Kardinale (on)deugden (3)

 

(foto's: Jan Smets)

Kardinaal Granvelle, onze eerste aartsbisschop telde flink wat tegenstanders.  Ze wisten maar al te goed wanneer zijn maîtresse 'La bella Simona' bij hem langskwam.  Dat werd dan stiekem doorgebriefd aan landvoogdes Margareta van Parma...

Nu ligt deze Simona - Anne Cymon, met haar latere echtgenoot Jehan Van der Laen, communemeester van Mechelen, netjes in een graf in een zijkapel van de kathedraal, terwijl haar vroegere minnaar in Besançon werd begraven. Het is maar één van de vele weetjes die de gepassioneerde Hugo Smits aan mij weet te vertellen bij een rondgang van een paar uur langs de grafmonumenten van de Mechelse aartsbisschoppen in Sint-Rombout.  Na het vertrek van Granvelle proberen zijn opvolgers Hauchin en Mechelaar Hovius in uiterst woelige tijden het hoofd boven water te houden. Met Antwerpenaar Boonen komt het aartsbisdom in rustiger vaarwater.  De bouwlustige Cruesen volgt hem op.  Nadien is het de beurt aan de aartsbisschop-van-drie-maanden: Wachtendonck.  De Berghes en De Precipiano houden het veel langer uit, maar aan de 43 jaar dienst van de volgende aartsbisschop, D' Alsace, kunnen ze niet tippen. Als de 80-jarige prelaat in 1759 sterft is de Mechelse bisschoppelijke troon weer vacant...

 

Ik stap met Hugo naar de rechteromgang van het hoogkoor.  Nog steeds krijgen de Mechelse aartsbisschoppen een protserig grafmonument, terwijl hun lichamen rusten in de eenvoudige crypte onder het altaar.  En daar staan we oog in oog met de nummer 9 van de Mechelse hoge kerkelijke leiders: Thomas d'Alsace. 

De in Brussel als telg van een adelijk geslacht geboren Thomas kiest als wapenspreuk 'Wees barmhartig'.

 

 

De kardinaal staat afgebeeld in een medaillon.  Het beeld van Maria en haar kindje Jezus was voorbestemd voor het classicistische paleis aan de Wollemarkt  waarvoor d'Alsace ooit de bouwopdracht gaf.  Zijn portret werd achteraf aan deze sculptuur toegevoegd...

De famile van wie Thomas afstamt, heet voluit de Hénin-Liétard d'Alsace-Boussu de Chimay.  En da's een hele mond vol.

De jongeman is voorbeschikt voor het priesterschap en krijgt de kans om door de jezuïeten in Brussel te worden opgeleid.   Nadien studeert hij verder in Keulen én...Rome.  In 1702 wordt Thomas d'Alsace tot priester gewijd om nadien tot bisschop van Ieper te worden aangesteld.  Het hoge ambt van aartsbisschop krijgt hij in 1716.  Het betekent de verhuis naar onze Dijlestad.  Twee jaar later is hij kardinaal.

Net als sommige van zijn voorgangers moet hij de strijd aangaan met het ketterse jansenisme.  Maar nog meer dan deze schermutselingen geeft het schipperen tussen de  belangen van Rome en die van het Keizerlijke Hof hem hoofdpijn.

 

(detail van het grafmonument...)

 

Tussen 1719 en 1741 laat hij door een Italiaans architect - zoals ik al schreef - het nieuwe paleis bouwen op de Wollemarkt.  Helemaal in de mode van die tijd.

Nadat het gebouw af is worden vijf jaar later de Nederlanden betrokken in de Oostenrijkse Successieoorlog.  Frankrijk valt hierbij onze gewesten binnen en Mechelen wordt bezet.

IN 1746 - op zondag 15 mei om precies te zijn - doet Lodewijk XV - de Franse koning in hoogsteigen persoon zijn intrede in onze stad.  De kroniekschrijvers pennen het zo neer:

 

Vanaen de Brusselse poort tot aen de Sinte-Romboutskerk als mede vandaer tot aen Pitzenburg waren op bevel van de stedelijke overheid de huizen versierd, de straten bestroeid met zavel en afgezet met dubbele ry krijgsvolk...

 

Dat moet een heel spektakel geweest zijn.  Het is kardinaal d'Alsace die de koning verwelkomt in de kathedraal met de woorden:

 

Sire, de Dieu des armées est aussi le Dieu des miséricordes.  Pendant Votre Majesté Lui rend des actions de grâces pour Ses victoires, nous Lui adressond de voeux pour les faire heureusement cesser par une paix prompte et durable.

 

Waarop de Franse koning even prompt een antwoord geeft:

 

Monsieur le Cardinal, vos voeux sont conformes à mes désirs que ne tendent qu'a porter mes ennemis à la Paix...

 

Nadien zal Louis XV de vele trappen van de Sint-Romboutstoren beklimmen.  Verblijven doet hij in de Kommanderie van Pitzemburg.

 

 

Tijdens zijn ambstperiode krijgt de kardinaal ook te maken met een dubbele moord en moordpoging in het Grootseminarie!  We schrijven december 1749.  Een theologiestudent valt drie collega's aan en twee van deze worden door hem doodgestoken.  Cellebroeders weten de dader te overmeesteren en brengen hem over naar hun klooster in Sint-Truiden, omdat 'den weereltlijcken regter aen hem de hand niet en soude slaen'.  In veiligheid dus, wetende dat Sint-Truiden behoort tot het prinsbisdom Luik.  Vreemd genoeg houdt de aartsbisschop hen een hand boven het hoofd want hij blokt een verder onderzoek af.   En daarmee is de kous af.

In de kapel van de handbooggilde treffen we in de linkerkooromgang nog een grafsteen aan van eenver familielid van de kardinaal: Maria Antonia de Cardenas.

De kardinaal is een achterneef van Ernest-Dominique de Ligne d'Arenberg, prins van Chimay.  Als deze in 1686 kinderloos overlijdt, gaan de adellijke titels over op z'n neef, de vader van de kardinaal.  De Spaanse echtgenote van deze Ernest-Dominque is...Maria Antonia de Cardenas.  Als zij sterft wordt ze eerst begraven in de Minderbroederskerk. In 1818 wordt ze overgebracht naar de kathedraal.

 

  (grafsteen van M.A. de Cardenas)

 

De oudere broer van kardinaal d'Alsace erft de titels van zijn vader en hertrouwt met Charlotte de Rouvroy, dochter van Louis III de Rouvroy de Saint-Simon, bekend als auteur van de 'Mémoires de Saint-Simon'.  Daarin laat hij zich laatdunkend over over de schoonbroer-kardinaal van zijn dochter waar hij duidelijk een minachtende mening over heeft...

Een neef van de kardinaal, Charles Joseph Alexandre Marc Marcellin de Hénin-Liétard die een zoon is van zijn jongste broer, zou later op het schavot in Parijs zijn dood vinden... 

Kardinaal d'Alsace zal zijn omvangrijke collectie boeken onderbrengen in het Mechelse paleis.  Nu nog is de bibliotheek van de kardinaal heel opmerkelijk met heel verscheiden werken over godsdienst, recht, wetenschappen en filosofie.  Later schenkt hij  de verzameling boeken aan het kapittel van Sint-Rombout.  Hierdoor krijgt ze voor die tijd een zeer uitzonderlijk semi-openbaar karakter.  Nu kan je de collectie bekijken in de Maurits Sabbebib van de KU Leuven.

In de kathedraal vinden we nu nog steeds kostbare kerkgewaden in goudbrokaat van deze kardinaal.

 

 

Nooit is een Mechelse aartsbisschop zo lang aan het bewind geweest.  Na een carrière van niet minder dan 43 jaar sterft Thomas Philippe kardinaal d'Alsace op 5 januari 1759...

En toch: met nét een jaartje minder doet zijn opvolger, De Franckenberg, het absoluut niet slechter...

Dit grafmonument van de  tiende aartsbisschop van Mechelen ligt ietsje verder dan dat van  d'Asace, en is in een zelfde stijl als zijn voorganger uitgevoerd: een pyramidevormig monument (in nepmarmer - jawel: tik er maar eens tegen...).  Ook zijn beeltenis is in een medaillon verwerkt.

 

 

Zijn grafschrift luidt:

 

Gedurende 42 jaar aartsbisschop van Mechelen, primaat der Nederlanden, priester-kardinaal van de Heilige Roomse Kerk, die na het beëindigen van zijn levensloop waarbij hij zijn geloof behield, uit dit leven naar de rechtvaardige Rechter in Breda vertrok om gekroond te worden op 11 juni 1804.  De dankbare leden van de kerkfabriek, die hij met raad heeft geleid, met zijn woorden geleerd en het voorbeeld gegeven, hebben dit monument aan hem gewijd.

 

Johannes Henricus de Franckenberg ziet  in 1726 het levenslicht in het verre Gross-Glogau in Silezië.  Hij behoort tot een grafelijk geslacht.  Studeren doet hij - weerom - bij de jezuïeten in Breslau (nu Wroclaw in Polen) en later - net als een aantal voorgangers - in Rome.  Het is de goeie springplank om het te schoppen tot deken in ondermeer Praag.

Tot bisschop wordt hij gewijd tot bisschop in het Weense Schönbrunn.  We zijn 1759.  Het keizerlijke paar is hierbij aanwezig.  Meteen wordt hij ook al aartsbisschop in opvolging van de overleden d'Alsace.

Hiermee begint zijn Mechelse carrière!

In de hoedanigheid van aartsbisschop mag hij in 1766 het tienjarige wonderkind Wolfgang Mozart met zijn zijn familie in onze stad ontvangen!  De familie doet onze stad aan op z'n Europese rondreis.  Wolfgang musiceert voor de kardinaal en krijgt van hem nadien een eredegen.  Zijn zusje krijgt Mechelse kant cadeau.

De Franckenberg heeft vaak contact met de lokale bevolking in Mechelen en tekent velevuldig present in de kathedraal én de kerk van Hanswijk. 

In 1775 wordt het jubelfeest van stadspatroon Rumoldus met heel veel luister gevierd;  Om dit allemaal te kunnen bekostigen krijgt hij van Rome de toestemming om de bedevaarders naar onze stad een volle aflaat te verlenen. 

De ondernemende de Franckenberg doet verbouwingen aan het aartsbisschoppelijk paleis en geeft de kathedraal een nieuw orgel.

 

 

Regelmatig moet hij wel optornen tegen de bemoeizucht van keizer-koster Jozef II die grote hervormingen wil in het kerklandschap.

Maar het kan nog erger.  Het is spoedig uit met het mooie liedje.  De Habsburgse tijd lijkt voorgoed voorbij als de Fransen ons land binnenvallen.   In deze heftige periode onvlucht de kardinaar in 1794 Mechelen.  Hij trekt naar Roermond en later naar Emmerich.  De Franse bezetter verkoopt het aartsbisschoppelijk paleis als zwart goed.  Na het concordaat tussen Napoleon en Rome moeten alle bisschoppen aftreden.  Ook de Franckenberg deelt hetzelfde lot.

Hij wordt vervangen door ene Jean Armand de Roquelaure.

De verbannen kardinaal sterft op 11 juni 1804 in Breda en wordt begraven in de oude Sint-Bavokerk in Rijsbergen.

Later zullen kardinalen Sterckx en Goossens verwoede maar vergeefse pogingen ondernemen om de stoffelijke resten van hun voorganger naar Mechelen over te brengen om hem bij te zetten in de grafkelder van de kathedraal.  Het is kardinaal Mercier die er uiteindelijk in lukt.  Als de kerk in Rijsbergen wordt afgebroken, zal hij een overeenkomst bereiken.  Het gebeente van de de Franckenberg wordt aan Mechelen afgestaan en in 1922 overgebracht waar het met een grote plechtigheid wordt bijgezet.

In ruil voor deze repatrieëring krijgt Rijsbergen vijf glasramen voor z'n nieuwe kerk.  Eigenlijk waren er zeven beloofd.  Het misnoegde Rijsbergen heeft toen een bot van de bovenarm van de kardinaal achtergehouden...  (tot in 2012 was dat botje daar  in een reliekhouder te zien)

 

 

Hugo vertelt me dat de Fransen iemand op de Mechelse bisschopstroon plaatsten die ze zelf genegen waren.  Het wordt de toen al 81-jarige Johannes Armandus de Bessuéjoules.  Niettegenstaande deze toch al wel gezegende leeftijd zou hij het in Mechelen nog uitzingen tot 1818.  Dan neemt de 87-jarige prelaat zijn ontslag om kanunnik te worden in de Parijse Saint-Denis.  Op 97-jarige (!) leeftijd sterft hij en wordt hij bijgezet in de kathedraal van Senlis.

Nee, hij komt nooit terecht in de grafkelder van onze kathedraal...

De Roquelaure is geboren in het kasteel met die naam in Lassouts in het departement Aveyron.  Hij studeert aan het Parijse seminarie.  Zijn heerom is bisschop van Atrecht en deze neemt hem aan als kanunnik en vicaris-generaal tot hij in 1754 aangesteld wordt tot bisschop van Senlis (waar hij vele jaren later zal begraven worden in de kathedraal aldaar...).

Louis XV benoemt hem tot zijn persoonlijke aalmoezenier.  De man die een goede redenaar is preekt er voor de Franse koninklijke familie.  In 1771 wordt hij opgenomen in de Académie Française, en daar zijn zijn goede contacten met de koning niet vreemd aan. 

Maar dan volgt de Franse Revolutie...  Zijn adelbrieven helpen hem niet. Integendeel.  Hij neemt zijn ontslag, trekt zich terug in Atrecht en wordt er een jaar lang gevangen gezet.  Maar als Napoleon aan de macht komt legt hij de eed van trouw af, en het gevaar is bezworen.

Zo komt het dat Napoleon hem tot elfde Mechelse aartsbisschop aanstelt.  De nieuwe aartsbisschop reorganiseert parochies en decanaten.  Hij opent opnieuw het Grootseminarie en voert een catechismus in die Napoleon sterk ophemelt.  Tevens probeert hij de problemen tussen beëdigde en onbeëdigde priesters op te lossen.

Slechts een korte latijnse inscriptie op de achterkant van het praalgraf van aartsbisschop de Berghes herinnert aan hem...

 

 

Na het terugtrekken van de Rocquelaure is het de beurt aan een volgende Fransman en getrouwe van Napoleon: Domenicus Dufour de Pradt.  Ook hij zal nét zoals Granvelle en de Rocquelaure niet begraven worden in de Sint-Romboutskathedraal.

De amper drie jaar aan het bewind geweest zijnde de Pradt ligt op het beroemde kerkhof Père Lachaise in Parijs.

Maar zover zijn we nog niet.  De man wordt in 1759 geboren in Allances in het departement Cantal.  Hij is ook voorbeschikt om pierster te worden en gaat in dienst bij grootoom, kardinaal de Rochefoucauld die aartsbisschop van Rouen is. 

Tijdens de revolutiejaren neemt hij de benen naar Duitsland, en het is pas als Napoleon de scepter overneemt in Frankrijk dat hij terugkeert.  Napoleon maakt hem tot aalmoezenier en ceremoniemeester én benoemt hem tot bisschop van Poitiers.

In 1809 krijgt hij de functie van Mechels aartsbisschop aangewezen, maar het kapittel wijst zijn aanstelling af.  Nee: het begint al erg slecht.  De Pradt treedt streng op tegen dissidente geestelijken die hij laat arresteren. 

Mechelen zegt hem bijzonder weinig.  Hij vertoeft er zelden of nooit en voelt zich meer thuis in het wereldlijke Parijs en Brussel.

In 1811 wordt hij belast met een weinig diplomatieke missie.

Na de val van keizer Napoleon is het ook het begin van de zwanenzang van de onpopulaire aartsbisschop.  De man neemt zijn ontslag.  Niets in Sint-Romboutskathedraal herinnert aan hem. 

Op het einde van zijn leven geeft hij zélfs het priesterschap op.  Op 78-jarige leeftijd sterft De Pradt ...

De volgende aartsbisschop staat in de startblokken. 

François-Antoine de Méan zal in 1817 de twaalfde aartsbisschop van Mechelen worden onder de leuze: 'Heer, ik weiger geen inspanning'...

Komen er andere tijden?  Dat is iets voor volgende keer...