1647 welbepaald - uit hout gesneden werd door ene Valentyn Van Lanscroon.

Oorspronkelijk werd de beroemde smijtpop 'Sotscop' genoemd.  Maar in de loop der tijden kreeg onze burger nog wel andere 'stichtelijke' namen, zoals 'Vuylen Bras', 'Vuylen Bruyd', 'Vuylen Bruydegom'.

Want het moet gezegd: deze liederlijke kerel was allesbehalve de verpersoonlijking van een brave Maneblusser.  Hij stond model voor een manspersoon die het niet zo nauw nam met de echtelijke trouw... Kortom: een leegloper en een niksnut.  En om de scheve schaatsen rijdende dronkelap een lesje te leren werd hij volgens de traditie die Spaanse wortels heeft, door samenzwerende vrouwen bij z'n 'schabbernak' gepakt en enkele keren de lucht ingesmeten.

 

 

Maar ondanks zijn niet erg eerbare reputatie werd onze Sotscop een populaire stadsgenoot.  In talloze optochten was hij van de partij, naast onze Reuzenfamilie en andere Ommegangonderdelen, en werd hij omhoog gegooid en weer opgevangen in een zeil.

Zo gebeurde het telkens en telkens opnieuw.

In het Mechelse Jubeljaar 1775 toen onze patroonheilige Rumoldus met veel vertoon in de bloemtjes werd gezet, trok de Ommegang weerom door de Mechelse straten.  En dan gebeurt het... In de Katelijnestraat staan dichte drommen toeschouwers het voorbijtrekkende spektakel te bekijken....

Om één of andere ongelukkige manier komt de houten pop in het publiek terecht.  Een onvoorzichtigheid wellicht...  De Vuylen Bruydegom komt niet veilig in het zeil terecht maar wel op een onschuldige Antwerpenaar - een 'sinjoor'.  Hij had om 'zijne nieuwe hoed' te beveiligen de handen ter bescherming omhoogestoken.  (dat beweert hij ook nadien op het proces dat hierop volgde). 

De Mechelaars interpreteren dit gebaar anders, en verdenken Jacobus De Leeuw (want dat was de naam van de Antwerpenaar) van poging tot diefstal van de pop.  En men geeft de kerel een flink pak slaag. 

Van dat moment af wordt onze vuilen burger Opsinjoorke genoemd. De reden is niet ver te zoeken.

 

 

Nu nog wordt Opsinjoorke meegedragen in allerlei stoeten.  Maar voorzichtigheidshalve en uit respect voor 'zijn leeftijd' wordt nu gekozen voor een kopie van het origineel.  De échte smijtpop kreeg zijn plaatsje in het museum.  Daar werd hij jarenlang opgeborgen in een met een aantal hangsloten stevig beveiligde kist.  Als het stadsmuseum Hof van Busleyden volgend jaar weer opengaat, zullen we hem daar ook terug kunnen bewonderen...

Waarom dan zo'n strenge beveiliging?

Tja: het gaat natuurlijk om belangrijk erfgoed van onze stad.

 

 

Toch is men in het niet zo héél verre verleden er tweemaal in geslaagd om Opsinjoorke te roven.

Zo werd op 7 december 1949 de pop ontvreemd door Antwerpse studenten (want in de sinjorenstad was men de feiten van 1775 nog lang niet vergeten).  Een maandlang huist onze eerste burger in de koekenstad waar hij zelfs een tijdje wordt tentoongesteld in het Rockoxhuis.  Pas op 7 januari, en na bemiddeling tussen de burgemeesters van Antwerpen en Mechelen, komt Opsinjoorke weer naar z'n thuisstad.

In 1971 is het wéérom prijs!

Opsinjoorke verdwijnt weer uit het museum.  Nooit werden de daders gevonden.  Enkele dagen na de diefstal wordt Opsinjoorke teruggevonden op de binnenkoer van de Mechelse gevangenis...

Ondanks alles, en ondanks de hoge bescherming die onze mascotte geniet, mocht hij af en toe blijkbaar 'het huis uit'.

Zo ontdek ik het in het krantenknipsel dat ik vanmorgen onder ogen kreeg...

In juni 1965 onderneemt Opsinjoorke een verre reis.

Ik laat jullie graag meelezen:

 

 

Opsinjoorke op reis... Het was een nieuw feit voor mij...

 

 

 

En zo zag Alfred Ost hem

Het Opsinjoorgooien is al een hele tijd toevertrouwd aan een groep die verbonden is met de volksdansgroep Tijl Uylenspiegel, gevestigd in Sint-Katelijne-Waver. Zij doen dat met overgave, maar één ding zit mij daarbij al jaren dwars. Blijkbaar heeft niemand hen ooit op de hoogte gebracht dat bij het opgooien van de smijtpop een vers hoort te worden gescandeerd. De tekst is geen geheim, hij staat afgebeeld op het bronzen beeld voor het statdhuis:

Hier ziet men, dat ik niet 'n lieg.
't Is zo dat ik ten hemel vlieg.
Wie dat mij redt van werdval
bezit de grootste kunst van al.

Volgens sommige bronnen zou dat zelfs ooit op muziek gezet zijn, zodat de Opsinjoorgooiers het konden zingen. De melodie heb ik echter nergens teruggevonden.

Maar ook zonder zang is het vers toch mooier dan het nogal primitieve "Allez, Sinjoor.... OP SINJOOR, ... 1 2 3"  dat nu aan het opgooien vooraf gaat. Jammer dat ze dat stukje traditie niet weerhouden hebben. Uit onwetendheid?