(foto's: Jan Smets)
De koperen plaat die het gat met de trap naar de crypte onder het hoogkoor afdekt is weggeschoven...Afdalend kom je in een vrij kleine en sobere ruimte. Hier liggen 15 van de 19 reeds overleden Mechelse aartsbisschoppen begraven. 3 zijn in Frankrijk ter aarde besteld en 1 - Kardinaal Mercier - kreeg een praalgraf in een zijkapel. 1 plaats rest er nog...
Ik slenter met Hugo Smits - die uitgebreid onderzoek deed naar de Mechelse aartsbisschoppen - door de kathedraal. Heel wat boeiende weetjes krijg ik te horen als we voorbij de vaak erg monumentale grafmonumenten lopen. Met de onpopulaire aartsbisschop De Pradt stopt een tijdperk. Deze opportunistische hoge geestelijke die zijn aanstelling te danken had aan Napoleon nam na diens val ontslag en keerde terug naar Frankrijk waar hij - het priesterschap opgegeven - begraven ligt op Père-Lachaise. Onder het Ancien Régime wordt een streep getrokken. Met de leuze 'Heer, ik weiger geen inspanning' komt de twaalfde aartsbisschop in 1817 in Mechelen aan: François-Antoine de Méan. Breekt er écht een andere tijd aan?
Het is op dit moment vrij moeilijk om zijn praalgraf te bekijken, links in de eerste zijkapel bij het binnenkomen van de kathedraal. Er zijn restauratiewerken bezig in dit deel van de kerk. Maar je kan er wel een glimp van opvangen en constateren dat het een indrukwekkend monument is...
François-Antoine de Méan wordt op 6 juli 1756 geboren in Saive. Hij studeert in Mainz, Douai en Nancy om uiteindelijk te beslissen om geestelijke te worden.
Van dan af gaat het snel voor de Méan. In 1785 wordt hij al hulpbisschop van zijn oom, de prins-bisschop van Luik, César de Hoensbroeck (die men al eens betitelde als 'le bourreau rouge' en 'le tyran de Seraing'). Hij zal zijn oom in 1792 opvolgen als bisschop. Maar het zijn uiterst gevaarlijke tijden. De Franse revolutie doet vele heilige huisjes sneuvelen. Het gaat zo ver dat hij in het jaar van zijn aantreden de vlucht neemt naar Düsseldorf. Immers: de revolutionairen hebben Luik ingenomen!
Heel even kan de Oostenrijkse Leopold II zijn gezag in de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom herstellen. Enkele revolutionairen moeten het met hun leven bekopen...
De val van Keizer Napoleon zal voor géén terugkeer naar het Ancièn Régime zorgen. Het voormalige prinsdom Luik, de Zuidelijke Nederlanden en Nederland worden samengevoegd tot een nieuw land: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
En het is koning Willem I die aan de Méan de vacante zetel van aartsbisschop van Mechelen aanbiedt. En dit is hoogtwaarschijnlijk met het sluwe idee dat de al oudere kerkvorst wel voldoende volgzaam zou zijn en niet veel in de pap zou durven brokken. Toch gaat die aanstelling niet zonder slag of stoot. Het is Rome dat een tijdlang tegenpruttelt. De keuze voor de Méan zien ze aanvankelijk niet zo zitten. Met enige diplomatie krijgt Willem het dan toch voor mekaar en in 1817 geeft de paus zijn zegen.
Mechelen maakt zich klaar om de nieuwe aartsbisschop met veel luister en uitbundig te verwelkomen.
Ze doen dit zelfs met... karamellenverzen:
Zoo lang d'onroerbaer rots zal staen en kan Gods Kerk ook niet vergaen, gebouwt op vast gronden: Roomen zend ons een weerdig man, den Aartsbisschop Prins van Méan, die zal Gods woord verkonden.
Dat is alleszins de bedoeling. Maar de 'weerdige' man is niet zo volgzaam als Willem I gehoopt heeft. En spoedig komt het tot strubbelingen tussen de autoritaire koning en de aartsbisschoppelijke prins. Zo gaat één van de meningsverschillen over de oprichting van seminaries.
We weten allemaal hoe het het Koninkrijk de Nederlanden vergaat. Het is geen lang leven beschoren. De Méan kiest in dat nieuwe België eieren voor zijn geld en zorgt dat hij goeie maatjes wordt met het nieuwe bewind. Hij weet door zijn voorgeschiedenis hoe hij met machtswisselingen moet omgaan.
In onze stad zorgt hij voor financiële steun aan priesters die geen bron van inkomsten hebben, en hij koopt zowel het Hof van Hoogstraten en het Hof van Coloma aan om er zijn Klein Seminarie in te vestigen.
Op 75-jarige leeftijd sterft de aartsbisschop en 7 jaar later zal zijn neef in de Sacramentskapel van de kathedraal een marmeren grafmonument voor zijn oom laten oprichten...
(aartsbisschop de Méan)
De Mechelse aartsbisschoppelijke troon wacht op nummer 13.
En... er komt eindelijk een stijlbreuk. Voortaan heeft de aartsbisschop geen adellijke achtergrond meer. Hij komt zelfs niet van heinde en ver, maar van Oppem waar hij in 1792 geboren is.
Engelbertus Sterckx is de naam en hij is een zoon van Guillielmus Sterckx die pachter is van het Groot Hof van Amelgem dat een abdijdomein is van de Grimbergse Norbertijnen.
Engelbertus studeert aan het Sint-Augustinuscollege in Edingen en zet zijn studies later voort in Leuven en nadien aan het Grootseminarie van onze stad. In 1815 wordt hij tot priester gewijd.
Hij begint op de laagste trap van de kerkelijke hïërarchie - en dat was met zijn voorgangers net wat anders - als pastoor in Boechout. Later wordt hij aangesteld tot pastoor-deken van Antwerpen en nog later tot vicaris-generaal van het aartsbisdom.
Na de dood van de Méan wordt hij in 1832 tot aartsbisschop gewijd. Leuk detail: de eerste seminarist die hij in die hoedanigheid tot priester wijdt is Mechelaar Victor Scheppers... Later zou hij deze benoemen tot geestelijk bestuurder van de Broeders van OLV-van Barmhartigheid.
Aartsbisschop Sterckx heeft in 1834 het plan om in Mechelen een katholieke universiteit in te richten. Maar de nieuwe universiteit houdt het slechts een jaartje uit.
Hij mag enkele jaren later nog andere katten geselen. In 1837 stelt hij dat katholieken geen lid kunnen zijn van vrijmetselaarsloges waarop velen deze loges verlaten, zoals Goswin de Stassart en Félix de Mérode. Hoewel Sterckx populair is bij de gelovigen hebben vrijzinnigen vaak scherpe kritiek op hem.
Zo klinkt het in een antiklerikaal gedicht waarbij aartsbisschop en Antwerps burgemeester Le Grelle worden gehekeld:
Sterkus, den verloren kost, had gevost in kroegen en in kasten. Maer zyn centen schoven fel en toen ging hij naer Lgrl over zynen nooddruft klagen en een luttel duiten vragen om naer huis te kunnen gaen. Zoo gezegd en zoo gedaen: en beloofde hem op het leven van die somme weer te geven. Hy zwoer het op zyn woord van eer. Ja, zei Lgrl voor dezen keer. 'k hou anders niet van leenen, 't valt my zoo hard als steenen. Zeg Buskop lief, wat deed gy met uw geld? Waer hebt ge 't zoo verspeld? Wel, 'k heb daer liggen neuken in 't wynhuis in de keuken. Gy neuken, wel Godomme, dat is laf. Wat dat ge doet, ga speelt hem nu wat af.
En dit scrabeuse dichtwerk laat aan de verbeelding niks over.
In 1838 wordt Engelbertus tot kardinaal benoemd en dat wordt uitbundig gevierd in de stad.
Nog meer gefeest wordt er bij de wijding van de Salvatorklok op de Grote Markt.
Onder impuls van de kardinaal hebben in 1863, 1865 en 1867 Katholieke Congressen plaats in Mechelen plaats.
In oktober 1863 barst een lokale schoolstrijd los in Mechelen. Het komt tot een botsing met het liberale stadsbestuur. De samenwerking voor de middelbare school aan de Kruidtuin - het Collège de Pitzembourg - waarbij de stad de gebouwen en het aartsbisdom het personeel levert, wordt stopgezet. Daarop beslist Sterckx het Hof van Prant aan de Veemarkt aan te kopen en hier het Sint-Romboutstcollege op te richten!
Op 4 december overlijdt Sterckx, net als zijn voorganger de Méan op 75-jarige leeftijd.
Hij breekt ook met een traditie. Hij wou geen grafmonument, maar na zijn overlijden wordt een kapel achter het hoogkoor aan zijn patroon, de Heilige Engelbertus van Keulen toegewijd. Het altaar is uitgevoerd in koper met gravures...
In 'de Familiekring' een tijdschrift uit die tijd, lezen we over zijn begrafenis:
Het ontzielde lichaam werd ingebalsemd, met purper bisschoppelijk misgewaad ingehuldigd, en in eene prachtige lichtkapel, op eener der bovenzalen van het paleis ten toon gelegde, de overledene het kruis in de handen houdende, scheen ingeslapen op het doodsbed (...). Den 10 December was vastgesteld voor de uitvaart en begrafenis. het lijk van den Cardinaal, ontdekt op het praalbed liggende, werd door de straten ter kerk gedragen, te midden der weenende priesters en burgers (...). Mgr. Bracq, bisschop van Gent, zong de plechtige lijkmis. Onmiddellijk daarna beklom eene kanunnik van Mechelen, de zeer Eerwaarde heer Robert, bestierder van het vermaard Colegie van Sinte-Rombout, het spreekgestoelte en las, in naam van den afwezige bisschop van Namen, Mgr.Victor-Auguste Dechamps, eene welsprekende lijkrede. De Nuntius en de Bisschoppen schaarden zich rond het praalbed dat onder het koepelgewelf van Sint-Rombouts verheven stond, en voltrokken de lijkgezangen (...). Ten zeven ure des avonds vergaderden de kanunniken in den gesloten tempel en herbegonnen de gebeden voor den overledene. Het stoffelijk overschot werd door hen in eene kostbare mahonihouten kist nedergelegd en vervolgens in de grafkelder der Aartsbisschoppen bijgezet onder den hoogen altaar aan de epistelkant. Alles was volbracht! Aldaar slaapt onze dierbare en onvergetelijke Engelbertus naast de asschen van den deugdzamen Thomas-Philippus en den grooten prins van Méan...
Op Sinterklaasdag 1810 wordt in Melle Victor-August Dechamps geboren. Zijn vader Adrien-Joseph Dechamps kocht er in 1806 een kostschool die in een vroegere priorij was gevestigd en bracht er zijn onderwijsinstelling in onder.
Als Victor 12 jaar is, verhuist het gezin naar het kasteel van Scailmont in Manage. Vader wordt burgemeester van Seneffe en inspecteur van het lager onderwijs.
Victor Dechamps studeert rechten in Brussel en schrijft voor enkele kranten waarna hij in 1832 zijn priesteropleiding in Mechelen zal afronden. Aartsbisschop Sterckx wijdt 'de man van Melle' tot priester en hij zal zijn eerste mis opdragen in de kerk van Leliëndaal.
Victor treedt toe bij de redemptoristen die zich vooral bezighouden met missie en prediking. Als predikant heeft hij beslist talent, en daarom mag hij ook de lijkrede uitspreken bij de begrafenis van onze eerste koningin Louise-Marie. Het Hof vraagt hem om godsdienstleraar en biechtvader te worden van de prinsenkinderen.
In 1862 steunt hij het plan om in ons land een korps pauselijke zoeaven op te richten om te worden ingezet bij de verdediging van de Pauselijke Staten tegen Garibaldi.
3 jaar later wordt hij bisschop van Nemen en nog eens 2 jaar later, in 1867, schopt hij het tot 14de Mechelse aartsbisschop.
Op zijn palmares staat onder meer in 1876de bouw van de Minderbroederskerk in de Karmelietenstraat, waar je nu je bedje gespreid ziet in het Kerkhotel Martin's Patershof. Enkele dagen nadat deze kerk werd gewijd kroont hij het Mariabeeld in de Hanswijkkerk.
Ook Dechamps komt in botsing met de liberalen. In 1876 kondigt de regering een wet op het lager onderwijs af waarbij in elke gemeente een officiële school moet worden ingericht. Dechamps en zijn bisschoppen gaan in verzet en mobiliseren publieke opinie en katholieke politici. Tegelijkertijd wordt een grote financieringscampagne opgezet om in zoveel mogelijk gemeenten vrije lagere scholen en normaalscholen op te richten. Zo onstaat in Mechelen de katholieke normaalschool 'Onder den Toren'. Pas in 1884 wordt de schoolstrijd gestaakt. Onder de katholieke regering komt er een nieuwe schoolwet. Maar dat maakt de kardinaal niet meer mee want in 1883 sterft hij aan een beroerte.
Op zijn vraag wordt Victor Dechamps begraven in Rumillies bij Doornik. Maar het is kardinaal Mercier die hem 40 jaar later zal bijzetten in de crypte van de kathedraal.
In de kapel van de handbooggilde in de linkerkooromgang richt men een neogotisch grafmonument voor hem in. Men ziet er de kardinaal-redemptorist knielend voor de heilige Alfonsus van Liguori, de stichter van de orde...
Met 'Alles en voor allen Christus' verschijnt Petrus Lambertus Goossens op het toneel: de 15de aartsbisschop.
Zijn vader is hereboer en jarenlang burgemeester in Perk, en het is daar, niet ver van Mechelen, dat Petrus-Lambertus wordt geboren in 1827. (in Perk bevindt zich aan de rechterkant van de kerktoren nog een een grafmonument voor zijn 'beroemdste inwoner'. Hier werd hij eerst ten grave gedragen voordat hij later naar de Mechelse crypte werd overgebracht...)
De jongeman loopt school in het Mechels Klein Seminarie en nadien in het Grootseminarie tot hij in 1850 door kardinaal Sterckx wordt gewijd tot priester. Zijn eerste mis draagt hij op in de Sint-Janskerk.
Enkele jaren geeft hij les in het pensionaat van de Bruul, is hij onderpastoor in Sint-Rombouts, om nadien te worden aangesteld tot secretaris van de aartsbisschoppelijke administratie. In 1878 benoemt zijn voorganger, Dechamps, hem tot vicaris-generaal.
5 jaar later mag hij zich bisschop van Namen noemen nadat hij in de Hanswijkkerk tot dat ambt is gewijd. En nog in datzelfde jaar zal de paus hem benoemen tot aartsbisschop van Mechelen.
Hem wacht de taak om een verzoenende rol te spelen in het gepolariseerde politieke landschap. Maar de man is geen redenaar zoals zijn voorganger, maar eerder bescheiden en minder politiek als wel pastoraal bekwaam.
De encycliek 'Rerum Novarum' en de 'kwestie' priester Daens vereisen nadien heel wat van zijn diplomatieke talenten. De spanningen tussen de conservatieve katholieke partij en de christen-democraten zijn erg hoog opgelopen.
Goossens is ook een koele minnaar van zijn moedertaal. Met tegenzin geeft hij toe aan de eis voor een gedeeltelijke vernederlandsing van het vrij middelbaar onderwijs in Vlaanderen. Pas vanaf 1895 zal hij schikkingen treffen om het 'Vlaamsch' meer aan bod te laten komen in het onderwijs.
Kardinaal Goosens neemt in 1903 deel aan het conclaaf waarop paus Pius X wordt verkozen, en zal ook de eerste steen zegenen van de basiliek van Koekelberg.
Het jaar nadien, in 1906 sterft Petrus-Lambert Goossens.
Hij krijgt ook een kapel in de kathedraal: de kapel die toegewijd was aan de heilige Libertus. Glasramen en altaar herinneren zowel aan deze Libertus en Goossens.
In de coulissen staat één van de meest invloedrijke kerkvorsten klaar: Letterlijk en figuurlijk een groot man. Bejubeld, bewonderd maar soms ook verguisd: Kardinaal Mercier...