(foto's: Jan Smets. Li-boven catalogus expo 2011 in Cult.Centrum)
Op deze prachtige nazomerdag staan de ramen van het appartement wijd open, en je hoort het gekrijs van de meeuwen. Ze hebben de beiaardklanken van zijn geboortestad vervangen. Hier in Oostende klinkt het lied van de zee en de meeuwen nemen het mee in hun vlucht...
Elf jaar geleden verruilde hij zijn woning en zijn geliefde atelier aan de Auwegemvaart. Noodgedwongen en met pijn in het hart. Maar het kon niet meer. Als een kunstenaar die zovele jaren zoveel schoonheid wist te scheppen de steen de steen moet laten en het blad leeg, dan gaat dit gepaard met stil verdriet.
Zijn rechterhand wil niet meer mee. MS heeft hem in zijn greep. Al vele jaren. Frans is afhankelijk geworden van derden en zijn ongelooflijk lieve vrouw Cécile - een mooie, frèle dame die hem met de beste zorg omringt. Hij is er dankbaar voor. Ondanks de beperkingen en ondanks het verlies van de fysieke kracht om verbeelding in beelden om te zetten heeft hij vrede met zichzelf en zijn toestand. Hij wil nog graag honderd worden, vertelt hij. Ik zie dat hij het meent. De levensdrang is er...
Zijn wereldje is beperkt geworden tot dit mooie appartement - een inspirerende plek vol kunstwerken en boeken. Gelukkig heeft hij die boeken, want lezen doet hij verwoed...
Frans Van den Brande - 80 jaar ondertussen: één van onze grote naoorlogse kunstenaars; een Mechels monument om te koesteren.
Zijn goeie vriend, de beeldhouwer Rik Poot noemde hem ooit één van de laatste der Mohikanen - één van die kunstenaars die nog écht talent heeft...
Maar hij is ook groot als mens. Een bescheiden man, een humorist, een levensgenieter ondanks de pijn van het niet-meer-kunnen.
Op deze stralende nazaomerdag - de warme wind waait door het raam naar binnen - ontmoet ik hem, en ik praat met Frans en Cécile: twee mensen die mekaar graag zien en mekaar dragen doorheen alles. Zij verstaan de kunst van het leven. Levenskunstenaars...
En de meeuwen krijsen.
Er is een stil heimwee naar Mechelen, maar hij was er meer geïsoleerd dan hier. Cécile had iets met de zee, en toen de haast hopeloze zoektocht naar een geschikt appartement in eigen stad op een sisser leek af te stevenen, ontdekte ze dit ruime en geriefelijke appartement in Oostende.
Elf jaar wonen ze hier ondertussen.
Hier wordt hij niet geconfronteerd met het leegstaande atelier. Maar Mechelaar blijft hij in hart en nieren. "Absoluut!" bevestigt hij kordaat. Vroeger kon hij nog met een aangepaste wagen naar zijn geboortestad, maar ook dat is niet meer mogelijk.
Ik had wat drempelvrees. Ik wist dat Frans aan de rolstoel gekluisterd is en dat zijn gezondheid vaat te wensen overlaat. Maar die vrees is voor niets nodig. Frans stelt me dadelijk op mijn gemak. Met een kwinkslag...
Ik wil honderd worden! Dan maak ik het misschien nog mee dat m'n geliefde Racing terug in de lift zit! Want nu is het maar triestig gesteld met mijn club. Als ik terugdenk aan die goeie ouwe tijd... Maar ondanks alles blijf ik fan. Die sfeer van de Racing: die blijft in mij zitten!
In Mechelen kennen de meesten hem van het beeld 'Opsinjoorke' dat hij zo origineel vorm wist te geven en dat misschien wel de meest gefotografeerde sculptuur in onze stad is. Toch is dit Opsinjoorke niet erg representatief voor zijn werk. Hoewel figuratief erg bekwaam is hij de man die zijn verbeelding vooral abstract wist vorm te geven. In zijn vroegste periode werkte hij figuratief maar zijn werk evolueert. Met de natuur en zijn wetmatigheden als voorbeeld laat hij de vormen groeien en veranderen, vervloeien in abstractie. Hij werkt in steen, hout en brons.
Het begon allemaal in het atelier van zijn vader.
Waar hebben we het nog gehoord? In Mechelen vonden ontelbaren de weg naar het kunstenaarsschap vanuit het sculpteeratelier van de vaders. Die ateliers van deze noeste ambachtslui waren vaak de eerste inspiratiebronnen van vele grote Mechelse beeldhouwers.
Moeder Van den Brande werkte af en toe voor de Manufactuur De Wit.
Frans woonde in de wijk Nekkerspoel. In de Lakenmakersstraat. Vader had er zijn atelier. Hij werd geboren in de Scheerstraat - midden in de stad en groeide op in de Kroonstraat. Hij was een talentrijk sculptuur en werkte voor een aantal meubelbedrijven, maar was ook méér dan ambachtsman. Vader was zeker artistiek.
Daarnaast was hij bovendien nog een begaafd toneelacteur die op de planken stond - ondermeer bij 'de Morgenster'.
Mijn vader vond dat ik talent had en wou dat ik naar de academie ging. Ik kreeg van hem potloden en schildersgerief cadeau. Nooit autootjes of ander speelgoed. Ik was 11 jaar en nog nét iets te jong. Maar toch schreef men mij in. Ik mocht starten van Willy Geets, de zoon van de grote Willem Geets die toen secretaris was van de academie. En zo begon het allemaal. Ik starte met lijntekenen bij mijnheer Verheyen en bij de boeiende verteller Rik Brouwers volgde ik mijn tweede jaar. Nadien kwam ik terecht bij Frans Huysmans en dan mocht ik een jaar overslaan van directeur Ernest Albert. Wat was ik fier! Ik was toen amper 14 jaar en kwam in de klas van mijnheer Blaes: een speciale figuur maar hij leerde me veel. Daar tekenden wij torso's en eenmalig naar levend model: een man. Hij leerde ons dat je eerst moest letten op de grote, algemene vormen, op de verhoudingen en niet direct blindstaren op de kleine details. Hij sprak beeldend met de nodige humor. De directier vond dat hij ons, met houtskool, 'té zwart' liet tekenen. "Weet je wat zwart is?" zei hij dan...; en hij pakte een stukje steenkool in zijn hand. "Dat is pas zwart!" Zo zei hij ook: "Als je een rechte lijn trekt, dan moet je je adem inhouden: dan pas is ze recht!" Een klasgenoot vroeg wat je moest doen als je een lange lijn moest trekken... "Dan val je dood!" was zijn laconiek antwoord. Het jaar daarop kwam ik terecht bij Gerard (Geert) Reusens. Hij was de broer van acteur Jan Reusens. Dat was nog wat anders! Ik was nog geen 15 en mocht voor de eerste keer naar vrouwelijk model tekenen. Omdat ik nog zo jong was diende mijn vader toelating te geven. Maar die was akkoord. Ik had nog nooit een 'bloot meske' gezien. Terwijl ik aan het tekenen was hield hij me in de gaten en zei: "Ga nu maar haar voeten aftekenen..." (om na de pauze dezelfde plaats en houding te kunnen aannemen). Zo stond ik vlakbij haar... Ja, ik heb enorm veel geleerd van al die leraren in de academie, maar die Reusens onthou ik toch! In mijn laatste jaar - schilderen - bracht ik door bij Ernest Albert die toen ook directeur was. Tegelijk met al die disciplines volgde ik etsen bij mijnheer Geertsens en beedhouwen bij Lode Eyckermans. De lessen kunstgeschiedenis die niemand wilde missen, werden gegeven door de onvolprezen Stanislas Vander Brempt. Later toen ik zelf les begon te geven in de academie was Geert Reusens er directeur geworden...
Frans leerde in de academie etsen, schilderen en beeldhouwen.
Na zijn Mechelse academietijd van 1947 tot 1956 slaagde Frans in zijn toelatingsexamen aan het Nationaal Hoger Instituut voor Beeldende Kunsten van Antwerpen, kreeg er een atelier en beëindige er zijn opleiding in 1962...
Dat was een plezante en boeiende tijd in Antwerpen...
Na zijn studies werd hij leraar beeldhouwen aan de nieuw opgerichte academie van Mol. Later zou hij beginnen lesgeven aan de academies van Mechelen (1965-1988) en Antwerpen.
Talent drijft boven en Frans wint belangrijke prijzen zoals de Rembrand Bugatti prijs in 1959, de Godecharleprijs in 1961 en de Grote Prijs van Rome in 1985, de Ernest Albertprijs...
Tussen 1964 en 1980 is hij erg vaak in Carrara met zijn vrienden Willy Meysmans en Jan Dries.
Regelmatig worden er tentoonstellingen opgezet met zijn werk.
In 2001 is er een heel mooie overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Cultuurcentrum en enkele jaren later is er dan de knappe expo 'Niet van gisteren' met werk van Frans en zijn tijdgenoten.
In onze stad kan je Opsinjoorke bewonderen. Maar ook ander werk van hem is hier te zien in de Dijlestad. Zo staat er een beeld van Frans in de hal van het conservatorium en in de academie. In de Boucherystraat is op de zijgevel van de Socialistische Mutualiteit een bas-réliëf te zien uit 1966.
Dit is een monumentaal werk. Symbolisch. 'Hogerop' is de betekenis. In mijn atelier heb ik het in grote delen in klei geboetseerd. Daar werden gietvormen op gemaakt... In de gietvormen werd 'steen' gegoten. Op de Leermarkt was ook een bas-reliëf van mij te zien, maar dat heeft men bij de afbraak van het begouw moeten verwijderen. En in het gebouw van de vroegere electriciteitsmaatschappij bevond zich een groot reliëf in gekleurd beton. Een grote wand ...verdwenen...
Het Hof van Busleyden bewaart nog een torso uit pokhout gemaakt.
in de raadzaal van ons stadhuis staan de bustes van voormalige burgemeester Jef Ramaekers en Jos Vanroy, beiden nog vrienden van hem. Deze laatste was een jeugdvriend waarmee hij nog ravotte. Voor burgemeester Vanroy was het gewoon evident dat Frans zijn borstbeeld zou maken.
(borstbeeld Jos Vanroy)
Ook zou Frans nog portretten maken van andere prominenten zoals Oscar van Kesbeeck...
Jarenlang is een mooi werk van hem de 'trofee voor sportverdienste van de Stad Mechelen' geweest.
Ik heb veel werk kunnen en mogen maken. Het zou veel méér geweest zijn mocht ik niet ziek geworden zijn. Het heeft me wel gefrustreerd. Ja, het is moeilijk geweest. Het beeldhouwen lukte me fysiek niet meer en langzaamaan ging ook het tekenen niet meer...
Cécile knikt. Ze beseft als geen ander hoe moeilijk het voor haar man is geweest. ze begrijpt hem, want hoewel ze er erg bescheiden over is: ze heeft ook artistiek talent.
Cécile De Cat en Frans kennen mekaar van hun lagere schooltijd. Zij herontdekken elkaar in de academie. Cécile woonde op de Grote Nieuwendijk, over het Papenhofke... Ook zij tekende graag en ging eveneens naar de academie waar ze de afdeling sierkunsten volgde bij Stella Van der Auwera (Stella Gilles). Later zou ze les geven in de SITO en STIM. Het logo van de lagere school DE SPREEUWEN op de Battelsesteenweg is haar ontwerp!
In 1962 huwen Cécile en Frans en ze krijgen twee kinderen.
In 1964 wordt dochter Bieke geboren die nu dokter is in Mechelen, en 15 maanden later volgt Dries, een meer dan begenadigd fotograaf. Ondertussen zijn er ook 3 kleinkinderen bijgekomen.
In huis wordt veel over kunst gepraat.
Dat doen we nu ook. We praten over oude en hedendaagse kunst.
Kunst is business geworden!
...zegt Frans. Hij heeft er duidelijk een mening over.
In 1981 krijgt Frans Van den Brande de vraag om een Opsinjoorke te maken voor de Grote Markt. Het zijn schepen Luc Van de Velde en dienstdoend burgemeester George Joris die hier mee afkomen.
Ik heb er een tijdje moeten over nadenken hoe ik dit zou aanpakken. Hij moest vliegen en terug op zijn doek terecht komen, de spreuk indachtig die je terugvind bij teksten en afbeeldingen over dit Mechels folkloristisch figuurtje: "Hier ziet men dat ik nieten lieg, 't is zo dat ik ten hemel vlieg; die mij bewaart van wederval bezit de grootste kunst van al! Het werd een figuratief werk.
Op de Wollemarkt is naar het voorbeeld van de sculptuur van Frans nu een grote knalgele Opsinjoor geplaatst, bedoeld als kinderspeeltuig...
Cécile:
In het begin speelden kinderen ook op de bronzen Opsinjoor aan het stadhuis. Maar daarvoor is zo'n werk niet gemaakt. Zo brak er al eens een strikje af. Nu is dat gelukkig moeilijker door de struiken die er rond geplaatst zijn. En die grote op de Wollemarkt? Ja: die is lelijk! Hij is wel geïnspireerd op het werk van Frans, maar ook zo lelijk en slecht 'nagemaakt'...
Frans mijmert...
Vanaf 1985 lukte het kappen in steen en het hanteren van zwaardere werktuigen niet meer. Ik voelde dat het echt niet meer kon. Toch boetseerde ik nog enkele portretten voor brons en terracotta. Vaak kom ik niet meer buiten. Voordien deed ik hier af en toe in de omgeving nog een 'toereke'. Eind 2014 kreeg ik een longontsteking en dat was kantje boordje. In het ziekenhuis hebben ze me ook nog eens laten vallen en heb ik een zware schouderblessure opgelopen. Maar na een lange revalidatie is dat uiteindelijk toch goed gekomen. De kinderen komen regelmatig op bezoek vanuit Mechelen. En heel soms krijg ik ook nog visite van andere Mechelaars...: Gaston Van den Bossche (ex-directeur van de Spreeuwen) - maar die is er nu niet meer, en Marc Swinnen, ook een oudleraar van die school die nu vaart met de Malinksa; Bodo Vande Voorde (ook reeds overleden); stadsgids, collega en racinger Ferre Uytterhoeven; schilders Jan De Winter en Willy Van Eeckhout, Anne Van de Voorde van het cultuurcentrum.... Maar het blijven sporadische contacten natuurlijk. Oostende is ook zo ver. Met Rik Poot had ik een goeie vriendschapsband. De Vilvoordse beeldhouwer kwam regelmatig naar me toe toen ik nog aan de Auwegemvaart woonde. En als hij op bezoek kwam durfde hij al eens zijn kleren uit te trekken en in de vaart te springen. We leerden mekaar lang geleden kennen op een expo in het voormalige NOVA-gebouw - een grote meubelzaak waar de eigenaar, Fons Michiels, ook een kunstgalerie open hield...
Ook die andere grote Mechelse kunstenaar, Jean-Paul Laenen, mocht Frans rekenen tot zijn beste vrienden.
Wij hebben een hele tijd een soort studiegroepje gehand: Jean-Paul Laenen, Willy Meysmans, Raymond Gilles, Jan Dries en ikzelf. Iedere vrijdagnamiddag kwamen we samen bij Raymond om te praten en te filosoferen over kunst, over vorm en kleur, literatuur, muziek...
Frans vertelt graag en veel over vroeger. De ene anecdote volgt de andere. In de jaren zestig is er een tentoonstelling over het werk van Rik Wouters in het Cultuurcentrum. Daar ontmoet hij ook de muze en weduwe van Rik: Nel Durinckx...
Ze was lang niet meer de vrouw die Rik zo vaak schilderde en beeldhouwde. Ze was erg gezet geworden. Ik heb nog met haar gesproken. Weet je wat ze me zelfs durfde vertellen? "Als de Rik thuis kwam, dan hield ik niet lang mijn slippeke aan..." Ik vind het nog altijd jammer dat de stad Mechelen niet meer werken van hem aankocht. Men had jaren geleden beslist de kans om ze aan een schappelijke prijs aan te schaffen...
Cécile komt met de koffie en de taart. Beiden genieten zichtbaar van het bezoek. Het brengt afwisseling in hun leven... Cécile vertelt:
Ik woon hier graag. Ik heb geen auto meer nodig. Ik heb alle mogelijke winkels vlakbij. En het licht is hier zo prachtig. Ongelooflijk mooi soms. Ik vind het fijn dat Frans en ik hier nog zelfstandig kunnen wonen. Maar we leveren natuurlijk ook wel privacy in. dagelijks komt er een kinesist langs, en twee maal daags een verpleegkundige voor de verzorging. Maar we zijn samen, en dat is veel...
Het gesprek gaat van kunst en gezondheid over naar Racing. Want dat blijft voor Frans één van zijn favoriete onderwerpen!
Als jong gastje wou ik graag bij de Racing spelen. Want eerlijk: ik kon wel wat voetballen. Bert De Cleyn van Malinwa die les gaf in het Atheneum op de Zandpoortvest waar ik school liep, zei dat ik iets moest doen met dat talent. Maar mijn vader wou beslist dat ik naar de academie ging. "En als hij dan toch voetballer zou worden: dan moet het bij de Racing zijn!" Wel heb ik nog gevoetbald in een straatploegske - 'Black Star' aan de Zavelenberg. Ik ben heel mijn leven vaak naar de matchen van de Racing gaan kijken. Mijn vader en ik hadden er een abonnement en onze vaste plaats op de tribune. Ik zou kunnen wenen hebben als ze verloren. Soms zat ik naast Rik De Sadeleer in de tribune.
Zijn ogen glinsteren weer. En dan begint hij plots een liedje te zingen op de tonen van 'Sinte-Mette'. Hij heeft er duidelijke plezier in!
"De Malinwa is van de ruggenuchte
want ze gaven de puntjes af.
Jufrake ge mut ni zuchtte:
want den Racing wordt te straf.
En ge zult, ge zult wel winnen,
As ge mut gan spelen tegen lager-af.
De supporters kunne ni kakken
want die pil die wil ni zakken;
want het is een Racingpil
die da nie verteren wil...
Hoort ze klage en kerme
Die van achter de kazerme...
't is erg as ge moet aan 't staartje staan,
dan is de club rap naar de maan" (2x)
...en dat, dat overkomt de Racing nu, godomme!
Ik kijk rond in het appartement dat vol staat met beeldhouwwerk van Frans. Aan de muren hangen tekeningen - ook zijn examentekeningen uit de academie van héél lang geleden.
Cécile toont me tekeningen waarin Frans zichzelf tekende in zijn rolstoel... Noem het relativeren of de betrachting om met zijn beperking beter om te kunnen gaan...
Frans botste tegen de grenzen van zijn kunnen.
Aanvaarden doe je zoiets heel moeilijk.
Maar hij laat een indrukwekkend oevre na.
(laatste twee foto's: catalogus expo Cultuurcentrum 2001)
Frans weet het allemaal 'te kaderen'...
Een mens wordt rap vergeten. Ook een kunstenaar. Dat is gelijk bij de coureurs. Wie kent Rik Van Looy nog?
En toch: Frans Van den Brande verdient zijn sokkel. Méér dan wie ook. Gewoon omdat hij een groot kunstenaar is en een mooi mens.
Het leven is niet altijd mooi gepolijst, maar zelfs in de beperkingen van het kunnen weet een levenskunstenaars als Frans dit bestaan zin te geven.
Een levenslijn maakt soms kronkels, maar als je je adem inhoudt kan ze ze recht op papier zetten...
Noem de haperingen 'artistieke vrijheid'...
En buiten schreeuwen de meeuwen
...op weg naar de branding.
Was het ook Frans niet die 20-30 jaar geleden de fel verwaarloosde praalwagens van de ommegang heeft opgekalefaterd?