Aan den IJzer

met categorie:  

  (foto's: Jan Smets)

Hij kwam aangestrompeld vanuit de Merodestraat, krabte ostentatief in zijn kruis en hij richtte zijn bloeddoorlopen ogen naar de toren.

"Hips..."

Een niet al te stil klinkende oprisping maakte nog meer duidelijk waar hij de vorige uren vertoefd had.

In zijn rechtermondhoek hing een sigarettenpeuk: een bruinkleurig stompje dat hiermee vergroeid leek.

Hij leek te twijfelen welke richting hij zou nemen en stond even stil, wiebelend afsof hij op een zwalpend schip zijn evenwicht diende te bewaren.  Maar 'de zee' was vrij onrustig en de golven beukten.  Maar de schuit kapseide nog nét niet. 

Averij bleef voorlopig uit...

 

Die averij had 'de schipper' al wél opgelopen.  Zijn ogen vertelden ongeschreven verhalen - waar of niet - van verloren liefdes in wat aanlokkelijke havens leken, weggespoelde dromen, van twaalf stielen en dertien ongelukken...

Een tweede boer ontsnapte hem, deze keer nog luidruchtiger dan het vorige exemplaar.

Op de terrassen werd het tafereeltje met leedvermaak bekeken.

Sommigen - met een blik die afkeer uitstraalde - schudden meewarig het hoofd.

"Zeet da noa toch is aan!  Oe ist meugelèk!"

Men leek te vergeten dat men woonde in een stad waar een leegloper en vuylen bruydegom het al brassend schopte van dronken nietsnut tot sinjoor, én waar een zattemansillusie zorgde voor de spotnaam die ondertussen eretitel werd.

Hij gooide her roer om - waggelde verder - trok ondertussen zijn niet zo frisse broek wat hoger - zich van geen kwaad bewust en zich nog minder storend aan de zwijgende en gemompelde 'veroordeling' van de goegemeente.

En de zee ging wild tekeer.

Hij had moeite om rechtop te blijven.

Hij zocht naar de reling, maar kon ze niet vinden.

En land was nog lang niet in zicht.

In de branding stond die toren - als eeuwig en veilig baken voor benevelden.

"amai, dee is oek goe gedéve!" , klonk het vermanend op de terrassen.

Aan wal zitten de beste stuurlui.

Het schip bereikte de kade.

Hij zette voet op vaste grond.  

- Zijn Kaap de Goede Hoop -

Met enige aarzeling werd de stoeprand 'beklommen'.

De lucht was ijl.  Zijn hoofd nog ijler.

Dan gebeurde het onvermijdelijke: hij strompelde - hij wankelde...

Aan den IJzer viel hij.

'Sneuvelen' op het veld van eer maakt een reputatie niet helemaal goed, maar geeft het deze toch wat meer allure en glans.

 

 

 

 

 

 

Iemand die de kunst verstaat om God's water over God's akker te laten vloeien (of beter: te laten stromen  hahaha)