"Vrede is het kostbaarste om uw dromen te kunnen verwezenlijken"

(foto's: Jan Smets)

De koffie en zelfgebakken cake geuren heerlijk  in haar gastvrije woning in Hombeek.  Ze  praat rustig, sereen en met zachte stem.  Als achtjarig kind werd ze op de meest wrede manier geconfronteerd met de oorlogsgruwel. De vader van Bertje Ureel werd op de dag van de Bevrijding te Oostduinkerke gefusilleerd.  Het was 8 september 1944.  De beelden staan de nu 79-jarige vrouw nog op het netvlies gebrand.  Het meisje-van-de-zee is al véle jaren Mechelse, maar wat er op die noodlottige dag gebeurde in het kustdorp zal ze nooit vergeten.  Toch is er geen haat.  Onvermoeibaar trok ze van school tot school met haar vredesboodschap om te spreken over solidariteit, liefde en verdraagzaamheid.  Samen met haar man, Julien Palma heeft ze in onze stad in 1997 het 8-Mei comité opgericht, en als voorzitster heeft ze dat tien jaar geleid. De naam van het comité verwijst naar de Bevrijdingsdag van 1945.

Bij oorlog kent men alleen verliezers. Cultiveer de verwondering om al het mooie in vredestijd en sta open voor mooie en waardevolle zaken. Wees dankbaar om onze verworven democratie en kijk af en toe naar het verleden, maar blijf werken aan een mooie boodschap...

Het verleden heeft haar littekens bezorgd, maar de wonden zijn geheeld.  Haat en wraakgevoelens hebben haar leven niet verteerd.  Ze wist de negativiteit om te buigen naar een verhaal van hoop en perspectief.

 

De Tweede Wereldoorlog heeft veel menselijk leed veroorzaakt, en dat heeft het gezin van Leopold Ureel en Alice Nowé zwaar getekend.  Vader Leopold was actief in het Verzet en daar heeft hij de tol voor moeten betalen.  Hij werd verraden door Irma Laplasse, een vrouw uit zijn eigen dorp.

De naam Irma Laplasse zegt jongeren misschien niet veel meer.  Toch riep deze vrouw lange tijd veel controverse op.  Ze had net als de rest van haar familie nazi-sympathieën, en ze werd op 10 februari 1945 door het Gentse krijgshof  veroordeeld tot de doodstraf.  En dit wegens hoogverraad.

 

 

Later werd vanuit extreem rechtse hoek om een herziening van het proces gevraagd om Amnestie te verkrijgen.  Dat was in 1995.  Men dacht toen echt dat men het pleit gingen winnen.  De vraag tot herziening bracht heel wat commotie teweeg en de familie van de slachtoffers (mijn vader werd samen met zeven anderen gefusilleerd) werd met pesterijen en grove leugens overladen. Alles werd opgerakeld, en we werden uitgelachen en vernederd.  Ik nam actief deel aan de verdediging van mijn vader en al diegenen die hun land dienden.  Tot een herziening is het nooit gekomen...  Van mij hoefde Irma niet tot de dood veroordeeld worden.  Die haatgedachte kan ik onderdrukken.  Maar gestraft diende ze wel. De waarheid heeft haar rechten.  Verzetsmensen waren echt geen terroristen zoals ze toen ook al eens werden voorgesteld. Zelf heb ik Irma niet goed gekend, maar wel haar dochter en haar zoon.  Er woont niemand meer van de familie Laplasse in Oostduinkerke.  Maar de kwetsuren tekenen het dorp toch nog.

 

Onverwachte steun kreeg Bertje Ureel van Johan Anthierens die nochtans uit een Vlaams-nationaistische familie kwam.  Daarvan nam hij hiervan afstand met de woorden: "'t is niet omdat je op de verkeerde trein springt dat je er verder moet mee sporen."  (Hij schreef over deze episode in de geschiedenis het boek 'Zonder vlagvertoon. Over de Weerstand en het Verzet')

 

Bij vader Leopold lag de kiem om later in het Verzet te gaan in Wereldoorlog I.  Zijn broer Miel stierf op de laatste dag van het offensief.   Hij ligt begraven op het militaire kerkhof van Houthulst.  Samen met zijn broers Miel en August was Leopold lid van het Geheim Leger.  Ook zijn neef Louis Nowé en schoonbroer Oscar.  Als Leopold op die Bevrijdingsdag vele jaren later gedood zal worden, betekende dit een morbide herhaling van dit vroegere gebeuren. 

 

Mijn vader was een populair dorpsfiguur in Oostduinkerke.   Hij was er graag gezien.  Men noemde hem 'Poltje Merci'.  Papa was één van de eerste garnaalvissers te paard in ons dorp.   Hij was manusje van al, bakte brood, was kapper van jan en alleman en op zolder had hij zelf een machine om tabak te snijden voor de buren.  Tabak was een verboden product onder de bezetting.  Hij was in het Verzet, maar ik betwijfel of mijn moeder daar veel van af wist.  Dat moest geheim blijven.  Papa was van beroep eigenlijk timmerman, maar door een zware burenruzie om een afrastering van een stukje duinengrond om de zelf gekweekte groenten te beschermen tegen konijnen, kwam hij in conflict met de agressieve familie Laplasse die hem kreupel sloegen.  Hij kon niet meer werken door hierdoor zwaar invalide te zijn geworden.  Door armoede gedreven maakte hij voor zijn kinderen sandaaltjes in hout...

 

Het gezin Ureel telde zes kinderen: drie jongens (Emiel,Maurits en Willy).  De oudste zus was Margriet, en Bertje kwam ter wereld samen met haar tweelingzus Jeanine.

 

(Bertje met haar ouders, tweelingzusje en één van haar broertjes...)

 

Oostduinkerke was in de oorlog een spergebied en in het dorp waren vele Duitse soldaten gekazerneerd.  Ook bij de familie Ureel waren er ingeburgerd.  Voor haar ouders waren deze opgedrongen huisgenoten geen vijanden.  Ook zij verlangden naar hun familie en toen ze op de radio de landing van Normandië vernamen, gooiden ze hun mutsen vreugdevol omhoog...

En dan kwam die vreselijke 8 september er aan.  Het dorp dacht onterecht dat de Canadezen op komst waren, op weg van Nieuwpoort naar Oostende.  In heel Oostduinkerke werd de Belgische driekleur gehesen.

 

Ik herinner me nog dat ik samen met mijn tweelingsusje op uitkijk stond.  We hadden tricolore lintjes in ons haar en hadden bloemen uit den hof in onze handen.  Een buurman staarde met zijn verrekijker naar de soldaten die afkwamen, maar plots riep hij verschrikt: "lopen!!  Het zijn geen Canadezen, maar de Duitsers die terugkomen!"  Die trokken woedend de vlaggen van de huizen, en wij liepen heel snel naar ons huis.  Maar we haalden het niet en gooiden ons in de haag.  Mijn moeder heeft in een opwelling toen onze Willy omhoog gestoken, met de smeekbede om niet te schieten.  En de Duitse soldaat...schoot niet.  Op dat ogenblik moet iets van menselijkheid hem bewogen hebben om het niet te doen.  De melkboer die daar woonde heeft ons daarna binnen geroepen. We waren gered.  Ik zie dat beeld nog altijd voor mijn ogen...

 

Maar het vreselijkste moest nog komen.  Aan de jongensschool van het dorp was een hels gevecht losgebroken tussen bezetters, collaborateurs en Duitse soldaten.  De weerstanders waren verraden en konden geen kant meer op.  Vader Ureel kon nog ontsnappen uit de school, maar werd later toch gevat. Wat later werd op een moordcommando gestoten en zonder genade werd de groep tegen de muur van de bakkerij gezet waarna zij koelbloedig werden neergeschoten.

 

Papa was de oudste van de groep. Met een stok wou hij nog de twee jongens van de groep, die slechts zeventien jaar waren, beschermen, maar hij werd doorzeefd met kogels. Wat me later nog veel nachtmerries heeft gegeven is wat volgde.  Mijn moeder die niets vermoedend onze papa wou gaan afhalen in de school - blij om het weerzien dat zou volgen, kreeg er de schok van haar leven.  Alle acht kameraden lagen als mummies opgebaard op de schoolbanken.  Ze herkende mijn vader eerst zelfs niet toen ze het witte laken wegtrok...  Zijn gezicht was erg verminkt.

 

De slachtoffers werden in een massagraf begraven, en pas later kregen ze in Oostduinkerke een waardige begraafplaats.  De zus van Bertje die er nog steeds woont, zorgt erg goed voor het onderhoud van dat graf.  Iedere tweede zondag van september worden deze gestorven verzetsmannen en burgers gehuldigd.

 

 

Het gezin kreeg het heel erg moeilijk na deze gebeurtenissen.  Niet alleen verloor m'n een echtgenoot en vader, maar moeder kon de touwtjes sinsdien moeilijk aan mekaar knopen.  Men had dan wel goeie buren, maar het verwerkingsproces moesten ze zélf doormaken.  Het was niet gemakkelijk.  Misschien was moeder Ureel niet zozeer verbitterd maar met het ouder worden werd ze toch steeds ongelukkiger... Later heeft ze na jaren van armoe toch nog een huisje kunnen kopen in Oostduinkerke.  Ze stierf op vierentachtigjarige leeftijd.

 

Mijn mama zat zonder inkomen voor haar grote gezin, en ik weet nog dat ik en mijn tweelingzusje en jongste broertje dienden te bedelen voor een boterhammetje bij de boeren in de buurt.  Dat vergeet je écht niet.  Door het verlies van mijn vader verloor ik op zo'n jonge leeftijd ook mijn jeugd.  Hoe zou mijn toekomst er uitzien?  In het zesde leerjaar schreef ik een opstelletje en daarin vertelde ik dat samen met de Duitsers ook nazi-gezinde dorpelingen mijn papa hadden vermoord.  Ik kreeg van de juf daarrom slechts een één op tien...  Op zondag dienden wij als oorlogswezen met een collectebus geld in te zamelen na de hoogmis.  Mijn moeder is later nog ontelbare keren naar Brussel moeten reizen om de papieren in orde te brengen om iets 'te kunnen trekken'.  Waarschijnlijk duurde het zo lang omdat mijn vader slechts één dag werd vastgehouden voordat hij gedood werd...

 

(Bertje met haar zus, in communiekledij gemaakt van nylon uit een parachute...)

 

Bertje studeerde echter goed en had dan het geluk dat een verzetsman van adel haar hulp aanbood.  Het ging om Generaal Janssens de Bisthoven uit Brugge.  Van hem mocht ze op internaat bij de Dames de Marie in deze stad.

 

Ik ben wel blij dat ik kon verder studeren maar ik ging er kapot van heimwee.  Het was een eliteschool en er zaten dan ook veel meisjes uit de begoede klasse en de adel.  Ik kon er niet aarden.  Nadien ben ik kinderverzorging gaan studeren in Oostende.  Moeder verhuurde in die periode een kamer van haar huisje aan toeristen uit het binnenland.  Een familie uit Humbeek - het gezin De Donder -  die er op vakantie was, had een dochter die verpleegkunde studeerde in Mechelen, en stelde voor dat ik daar ook zou verder leren...  Zo kwam ik in Mechelen terecht om er te studeren aan het OLV-Instituut voor verpleegkunde dat verbonden was aan het OLV-gasthuis.  Ik was intern en ik sliep in het schoolgebouw aan de Augustijnenstraat.  Ik kon maar naar huis om de drie maanden...

 

Ja, deze school ken ik maar al te goed.  Ik studeerde er zelf eind van de jaren zeventig voor verpleegkundige.  We delen herinneringen...  Ook de naam van Zuster Gerarda die een joods meisje kon laten ontsnappen uit het gasthuis, wordt vernoemd.  Dat geredde meisje zou later ook gasthuisnon worden...

Na haar studiejaren in Mechelen keerde Bertje terug naar de kust en zou er beginnen werken in het Institut Reine Elisabeth voor patiënten met beendertuberculose

 

 

In Koksijde leerde ik de liefde van mijn leven kennen: Julien, die mijn man zou worden.   Hij was er gekazerneerd als beroepsonderofficier bij de Belgische Luchtmacht.  Hij was afkomstig van Nederboelare bij Geraardsbergen.  Zijn vader was Italiaan uit de buurt van Salerno die in ons land werkte. (tot zijn zestiende was Julien trouwens ook nog Italiaan). op 5 oktober 1958 zijn we gehuwd, en we kregen twee zonen: Mario (°1960) die bij de Europese Commisie werkt en Digno (°1961) die luitenant-kolonel luchtmacht is bij de Nato.  Ondertussen hebben we ook twee lieve schoondochters en vier kleinkinderen: drie jongens en één meisje... 

 

Julien Palma werd later gemuteerd naar Melsbroek en daarom besliste het jonge gezin om in Mechelen te komen wonen.  Deze stad kende Bertje natuurlijk goed vanuit haar studietijd.  Mechelen lag centraal en ze had er ook wel wat vrienden.

Bertje ging werken bij de thuisverzorging: Het Wit-Gele Kruis was toen nog gevestigd in de Louisestraat.  Later zou ze aan de slag gaan in de polykliniek van De Voorzorg in de Begaardenstraat.  Nog later werkte ze bij de arbeidsgeneeskunde van de RTT.

 

Ik kom uit een Katholieke familie, en mijn tweelingzus is nog heel gelovig.  Ikzelf heb met het geloof geworsteld.  En...ik heb er afstand van genomen.  Misschien is dat wel gekomen door al wat ik had meegemaakt...  Maar ik heb respect voor iedereen, welke achtergrond hij of zij ook heeft.  Ik heb vrienden in haast alle politieke partijen en van alle strekkingen.  Nu hou ik me niet meer bezig met politiek, maar in de jaren zeventig was ik wel actief binnen de toenmalige SP.  Ik kreeg hier veel stemmen, en mogelijk had ik wel schepen kunnen worden in het jaar van de fusies.

 

De oorlogsherinneringen zouden haar leven ook veranderen.  Want 'vergeten is een vervloeking'.   Bijna dagelijks is Bertje Ureel bezig met de oorlog, het Verzet en de gevolgen hiervan.  Ook haar man Julien heeft haar hier altijd bij gesteund, maar daar hij nog enkele jaren ouder is dan Bertje vergt dit tegenwoordig fysisch te veel van hem. 

Een bestuursfunctie heeft Bertje niet meer bij het 8-Mei comité, maar bij elke herdenking is ze trouw op post.  Bovendien is ze nu nog actief bij de Nationale Confederatie voor Politieke Gevangenen en Rechthebbenden.  Hiervan is ze voorzitster voor het Gewest Mechelen.  In Brussel werkt ze nog in het hoofdbestuur van deze vereniging. 

 

Ik heb in ontelbare scholen mijn verhaal verteld.  Eenvoudig omdat meer en meer onverdraagzaamheid zijn intrede doet en het verleden vergeten dreigt te worden.  Niet zonder reden vragen velen zich af hoe de herinnering aan het verzet en de concentratiekampen kan worden overgedragen aan de toekomstige generatie.  Ik wil een vredesboodschap brengen.  Volg nooit zij die haat en verdeeldheid zaaien.  Haat is oorlog.  Ik wil een eresaluut brengen aan de vele landgenoten die voor ons het pad van de vrijheid hebben bevochten.  Met scholen ga ik vaak naar Breendonk.  Binnenkort, op 18 mei, zal ik weerom gaan met klassen van het Scheppersinstituut.  En ook met de Ursulinen was ik er reeds.  En dan komt weer het Gemeenschapsonderwijs aan de beurt.  Onverschilligheid tegenover je medemensen is dodelijk.  Daarom vertel ik blijvend mijn verhaal zolang ik kan.

 

Bertje Ureel komt niet los van het verleden.  Ze vertelt me dat ze de lijken van haar vader en zijn kameraden nog steeds ziet liggen...  Ze kan die beelden niet kwijt.  Tegen haar kinderen vertelde ze er vaker over.  Haar kleinkinderen wou ze er langer voor sparen.  Toch was kleinzoon Simon erg onder de indruk toen hij het allemaal van haar hoorde...

 

(Bertje Ureel bij de herdenking van 70 jaar Bevrijding)

 

Het Geheim Leger was een verzetsbeweging die over heel België verspreid was, en het telde zo'n vijftigduizend Weerstanders, waarvan er vijfduizend omkwamen in gevechten en in de concentratiekampen.  In 1942 werd het erkend als militaire verzetsorganisatie.

 

Met ouder te worden wordt je gevoeliger.  Af en toe ben ik wel bang in deze onzekere tijden.  Je ziet overal de wereld rechtser worden, hier en daar zelfs fascistisch.  Ik ben bang als ik zie hoe met vluchtelingen wordt omgegaan...  Mijn vredesboodschap wil ik uitdragen en ik ben blij dat jongeren nog zo luisteren naar wat ik te vertellen heb.  Ik bereid me dan ook goed voor, ga goed gedocumenteerd op stap...  Het moet immers correct zijn wat ik vertel.  Ik krijg vaak erg goeie reacties achteraf, en zelfs brieven.  Ik wil boven de politiek staan en krijg hierdoor vanuit alle hoeken sympathie.  We dienen te vergeten en te vergeven.  Ik ben zelfs al bloemen gaan leggen op Duitse graven in de Westhoek.  Alle Duitsers waren immers geen nazi's.  Ik heb het veel moeilijker met mensen die hier bewust mensen hebben kwaad gedaan, zoals in Breendonk.  Zo'n daden kan ik niet vergeven...

 

Bertje doet het uit vaderlandsliefde en voor de mensen die het hebben meegemaakt, voor de verzetslieden en de joodse slachtoffers, voor de oorlogsveteranen... 

Ze kreeg enkele eretekens als beloning zoals Ridder in de Kroonorde, het Gouden Kruis van de Weerstand en het Ereteken van de Politieke Gevangenen.  Maar het mooiste zijn de waarderende woorden van vele, vele mensen.

 

Mechelen telt momenteel nog maar twee ex-politieke gevangenen en over heel het land zijn er nu nog een tweeduizend erkende oorlogswezen.  Onze generatie sterft uit.  Wij zijn de laatste getuigen.  Daarom is het zo belangrijk dat ik hierover getuig zolang ik kan.  Ik zeg tegen jongeren dat ze nooit iemand mogen verklikken.  Praat elke ruzie uit, zeg ik dan.

 

De herinneringen komen allemaal boven.  Bertje vertelt me over de vluchtelingenlijn voor gevallen piloten.

 

In Hombeek hielp onderpastoor Adolf Nobels actief mee om overlevende piloten van neergehaalde Engelse en Amerikaanse vliegtuigen ontsnappen.  Eerst kregen ze dan onderdak in het patronaat in Hombeek.  Hij kreeg er de hulp en medewerking van Fons Van Campenhout en zijn echtgenote Monica Vandeghinste.  Ook onderpastoor Storms van Hanswijk was bij de vluchtelingenlijn betrokken.  Die pastoors had je gelukkig ook naast diegenen die jongeren opdroegen naar het Oostfront te trekken...

 

Praten met mekaar is belangrijk, welke achtergrond men ook heeft.  Elke familie draagt wel zijn herinneringen aan die oorlog...  Ook met burgemeester Bart Somers kan Bertje goed praten.

 

Hij stond altijd klaar voor mij.  We hebben al vaker en diep gepraat over het oorlogsverleden.  Zijn familie had dan weer eerder Vlaams-nationalistische achtergronden.  Ieder draagt zijn verleden mee.  Velen worstelen er mee.  Ook voormalig schepen Frank Nobels steunde me steeds; ook bij het geven van academische zittingen.  Via de politiek heb ik het ook gedaan gekregen dat in Mechelen twee nieuwe straten werden genoemd naar vrouwen die in het Verzet zaten: Martha Somers en Elisabeth Desoleil.  Hiervoor ijverde ik, en het is CVP-gemeenteraadslid Gusta Tijs-Smets die me hierbij ondersteunde en het voorstel indiende.

 

 

Die dag van de Bevrijding in Oostduinkerke tekende het leven van Bertje en haar familie.  Het zou nooit meer worden als voorheen.

 

Als kind was ik zelfs een tijdje boos op mijn vader.  Waarom had hij het toch gedaan?  Waarom ging hij in het Verzet?  Maar nu ben ik erg fier op hem.  Ik zou het zélf doen.  Mijn vader had van niks schrik.  Hij was een held.  Moeder waardeerde het altijd om wat ik deed.  Ze was trots op mij denk ik.  De universele boodschap van vrede wil ik onvermoeibaar doorgeven.  Ze moet worden herhaald en herhaald...  We moeten alert zijn in deze tijden.  Later wil ik alles wat ik hier in huis heb aan herinneringen schenken aan Breendonk.  Het drama dat we meemaakten was zo groot dat deze vreselijke periode als een rode draad door mijn leven is geweven.  We kunnen niet vergeten.  Maar door recht te doen aan de herinnering geeft me dit vrede...

 

Ze zegt het met zachte stem en heel sereen.  Nee, Bertje is niet verbitterd geraakt.  De littekens zijn geheeld en de wonde is niet beginnen etteren.  Aan het genezingsproces heeft ze actief meegewerkt.  Ze is er een rijkere vrouw van geworden.  En dat ze velen heeft weten overtuigen van haar vredesboodschap maakt haar gelukkig en hoopvol.  Bertje wordt bijna tachtig en ooit zal het allemaal moeilijker worden om te blijven doen.  Maar zolang ze kan doet ze verder.  Als één van de laatste getuigen.

Naar Oostduinkerke, het dorpje aan de zee, met haar aan diggelen geslagen jeugd, zal ze niet meer terugkeren.  Ze blijft in Mechelen wonen.  Ze is ook al zo lang Mechelse, en de kinderen en kleinkinderen wonen hier.  Enkel in haar herinneringen gaat ze terug naar de kust... Omdat men écht vergeten nooit doet.  En dat is misschien wel pijnlijk, maar ook goed.  Ze doen ons nooit vergeten: die duizende graven, altijd iemands vader, altijd iemands kind...

 

 

NB: op woensdag 11 mei gaat om 18u30 in het Auditorium van Museum Kazerne Dossin een lezing door over Mechelse politiemannen in het Verzet.  Inrichter is het Willemsfonds afdeling Mechelen.  info: WFMechelen@telenet.be  (of 015/41 42 52)

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschiedenis van likmevestje. De gebeurtenis waarvan mevrouw Ureel het slachtoffer is, was ernstig genoeg maar misschien kon de auteur toch eventjes de moeite doen een en ander op waarheidsgehalte te controleren ipv die eenzijdige versie te vertellen.

1. De extreem-rechtsen die lang geijverd hebben voor de herziening van het proces van Irma Laplasse waren a. Louis de Lentdecker, journalist bij De Standaard en Het Nieuwsblad. Louis was niet alleen een erkende maar ook een echte verzetsman (het aantal "echte" verzetsmensen wordt op 10 à 15 % van het aantal erkenningen geschat) b. Karel van Isacker, zoon van de Mechelse minister Philippe, en een van de belangrijkste Vlaamse historici. Een lapzwans als Anthierens als kenner naar voren schuiven is een gotspe.

2. In Oostduinkerken is niet gevochten in een geregeld veldslagje tussen verzet, collaborateurs en Duitsers zoals hier verteld wordt. Het was een van de tragedies die tijdens de bevrijdingsdagen gebeurd zijn. Het verzet (slecht bewapend en slecht georganiseerd; nauwelijks 1 op 7 leden van het Geheim Leger had een wapen) voelde zich geroepen om collaborateurs en/of een paar achtergebleven of ontmoedigde soldaten te arresteren zodra de goed gewapende Duitsers hun hielen hadden gelicht. De verzetslui die meestal geen frontervaring hadden, vergaten dat er soms nog gewapende Duitse achterblijvers verschenen of hadden er geen benul van dat de Duitsers maar een korte afstand verder een nieuwe stelling betrokken. Het verzetsgroepje van Ureel had de minderjarige zoon Fred van Irma Laplasse-Swertvaeger gearresteerd en die had een Duits soldaat verwittigd (er is een versie dat de Duitser haar aansprak). De Duitsers maakten vervolgens korte metten met de amateurs van het verzet. Zelfde droevig verhaal in Menen, Wevelgem, Aalst enz. Veel doden voor niets. 

3. Irma Swertvaeger was dus niet de reine onschuld zoals velen na de oorlog beweerden. Anderzijds vreesde ze als moeder voor het leven van haar zoon want ook in Vlaanderen zijn nogal wat zwarten bij de bevrijding ter plaatse geëxecuteerd of zo behandeld dat ze later aan hun verwondingen stierven (in Mechelen was dat het lot van fotograaf Theo Marivoet). Het proces van 1995 was geen farce. De gefusilleerde vrouw werd weer schuldig gevonden maar -symbolisch natuurlijk- tot levenslang veroordeeld, wat hierboven uitdrukkelijk niet gezegd wordt.

4.Ik vrees ook dat de herinneringen van een achtjarig meisje 72 jaar later met een korrel zout moeten genomen worden. Duitse soldaten die enthousiast hun muts omhoog gooien om de geallieerde landing te vieren in Normandië is te gek voor woorden. En dat 8 mei comité is de club die zo graag le drapeau belge iedere dag op sint-rombouts ziet hangen om la belgique unie et indivisible te vieren; liefst in die taal alleen.

En ik heb er geen enkele verdienste aan, maar mijn vader was niet alleen een erkende maar ook een echte verzetsman zodat ik nog altijd "de witte-met-dienst" ben in het belangrijkste vlaams-nationaal weekblad waar mijn artikel "de collaboratie was wel fout" een van mijn vele dergelijke columns is die er zonder probleem verschijnen.

Ik zou het geen " likmevestje " noemen maar een ding weet ik zeker. In Hombeek heeft tijdens de hele oorlog maar één Engelse bommenwerper op eigen kracht een " NOODLANDING " gemaakt en dat was in de Kattestraat. De inzittende soldaten werden door de buren in veiligheid gebracht. Dit alles heb ik gezien en kan men lezen in een van de vele uitgaven van " Het Ridderke " , maandblad, uitgegeven door Hoembeka. Zijn er dan geen verdere vliegtuigen neergestort in de omgeving ? Ja natuurlijk, wat dacht ge in oorlogstijd. En al de rest is " gas geven " zoals we dat al lang kennen.