(foto's: Jan Smets)
Ik heb een zwak voor oude (portret)foto's. En dat is nog zacht uitgedrukt. Ik ben een verwoed verzamelaar - een 'collectioneur' van een vergeeld verleden - een 'archivaris' van haast vergeten familierelicten die dreigen verloren te gaan. Ze tonen reeds lang overleden voorouders met ernstige of dromerige blikken in een burgerlijk decor of tegen een achtergrond in 'artistieke flou'. Memorabilia in sepia. Ik kan ze niet zomaar weggeven of - erger nog - droppen bij het 'oud papier'. Ook al heb ik een flink aantal van hen nooit gekend, of van hen slechts horen praten in anecdotische verhalen: ze zitten in mijn genen; in wie ik ben en in wat ik doe. Als ik ze zou weggeven of weggooien is dat laatste teken van hun bestaan voorgoed weg. Want hun levensverhalen zijn niet neergeschreven in historische boeken. Ze leefden hier in onze stad hun leven - in goede en kwade dagen, zonder grote bijzonderheden en zonder de loop van de geschiedenis te hebben gewijzigd. Al wat ze deden en dachten werd van generatie op generatie doorverteld, en bij elke generatie verdwenen steeds meer details, tot alleen de contouren overbleven. Zo gaat dat. Dan rest alleen nog het portret. En daar kan ik dan geen afstand nemen.
En daarover wil ik het nu net hebben. Over die portretfotografie in het Mechelen - over die embryonale fase van de fotografie en de pioniers van dat toen populaire revolutionaire medium.
Nu sta ik wel stevig in het heden en heb een gezonde kijk naar de toekomst. Wees gerust. En voor wie er mocht aan twijfelen: ik verzink niet constant in zweverige nostalgie als ik door mijn verleden wandel.
Toch heb ik hier naast mijn pc waarop ik nu ook dit artikel tik, een fotowand gemaakt met een verzameling van vele oude familieportretten. En ze kijken allemaal over m'n schouder mee. Dus: ik moet opletten met wat ik zeg...
(mijn grootmoeder Jeanne Van der Poel bij haar Plechtige Communie in 1914. De foto werd genomen bij Otto Gunckel in de Consciencestraat)
(mijn grootvader Clément Lauwers en overgrootvader Jaak Lauwers)
(overgrootmoeder Maria Van Santfoort met zoon)
(het gezin van mijn overgrootouders Lauwers-Verboomen)
(met mijn betovergrootmoeder Louisa Bauwens. In het 'wolkje' haar schoonzoon die krijgsgevangen was. Foto genomen bij Pierre Koekkoek)
(familieportret met mijn overgrootouders Van der Poel)
(overgrootouders Smets-Van Crombruggen)
(oudtante Elisabeth Van der Poel met echtgenoot Bert Jacobs. De foto werd rond 1920 genomen bij A.Roman uit de Egmontstraat)
Alle gekheid op een stokje: ieder mag een passie hebben, niet?
In lang vervlogen tijden bestonden van jan-met-de-pet géén portretten. Er werden enkel dure schilderijen geborsteld van weledele lieden, vorsten en andere blauwbloedige personaliteiten. De gewone man was hoogstens een figurant die toevallig opdook op het doek. Of...zijn ding mocht doen in Breugeliaanse taferelen en andere schilderijen die het landelijke of volkse leven trachtten weer te geven. Maar poseren voor een portret: nee, dat was niks voor jan modaal.
Vorig jaar kreeg ik de leuke uitdaging om hierover in een derde kleuterklas te vertellen. Ik vroeg mijn jonge toehoordertjes hoeveel keer ze al op een foto stonden in hun nog vrij prille leven. En dat was beslist méér dan 100 maal, bevestigden ze me. Ik geloof het graag en ik dacht dat een veelvoud van dit getal ook best zou kunnen. Ik vertelde hen over de koninklijke portretten van weleer.
En dan kwam de fotografie er aan. En die werd op korte tijd enorm populair. Maar de mensen namen zélf geen kiekjes in die beginperiode. Het was nog een hele kunst toen, en van een eigen camera bezitten was nog lang geen sprake. Men trok toen - stijfdeftig in in z'n beste zondaagse kledij naar de fotograaf voor een (familie)portret. Misschien was het zelfs het enige portret dat ooit van hen genomen werd? En als het niet bij dit ene bleef: veel foto's zullen van onze voorouders niet geschoten zijn.
Nadien 'transformeerde' ik me in de ouwe Mechelse fotograaf - met die klinkende naam - Pierre Koekkoek. De kleuters mochten zich verkleden in een opa of oma en plaatsnemen achter een lege lijst, met aangeplakte snorren, met hoedjes en sjaals...
Moet ik nog vertellen dat het een héle leuke bedoening werd?
In onze stad onstond de fotografie rond 1840. Het nieuwe medium was enthousiast onthaald in de grote steden, en Mechelen bleef niet lang achter. Een twintigtal jaar later waren zo'n twintigtal fotografen actief in Mechelen.
Zeggen de namen van Pierre Koekkoek, Morren en Scheffermeyer je wat? Wellicht wel. Je ziet hun namen vaak op oude foto's vermeld.
Fotografen trokken in die tijd dikwijls van stad naar stad. Daarom treffen we ook nog al eens buitenlanders aan in het rijtje fotografen die in onze stad aan de slag gingen.
Binnenkort, op dinsdag 21 februari (20 uur) gaat een heel boeiende lezing door over deze pioniers van de fotografie in onze stad.
In het Stadsarchief in de Stassartstraat 145 zal Axel Vaeck onshierover vertellen. Hij zal dan praten over deze begindagen van de fotografie in Mechelen, en maakt ook nog een zijsprongetje naar de twintigste eeuw met fotografen als Louis Van Zeir en Leo Van Baelen.
Axel is documentalist in het archief en is ook lid van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen. Het is trouwens deze vereniging die de lezing organiseert.
Een aanrader! Alleszins.
Het was in die tijd blijkbaar de mode dat iedereen zich bij Koekkoek liet fotograferen (de concurrentie zal toen wel heel gering geweest zijn). Onderstaande foto nam Koekkoek in 1912 voor de trouw van mijn grootouders Simonis-Bergiers. Het interieur is hetzelfde en blijkbaar kon men voor het nemen van de foto tijdelijk over een "hoge buis" beschikken.
En... noblesse oblige, Pierre Koekkoek woonde te Malines !
Schitterend Roger! Die foto toont inderdaad grote gelijkenissen met de trouwfoto van mijn overgroottante Caroline Derweduwen en haar man Jan Haesendonck (helemaal bovenaan). Het decor is nagenoeg hetzelfde...
In de familei bij ons was Scheffermeyer de fotograaf van dienst.
We zullen eens in de archieven duiken, want ik heb hier ook nog van die trouwfoto's liggen.
Die Pierre Koekoek komt me ook bekend voor.
@ Jan, het decor IS hetzelfde (zie "balustrade" rechts). Alleen de stoel is anders.
@ Malenie, Scheffermeyer is nu niet onmiddellijk een naam waarover men struikelt zoals bvb Janssens, Peeters of Claes maar in de jaren 50 en 60 werkte er bij ons in de marmerzaak ene "Pier" Scheffermeyer (woonde op de Brusselsestwg tegenover de "Posthoorn").
@ Jan en Roger
Naar analogie van jullie verhalen betreffende de foto's - ik zou ze zoals Guido Gezelle ze steeds "lichtdrukmalen" noemde, willen betitelen, omdat ze door echte vakmensen werden opgenomen en in hun donkere kamer werden bewerkt tot meesterstukjes van gestoken scherp, opgenomen beelden. Jouw herinnering Roger, aan die nogal Duitsklinkende naam van 'Pier' Scheffermeyer roept bij mij een ander beeld op.
In de periode van het interbellum kwam in vele Mechelse horecagelegenheden, de mode in zwang om een piano te installeren. De vooroorlogse juke-boxen als het ware. Dat waren omzeggens allemaal klavieren die zowel manueel als elektrisch konden worden gebruikt. Die dingen speelden dus ook zoals draaiorgeltjes met muziekboeken die er eerst werden bijgeleverd en later aangevuld met betaalde exemplaren naargelang de top-hitsmaak van die dagen. Op het instrument dat bij mijn grootouders in de zaak stond, kwam geregeld om niet te zeggen bijna dagelijks, een blinde pianospeler zijn hobby delen met de klanten. Hoeft het gezegd dat hij nooit moest vragen om een frisgetapte pint. Die werden hem door mijn grootouders wat graag gratis aangeboden. Indien sommige klanten dat al niet deden.
Die piano's werden elk jaar door Duitse pianostemmers onderhouden. Dat waren dus ook wel vakmensen die zelf een leuke melodie uit die dingen konden halen. En wat zegt nu de tekst uit een Duits succeslied van Johannes Heesters uit die tijd: "Man müste Klavier spielen können, wer Klavier spielt hat Glück bei den Frauen!"
En dat er dan al eens één van die 'stemmers-muzikanten-artiesten' een glas nuttigde met een schwärmende dame en een klapke deed dat in een meer intieme sfeer werd verdergezet, kan toch niet meer dan normaal geweest zijn. En dat die vakman-muzikant dan het volgende jaar besloot om in Mechelen te blijven pleisteren is toch niet zo verwonderlijk. Zo leuk waren de tijden in Duitsland nu ook weer niet. En hier in de ganse streek rond Mechelen en verder was die man tenminste zeker van en goed belegde boterham.
Die piano heb ik zelf nog gekend en ik mocht er al eens op tokkelen. Niet te lang echter want de oren van onze ouders en grootouders hadden al genoeg geleden onder het lawaai van ontploffende bommen. Maar grootvader had wegens de bombardementsschade aan zijn herberg het geld van dat ding nodig om weer wat boven water te komen. Dus werd ze verkocht met al de muziekrollen inbegrepen. Of er na de oorlog 40/45 nog Duitse pianostemmers naar Mechelen zijn afgezakt, durf ik te betwijfelen. Maar zeker is dat die klaviermensen zowel als de fotografen in de stad graag geziene vaklui waren.