'Een bezoek te Mechelen'

met categorie:  

 

(foto's: Jan Smets)

Na de artikeltjes over een Duitse reisgids uit 1913, een Franse van een decennium later, en een ongeveer even oud gidsje over Mechelen van VTB, laat ik jullie nu graag meebladeren in wéér een ander oud  boekwerkje voor toeristen...

Het werd geschreven door ene Kan.J.L.  En deze initialen zijn haast zeker van Kanunnik Laenen die archivaris was van het aartsbisschoppelijk paleis.  Deze man, die in 1871 geboren werd in Antwerpen, schreef tal van boeken over onze stad.  Een standaardwerk werd zijn 'Inleiding tot de geschiedenis van de Mechelse parochies'.  Ook pende hij een indrukwekkend naslagwerk over de Bourgondische periode bij mekaar.  Van 1927 tot 1940 - het jaar waarin hij stierf, was hij voorzitter van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen.

Het reisgidsje van zijn hand is geschreven na Wereldoorlog I, maar wel voor 1940 dus  En dat kan je ook afleiden uit beschrijvingen van gebouwen die er nu niet meer staan (waaronder, jawel: 'de Lepelaer' op de Zoutwerf...)

 

Het bescheiden reisgidsje telt 25 bladzijden.  In tegenstelling tot de voorheen besproken gidsen bevat deze géén advertenties.  Ook is de auteur karig met praktische info.  De beschrijvingen zijn bondig, correct en 'gedegen'  te noemen, en niet weinig 'lyrisch'...

Het wordt verlucht met een aantal zwart/wit-foto's.

Uitgegeven is het bij Drukkerij Godenne op de 'Groote Markt' 30.

 

                            

 

Aan welke prijs het verkocht werd weet ik niet.  Ik kon het alleszins op een rommelmarkt op de kop tikken voor 5 Euro.  En daar ben ik uiteraard blij mee.  Weerom krijg je bij het lezen van het boekje een mooi verstild tijdsbeeld van onze stad.

Kanunnik Laenen pretendeert in zijn voorwoord niet hét historische naslagwerk te hebben geschreven.  Het is wel degelijk bedoeld voor de toerist die op enkele uren iets van de stad wil zien...  Maar lees het misschien zélf:

 

 

Dan krijgen we een historisch overzicht van Mechelen gepresenteerd.

 

(...) Van het begin der 12de eeuw af, waren én de Bisschop, de grondheer der abdij, én de Berthout's, de koninklijke rechters in de vrije nederzetting en daarbij nog eigenaars van een groot domein ten Oosten der stad - aan het krakeelen wie er, van beiden te Mechelen het hoog woord zoude voeren... (...)

 

Maar het gekrakeel stopte toen de Luikse kerkvoogden het hier te zeggen kregen...  De grote bloeiperiode moest toen nog volgen... 

 

(...) Intusschen toch vestigde Karel de Stoute den Grooten Raad te Mechelen, en, bij den dood van haar gemaal kwam zijn weduwe Margaretha van York verblijf nemen te Mechelen, dat zij als weduwe-stoel ontvangen had.  Zulks was voor de stad de dageraad van een nieuw tijdperk harer geschidenis, een tijdperk schitterend met al den glans, welken de hofhouding der Hertogin en later die van Margaretha van Oostenrijk, die der jonge kinderen van Philips den Schoone, en de tegenwoordigheid van het middenbestuur de Nederlanden aan een stad konden bijzetten.  Eilaas!  Hoe glanzend ook, steunde de voorspoed van Mechelen in die dagen op geen vasten grond, en als een schoone droom verzwond al die luister bij den dood van Margaretha (1530) en de verplaatsing van het Hof naar Brussel... (...)

 

Godsdienstoorlogen, de oprichting van het aartsbisdom, de Fransche overheersching...: de Hollandsche tijd,  het komt natuurlijk allemaal aan bod...

 

(...) De inrichting te Mechelen van het Arsenaal der IJzeren Wegen, en de weelderig opschietende meubel-nijverheid geven nu aan de stad een nieuw frisch leven, maar doen ook menig schilderachtig plekje, menig mooi hoekje, menig oud gebouw te niet gaan.  Weelde eerbiedigt altijd het verleden niet  (...)

 

...verzucht de kanunnik niet zonder hartepijn.  Ook de Groote Oorlog bezorgt de stad littekens.

En dan start de wandeling...

 

De reiziger, die den trein uitstapt, zal eenigszins ter zijde, buiten het net der sporen, een arduinen zuil bemerken, bekroond met een bol en een bronzen punt: 't Is een gedenkteeken, opgericht om 't middenpunt aan te duiden van het Belgisch spoorwegnet, zooals het in 1835 werd opgevat.  eens de spoorhal buiten, - deze werd in 1886 gebouwd, - neme de bezoeker liefst de breede straat eenigszins naar den linken kant: 'Is de Leopoldstraat.  Hij gaat alzoo voorbij de werkhuizen Ragheno (spoorwegmateriaal) en de Academie voor Beeldende Kunsten, waar lange jaren de fijn-gevoelige kunstenaar Jan Rosier aan 't hoofd stond, en hij komt op de Van Beneden-lei - bronzen standbeeld van Van Beneden, natuurkundige geboren te Mechelen in 1804 (...)

 

Via de Brusselpoort wordt de stad 'ingedoken'....

 

 

Haverwerf en Zoutwerf worden natuurlijk ook besproken...

 

(...)  Op de Grootbrug houde de bezoeker een oogenblik stil, en hij late zijn oog weiden westwaarts, over de huizenrij der Haver-en, oostwaarts over die der Zoutwerf.  Beide kaaien loonen overigens breedschoots een bezoek.  Op de Zoutwerf bemerke men nr3, de Kevie, nr5 het huis van het Vischverkoopersambacht of de Zalm, met zijn smaakvollen gevel in eerste-renaissance-stijl; dan twee houten gevels in slechten staat, en nr17 het huis de Lepelaer in 't begin der 16de eeuw door Rombout Keldermans voor jan De Lepelaer gebouwd.  Ook de Haverwerf heeft drie mooie huizen bewaard: het Paradijs op 't hoekje van de Kroonstraat, waarvan de boogvlakten der vensters met keurig beeldhouwwerk versierd zijn; daarnevens, nr 21, het Huis der Duivels omwille der grinnikende monsters, welke tot steun dienen aan den vooruitsprong der verdiepingen...(...)  Op den anderen oever de Dijle, op de Tichelrij, staat ook nog een koopmanshuis van goeden herkomst...(...)

 

Op de IJzerenleen wordt halt gehouden, en de kanunnik vertelt het gekende verhaal van de in 1914 kapotschoten huizenrij en de verloren gegane Vleeschhal.  ("Na hun intrede staken de Duitsche soldaten 't vuur aan de aloude Vleeschhal en aan het daar-nevens gelegen huis van de Handboog.  Beide gebouwen besloegen de thans ledige plaats te midden van het plein'...)

 

 

 

In het Schepenhuis is thans een 'zeer belangrijke verzameling oude karters en brieven en een rijke verzameling registers en cartularia, een zangboek door Keizer Maximiliaan destijds aan Margaretha van Oostenrijk gezonden, en verrijkt met allerfijnste kleurversieringen.  verder is er ook een ruim aantal teekeningen en gezichten van Oud-Mechelen voorhanden'

Over de Sint-Romboutstoren wordt Laenen heel erg lyrisch.  Luister maar:

 

De hoofdkerk, de metropolitane kerk van Sint-Rombout, een de diep aangrijpende massa van haar onafgewerkten toren mogen voorzeker als 't prachtgebouw der stad, en, ja, als een der meest merkwaardige gebouwen van 't gansche land gelden. (...)

 

Kanunnik Laenen vermeldt nog dat op hooge feestdagen de liturgische gezangen uitgevoerd worden door het Sint-Romboutskoor - het machtigste van 't land, voor toonliefhebbers een hoog gewaardeerd kunstgenot gevend.

"Heel het jaar door hebben er concerto's plaats van de beiaard, op zon-, maan-en zaterdag van 11 tot 12 uur.  De groote concerto's waarop het heerlijke spel van meester Jef Denyn en zijn leerlingen, thans ook tot vermaarde meesters opgewassen, van heinde en verre de liefhebbers doet toestroomen, hebben plaats 's maandags, in de maanden juni en augustus van 9 tot 10 uur, en in de maand september van 8 1/2 tot 9 1/2 uur"  voegt hij er aan toe.

 

Het Sint-Romboutskerkhof is nog met boomen beplant, en in het groote modern huis is het Muziek-Conservatorium onder dak, nabij de Sinte-Kathelijnestraat, in een nieuwen bouw: de Vrije Normaalschool voor onderwijzers.

De kanunnik wijst er op dat het aartsbisschoppelijk paleis niet zo veel architectonische waarde heeft, maar hij schrijft wel dat de 'wijde hovingen schoon aangelegd' zijn!

Het begijnhof krijgt uiteraard ook voldoende aandacht.  "In 't bijzonder verdient de ruime Begijnen-kerk' een bezoek!"

 

(...) Alvorens het Klapgat in te gaan doen wij eenige stappen de Stassart-straat in top op de Ankerbrug, en bekijken wij daar een oogenblikje de oude muren van het Refugie en zijn slank torentje, die zich zoo behaaglijk weerspiegelen in den vijver, eilaas! laatste overblijfsel der menigvuldige waterloopen, welke eens Mechele doorkruisten, en de stad een zoo typisch karakter gaven.  Keeren wij ons nu nog eens even om , en genieten wij een moment verpoozing onder den vredigen indruk van de rust en kalmte welke opdoomen uit de sierlijke kromming der straat, de zachte golving der brug, den voornamen eenvoud van 't Clarissen-klooster, eenigszins verder op, en de andere welgebouwde huizen van dit oud Mechelsch hoekje (...)

 

 

In het Hof van Busleyden weet de kanunnik te vertellen dat ondans de vernielingen van de Duitschers, er nog door het vuur droef gehavende overblijfselen van een weelderige fresco's te vinden zijn...

 

Tegenover de Sint-Jansstraat leidt de Biest naar de Veemarkt.  Den zaterdag vooral, wanneer de buitenlieden hier hun gevogelte en hun varkens te koop bregen, is er leven en drukte op de Veemarkt.  De toerist vergete niet men een blik den statigen gevel te begroeten van het huis, door Graaf Prant in de 17de eeuw gebouwde, en dat thans het Sint-Romboutscollege huivest (...)

 

De Keizerstraat mag niet overgeslagen met den Stedelijken Schouwburg en het oud Hof van Savoie...

 

De Markt zelve, waar het s' zaterdags vooral druk toegaat, vertoont eenige merkwaarige gevels (...)  In het midden der Markt staat het beeld van Margaretha van Oostenrijk, een werk van J.Tuerlinckx, op den 2de juli 1849 ingehuldigd, en daar rondom de uurplaat des torens, zegt men...  Na nog een laatsten groet van op den hoek der Markt en den Korten Bruul aan de toren, die van hier, bijzonder bij morgendzon gezien, als een machtige reus in al de heerlijkheid van zijn grootschen bouw oprijst, en dan keeren wij naar de Spoorhalle terug.  Wij slaan den Korten Bruul in, laten links de Botermarkt liggen met de hallen, en stappen dan voort door den Bruul...(...)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

dat is een serieuze wandeling zonder tussenstops