Kardinale (on)deugden (1)

 

(foto's: Jan Smets)

Door het glas-in-lood zorgen zonnestralen voor een mooi licht-en schaduwspel in de kathedraal.  Lichtvlekken spelen op de zuilen, op het majestueuze beeld van Rumoldus in het hoogkoor en... op enkele van de praalgraven van Mechelse aartsbisschoppen.  Ik loop met Hugo Smits door Sint-Rombout.  Deze kerk hééft wat.  Telkens opnieuw weet de bijzondere sfeer van de metropolitane kerk me te raken.  Gregoriaanse muziek draagt bij tot de aparte atmosfeer.  Méér dan twee uur vertoeven we in 'onze' kathedraal: Hugo en ik.  Hugo Smits - rasechte Maneblusser - is van het bouwjaar 1942 en is leerkracht Nederlands, Engels en Duits geweest.  Zijn actieve loopbaan mag dan al achter de rug zijn: hij weet zijn dagen nog best zinvol te vullen. Méér dan geboeid in geschiedenis - en dan vooral in die van zijn stad - is hij bijzonder geïntrigeerd door het verhaal dat onze kathedraal ons vertellen kan.  En dat is erg veel!  Zo heeft Hugo zich vastgebeten in de levensverhalen van de Mechelse aartsbisschoppen.  Hij wist er wel al heel wat over, maar toch wist hij nog veel meer boeiende weetjes bij mekaar te sprokkelen.  Heel minitieus en vele bronnen raadplegend heeft hij puur uit interesse een flinke documentatiemap aangelegd over dit thema.  Vandaag mag ik met hem mee op stap, en ik luister maar wat graag naar de resulaten van zijn opzoekingswerk.

Nooit zal ik nog voorbij één van de vele grafmonumenten lopen zonder stil te staan bij wat Hugo me vertelde.  Ik luister naar het verhaal van praalzieke kerkvorsten, van bescheiden Kerkleiders, van hervormers en diplomaten, van adellijke ijdeltuiten en opportunisten, van sociaal bewogen herders en bruggenbouwers.  Het is het verhaal van een 43 jaar aan de macht geweest zijnde kardinaal, en van één die het slechts 3 maand uithield en nog voor zijn aanstelling in Mechelen overleed...  Het is het verhaal van een verloren aartsbisschoppelijke knook, van broederliefde en van een eveneens in de kathedraal begraven minnares...Het is het verhaal van geliefde en gehate kerkvorsten.  Het is vooral ook het verhaal van de mens achter de religieuze hoogwaardigheidsbekleders...

Van de Granvelle tot de Kesel: Sint-Romboutskathedraal doet vandaag een boekje open over hen...

 

Onze kathedraal is de laatste rustplaats geworden van 16 aartsbisschoppen.  9 van hen kregen van de paus ooit de titel van kardinaal.    15 van hen rusten in een eenvoudige crypte onder het hoofdaltaar in het hoogkoor.  Eén van hen - kardinaal Mercier - kreeg een praalgraf in een zijkapel...

3 kardinalen werden in Frankrijk begraven.  Onze eerste aartsbisschop, Perrenot de Granvelle werd in zijn geboortestad Besançon begraven.  En ook de latere kardinaal, de Roquelaure, verhuisde na zijn dood naar Frankrijk en kreeg een graf in Senlis. Net als zijn opvolger De Pradt op Père Lachaise in Parijs.

De Franckenberg werd in 1804 bijgezet in het Nederlandse Rijsbergen, maar werd in 1924 naar onze kathedraal overgebracht.  En dat laatste gebeurde ook met kardinaal Dechamps.

 

 

Nu bedekt een koperen plaat de toegang tot de crypte.  Deze wordt hoogst uitzonderlijk geopend.  Momenteel is er nog maar één plaats over...  Wie zal hier later te ruste worden gelegd?  Danneels?  Léonard? ...

Vroeger werd de toegang bedekt door de monumentale grafplaat van de tweede Mechelse aartsbisschop, Hauchin.  Nu ligt deze steen links in het hoogkoor.

Maar laten we maar eens starten met het verhaal van kardinaal Granvelle...  Net zoals het lange tijd de gewoonte was was hij van adel.  Als we de doopceel van onze aartsbisschoppen nagaan ontdekken we dat daar 5 graven tussen zitten en zélfs een prins.  Pas later komen aristocraten aan de beurt voor de benoeming tot aartsbisschop, en nog veel later zijn het 3 zonen van hereboeren die het tot het hoogste kerkelijke ambt schoppen...

 

  (portret in aartsbisschoppelijk paleis)

 

De Granvelle: het is op zijn minst een bijzonder boeiend en intrigerend figuur. 

 

In het spoor van zijn vader maakt de uit de Franche-Comté afkomstige Granvelle snel carrière als doctor in de rechten.  Op 20-jarige leeftijd is hij reeds bisschop van Atrecht en komt hij in dienst van Karel V en later zijn zoon Filips II, en wordt hij raadgever van Margaretha van Parma.  In 1561 wordt hij benoemd tot kardinaal-aartsbisschop van Mechelen.  Snel echter wordt hij geassocieerd met de repressieve politiek van Spanje en onder druk van de lokale adel verlaat hij al in 1564 de Nederlanden.  Toch blijft hij belast met het beleid.  In 1586 zal hij in Madrid overlijden. Hij wordt bijgezet in de familiekelder van de Karmelietenkerk in Besançon waar ook zijn vader, moeder en enkele van zijn broer en zussen begraven liggen. Tijdens de Franse revolutie wordt zijn graf geschonden...De loden lijkkist van z'n vader zal gesmolten worden om er kogels van te maken en zijn grafsteen gebruikt als drinktrog voor de paarden.  De kerk transformeert tot paardenstal.   Ik heb onlangs contact opgenomen met die Franse stad om nadere gegevens over dat graf...  En jawel: ik kreeg een antwoord terug.

 

"Je suis Pascal Brunet, historien et historien de l'art à Bescançon. Je vous écris à votre courriel auprès des musées de Besançon au sujet de la sépulture bisantine d'Antoine de granvelle. J'ai écrit un petit film documentaire sur la chapelle funéraire de la famille Granvelle de l'abbatiale des Carmes, je vous envoie un lien internet pou y accéder:    https://www.youtube.com/watch?v=FFDAfrn7zvo&feature=youtu.be                                       Cette chapelle était magnifique, elle servait d'écrin au chef d'oeuvre Italien des collections Granvelle: la déploration sur le Christ mort peint en 1545 par Bronzino (cadeau de Cosme Ier de Médicis à Nicolas de Granvelle, collections du Musée des Beaux ats de Besançon).  La chapelle a été saccagée par les révolutionnaires à la suite de la nationalisation des abbayes et la crypte profanée...  Si nous avons conservé un peu par hasard la cuve du sarcophage en pierre de Nicolas de Granvelle, nulle trace n'est hélas conservée de celui d'autres membres de la famille comme celui d'Antoine."

 

 

(2 spotprenten die ik kon fotograferen in het prinsenhof in Delft tonen de Granvelle samen met de hertog van Alva...)

 

Populair is onze eerste kardinaal allerminst.  En dat heeft natuurlijk alles te maken met de woelige periode van zijn ambstermijn.  Een Venetiaans diplomaat en tijdsgenoot noemt hem een complexe en zelfs dubbelzinnige man die niet verlegen is om bedrog te plegen.  Toch wordt hij ook gewiekst, doordacht en scherpzinnig genoemd.  Bovendien spreekt hij vele talen...

Er is ook een ander facet van zijn persoonlijkheid...  Onze kardinaal - gekend als mooiprater -  is niet ongevoelig voor vrouwelijk schoon.

 

Zo kent men twee van zijn maîtresses!  Eentje is Margaret van Tassis wiens vader meester van de keizerlijke post is.  Een ander is Anne Cymon, die men al wel eens durft te benoemen als 'la bella Simona' of 'la belle héritière de Diepensteyn' (het geërfde kasteel van haar moeder).  Haar vader en groovader langs moederskant zijn Spanjaarden.  Zij zou dus een verhouding gehad hebben met de Granvelle maar zou later netjes na diens vertrek uit de Nederlanden huwen met Philippe Van der Linden, heer van Marneffe en raadsheer in Leuven.  Het echtpaar heeft één zoon.  Later hertrouwt ze met Jehan Van der Laen die communemeester van Mechelen is, maar ook heer van Schriek en Grootlo.  Samen hebben ze drie kinderen. Eén zoon sneuvelt bij het beleg van Oostende en hij ligt samen met zijn ouders begraven in de kapel van de handbooggilde...

 

Ik loop samen met Hugo naar de zijkapel.  Daar ligt de mooi bewaarde grafsteen van de vroegere geliefde van de kardinaal...

 

 

Kardinaal de Granvelle mag dan wel begraven zijn in Bescançon: in zijn aartsbisschoppelijke stad krijgt hij later zijn grafmonument in het hoogkoor van de kathedraal.  Het is beeldhouwer Jan Van Turnhout die dit in 1875 vervaardigt in steen, en ...jawel: gemarmerd hout.  Het toont Christus met een kind en zijn engelbewaarder.

 

En dan is het de beurt aan nummer twee!

Uit Geraardsbergen komt de daar in 1527 geboren Johannes Hauchin.  Na zijn studies rechten en theologie wordt hij kannunik van het Sint-Hermeskapittel van Ronse.  Tijdens de Beeldenstorm - want het zijn nog steeds roerige tijden - kan hij het schrijn van Sint-Hermes in veiligheid brengen. 

In 1571 wordt hij onder het calvinistisch bewind drie maand lang gevangen gehouden!

Na het ontslag van zijn voorganger wordt Hauchinus op voorspraak van Margaretha van Parma tot aartsbisschop benoemd.  We schrijven 1583.

Mechelen is dan evenwel nog in protestantse handen en daarom dient de nieuwe aartsbisschop nog even te wachten om zijn ambt op te nemen. 

 

Hij krijgt de zware taak om de katholieke eredienst na vijf jaar protestants beleid weer op de juiste sporen te krijgen.  Nee, gemakkelijk is dit niet.  De stad kent een groot vluchtelingenprobleem én een nijpend priestertekort.  Als hij in 1585 in Mechelen aankomt heeft hij zijn handen vol om kerken, kloosters en kapellen weer in te wijden en aan de heropbouw te werken.  De relieken van Sint-Rumoldus die door ijverige burgers waren bewaard, worden terug naar de kathedraal gebracht.  Nu nog kan je in de Sterckxkapel in het hoogkoor een grafsteen van kanunnik Rumoldus Van den Zype.  Hij wist in 1580 tijdens de Engelse Furie een deel van de relikwieën van Sint-Rumoldus te redden en in veiligheid te brengen.  Hij deed dit samen met ene Zeger De Dryver, die schepen was, Het staat fier op zijn grafsteen vermeld.  De steen van De Dryvers is echter verdwenen.

 

Hauchin is ook de man die in 1588 nieuwe statuten voor de begijnen schrijft en hen steunt bij de oprichting van een begijnhof binnen de beschermende stadsmuren.

 

 

Hauchinus overlijdt op 5 januari 1589 en zijn stoffelijk overschot wordt ondergebracht in de crypte.  Zijn grafsteen sloot vroeger de crypte af, maar is zoals ik reeds schreef, nadien een paar keer van plaats verhuisd.  Een tijdlang stond hij tegen de muur over de ingang van de kleedkamer der kanunniken en nog later was hij geplaatst tegen de achterkant van het grafmonument van Andreas Cruesen.  Nu ligt hij dus links van het hoogaltaar.

In de Schoonjanskapel in de rechterkooromgang is er nog iets dat aan deze aartsbisschop herinnert: een koorlessenaar in messing met het wapen van Hauchinus:

 

 

Onze derde aartsbisschop is een échte Mechelaar: Matthias Hovius.

Zijn vertaalde grafschrift luidt:

"Hier ligt het puik der Nederlanden, Matthias Hovius.  In beangstigende jaren van oorlog en dood gaf hij blijk van zijn degelijkheid bij de uitoefening van verschillende functies.  Door zijn vroomheid werd hij met goedkeuring van Filips de derde aartsbisschop van deze kathedraal, gaf de paus hem de opdracht de Nederlandse troepen te leiden en mocht hij zijn heer Albrecht raad geven.  Het seminarie van Mechelen is zijn erfgenaam.  In deugdzaamheid stierf hij in Affligem op 30 mei in het jaar van ons heil 1620, 78 jaar oud, 54 jaar priester en 25 jaar aartsbisschop."

 

 

 

Hovius ligt er vrij 'ontspannen' bij (zeg maar 'nonchalant') - héél anders dan bij vroegere grafmonumenten waarbij de afgestorvene statisch, op de rug met gevouwen handen vroom ligt te wezen.. (in de Brugse Salvatorkathedraal neemt de aartsbisschop van Palermo - de man die lang het Hof van Palermo in de Zakstraat bewoonde, dezelfde houding aan...)

Boven het grafmonument staat het hierboven vermelde opschrift:

 

 

De vader van Matthias (of Matthijs) is deken van het Mechelse voldersambacht.  Matthias zou theologie en filosofie studeren in Leuven om in 1566 te worden gewijd  tot priester.  Dit gebeurt twee maand voor de Beeldenstorm in zijn geboortestad wild tekeer gaat.

Matthias wordt benoemd tot kapelaan en later tot pastoor van de Sint-Pieterskerk.

 

Tijdens de Engelse Furie van 9 april 1580 nemen de protestanten Mechelen bij verrassing in.  Mattias dient zich zelfs te verstoppen in een kast, en kan zo de stad ontvluchten.  Zijn broer Jan heeft minder geluk en wordt vermoord.  Pas vijf jaar later komt er een eind aan het calvinistisch bewind in Mechelen.  In 1589 sterft Hauchinus en Hovius wordt aangesteld tot vicaris-generaal van het aartsbisdom, tot zijn benoeming van aartsbisschop in 1595.  De man gaat ijverig te werk en zorgt dat de voorschriften van het concilie van Trente worden toegepast.  Eveneens verbetert hij het godsdienstonderwijs en publiceert hij de Kleine Mechelse Catechismus.  Hij zal de refugie van Affligem in de Oude Beggaardenstraat uitbreiden tot een ruim perceel.  in 1717 zal daar later het aartsbisschoppelijk paleis worden gebouwd.

 

Om het nieuwe aartsbisdom een gezonde financiële basis te bieden, beslist Filips II dat de abdij van Affligem tot het aartsbisdom zal behoren.  Dit betekent ook dat de aartsbisschoppen voortaan ook de plaats van abt innemen.  Dat geeft aanleiding tot een conflict tussen het klooster en Hovius, maar de laatste wint het pleit.

In 1620 sterft Hovius in Affligem en zijn lichaam wordt naar Mechelen overgebracht.  Alleen zijn hart blijft in de abdij van Affligem waar het begraven wordt in de H.Kruiskapel.

 

(wapenschild van Hovius op zijn grafmonument)

 

In 1573 komt een Antwerpenaar op de aartsbisschoppelijke troon te zitten!

Jacobus Boonen wordt de vierde aartsbisschop van Mechelen.

 

 

De grafsteen van aartsbisschop Jacobus Boonen is in de loop der tijden verdwenen.  Slechts dit bescheiden epitaaf (foto boven) herinnert aan hem.  Het is aan de achterkant geplaatst van het grafmonument van zijn voorganger, Hovius...

Boonen heeft het bisdom 34 jaar geleid.

Jacobus is de zoon van de Brabantse kanselier Cornelius Boonen die in opdracht van Alva de processen tegen ketters en opstandelingen organiseert.  De man wordt in 1579 vergiftigd en zijn weduwe wijkt uit naar het veilige Keulen.  Zijn heeroom in Maastricht neemt Jacob onder de hoede.

Jacobus studeert rechten aan de Leuvense universiteit en voor Karel van Arenberg treedt hij op als zaakgelastigde in de Verenigde Provinciën.  Ook vervult hij diplomatieke taken voor aartshertog Albrecht.

Later komt Jacob inwonen bij zijn zuster in Mechelen waarna hij uiteindelijk kiest om priester te worden.  Hij wordt kanunnik van het Sint-Romboutskapittel en is actief bij de kerkelijke rechtbank.  Als priester maakt hij snel promotie en vijf jaar later is hij al bisschop van Gent.  In 1620 volgt dan zijn aanstelling tot aartsbisschop.

Boonen koopt het Hof van Chièvres in de huidige Kanunnik De Deckerstraat.

Hij zal de voorgeschriften van het Concilie van Trente verder uitvoeren - een werk dat zijn voorganger reeds begonnen was -  en zorgt voor een betere priesteropleiding én godsdienstonderricht.

 

Leuk weetje:  in 1655 draagt de prins der Nederlandse letteren, Vondel, zijn dichtbundel 'Altaergeheimnissen' op aan Boonen.  Dit werk wordt gezien als de bezegeling van Vondels overgang naar het katholicisme.  Veiligheidshalve tekent hij alleen met zijn initialen.  Uit dankbaarheid stuurt Boonen hem een schilderij.  Men maakt Vondel er echter attent op dat het gaat om een slechte kopie, en Vondel geeft het daarom maar door aan zijn zus!

 

In die tijd groeit de rivaliteit tussen jezuïeten en oratoren.  Boonen kiest de kant van deze laatsten.  Ook de stellingen van Jansenius was hij gunstig gezind.  Als Rome Jansenius veroordeelt, negeert hij dit.

Paus Innocencius tikt hem hiervoor op de vingers.  Boonen zal zelfs een tijdje geschorst worden, maar nadat hij zich onderwerpt aan de Heilige Stoel, wordt hij weer in zijn ambt hersteld.

IN 1655 overlijdt Jacobus Boonen in Brussel...

 

 

In de coulissen staat de vijfde aartsbisschop klaar: Andreas Cruesen...  Maar dat wordt iets voor volgende keer...

 

(bronnen: o.a Marcel Kocken, Paul Delbaere 'de aartsbisschoppen van Mechelen' (2009), Duerloo, L.en M.Cheron, 'heraldiek van het aartsbisdom Mechelen-Brussel (2011), Debois J.M. 'Heraldische grafzerken in Mechelse kerken'  en Roger Kokken die in 2005 een blog schreef waarin over de toestand van de crypte in 1906 werd gesproken.   http://www.mechelenblogt.be/2005/12/openen-van-crypte-van-st-rombouts-1906)

 

 

 

 

 

 

 

 

Interessant en leerzaam stuk. Twee kleine opmerkingen. 1.Noem Hovius even bij zijn echte naam:  Matthijs van Hove. 2. Nog altijd schrijven vele Vlamingen hun naam niet in het Nederlands maar in het belge. De franskiljons van het Cour de Cassation verboden einde 19de eeuw het correct gebruik van het Nederlands in de namen. De Vlamingen en Brabanders uit de 17de eeuw hadden daar geen last van en schreven in de combinatie  voornaam en achternaam  hun achternaam met een kleine v of d (dus Zeger de Dryver en Jehan van der Laen) zoals nog altijd de gewoonte is in Nederland en in één Vlaams weekblad.