Wat was dat?

met categorie:  

Een aandachtige medemens stelde me onlangs een vraag waarop ik geen antwoord had. Ik stel ze dus graag aan jullie: wat zouden die ijzeren uitsteeksels daarboven in de lucht kunnen geweest zijn. Ze zijn te zien bovenaan op de achterkant van onze belforttoren dus op de binnenplaats van het stadhuis.

Ik heb ondertussen een ideetje maar ik vind het zelf maar twijfelachtig. Dit is geen rarara dus laat jullie volledig gaan op deze blog.

Dacht gij ook aan radioantennes Luc ?

Zitplaatsen voor postduiven in afwachting dat men de d-mails komt lezen?

Schoot nog niemand onder mijn duiven? Allez dan:
Ik denk dat men op het binnenplein van ons belfort boogschieten kon oefenen en er zelfs tornooitjes gehouden werden: Het lijkt me een 'staande wip'. De grote baar is zo dik omdat men er moest steun aan vinden wanneer men vanuit het raam de 'vogels' op de pinnen prikte. Ik wed dat men door het iets hogere gat in de muur, een stok met de 'hoofdvogel' stak. Het groot dak en dat van het dakkapelletje zijn zo steil, dat pijlen er af rollen of schuiven.

Moest iemand vanuit het raam aan weerszijden in de dakgoot klauteren om de pijlen eruit te pikken? Klein bier voor onze dappere handboogschutters. Hadden ze op de IJzerenleen hun gildenhuis beschoten, zouden ze de posturrekes aan de gevel beschadigd hebben. Mét een fameus beeld stond die nog recht na de mortierbeschietingen in W.O. I. Hij is afgebroken vermits de rest, dan van verkoopzaal De Blauw, plat lag en niet heropgebouwd werd.
Een tekening uit 1810 laat me echter nog geen dakgoot aan 't belfort zien. Liever luie en blode Jan dan moeë of dode Jan.

Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat schuttersgilden of kolveniers op de binnenkoer van de lakenhalle zouden gaan oefenen. De zwaartekracht doet vertikaal geschoten pijlen en loden kogels ook vertikaal naar beneden komen. Dit zou dan moeten gebeuren net aan de grote ingang voor de handelaars? Die schutters hadden plaats genoeg op hun schuttershoven aan de, hoe kan het ook anders, Schuttershofstraat.

Op de Grote Markt staat soms een kermis, soms is het een openluchtdisco, soms een zandbak, ook wel eens markt. Alles heeft zijn moment, vroeger zowel als nu. Zag je in het Vrijbroekpark nooit een wedstrijd aan de staande wip op een grasveld, terwijl daarop van alle kanten klein grut rondliep? Ik wel. Als er geschoten werd, hield men het wel wat in 't oog. De Kolveniers en de Oude en Nieuwe Kruisboog of voetboog zaten aan de Groenstraat. Maar ik noemde alleen de Handboog, tegen het Vleeshuis op de IJzerenleen... Zeker niet veiliger dan de nabije koer. Als dat gildenhuis daar al in Margaretha's tijd stond, was het bij de vismarkt.

Ik denk niet dat kolveniers ergens naar een staande wip schoten. Maar de Oude Kruisboog had midden op eigen terrein een zeer hoog torentje met dakkapel... Lijkt me ook nogal gevaarlijk, maar doenbaar met alleen de schutter onder zijn dikke pijl. Ik weet echter niets van kruisbooggeplogenheden.

Ondertussen zijn er nog suggesties binnengekomen dat de pinnen konden bedoeld zijn als afschrikmiddel tegen gevogelte of als droogrek voor de brandweerslangen toen die mannen daar gehuisvest waren.

Voor alle duidelijkheid: een rek voor het drogen van stokvis zal het wel niet geweest zijn:-).

Lederen brandslangen werden in sommige streken verticaal gedroogd. Ook (modernere?) in de grote kerktoren van Nijkerk. Elders kreeg een vroeg 20ste-eeuwse brandweerkazerne er zelfs speciaal een toren voor (ook binnenin te hangen). Maar onze van het raam weg gerichte pinnen kunnen dat niet gemakkelijker maken. Wel kan de al bestaande stevige baar daarvoor goed van pas gekomen zijn.

Mechelen wordt nu vergeven van de duiven. Ik denk niet dat de antennes voor Nederland 2 en de verdere UHF-zenders van onze daken halen, er de oorzaak van is, want sommige raakten zowat ondergescheten. Dan zijn mijn postduiven een minder ongeloofwaardige verklaring.  ;)

Een telraam om ene tot tien te leren tellen is ook een mogelijkheid. Ik ga geen namen noemen.-)

.... en die elfde pin is BTW?

Daar komen de schutters

"in de XVII eeuw wierden aen het vleesch-huys twee nieuwe gevels aengebouwd, den eenen voor de Kamer van den Handboog , den anderen voor de Kamer van 't Beenhouwers ambagt." (Vleesch-huys 1790, J.-B. De Noter)
"Deze gilde heeft hare kamer van ouds gehad op het Vleesch-huys . in 1726 bragt men een nieuw gebouw tegen het oud vleeschhuys waer door die kamer vergroot wierd en vercierd met eenen zeer schoonen gevel" (Handboog Gilde 1790, J.-B. De Noter)
Als niemand me een vorige locatie voor de Gilde van de Handboog kan geven, hou ik 'van ouds' op middeleeuws. Met een nieuwe gevel al in de 17de eeuw (tenzij De Noter de BTW vergat). Het gebouw met in elk geval pas in de 18de eeuw de ons van tekeningen (met de 'posturrekes') en van postkaarten en foto's (met Rumoldusbeeld) bekende gevel, zou er ook pas toen in 1726 gekomen zijn. Maar... de aquarel "het vleeshuys en oude visch-merkt 1520" van J.-B. De Noter toont toch al dezelfde totale omvang. Ze kan niet te oud gedateerd zijn want die vismarkt verdween kort erna. Werd in 1726 een stuk Vleeshuis vervangen na (ertoe of eerdere) afbraak, door het 'nieuw gebouw' dat bij die gelegenheid extra ingepalmd werd door de gilde?
Ik heb de indruk dat De Noter al eens foutjes kan gemaakt hebben. Vergelijking met "Gilden huis van den hand-boog ... 1790" van J.-B. De Noter, wijst op slechts beperkte aanpassingen (in 1726) aan de voorgevel en de meest nabije vier meter van de zijgevel[s?]. In bijna 3 eeuwen verdwenen uit een rij van zes 4 dakkapelletjes, misschien bij een nodige dakherstelling. Tussen dat gebouw en het Schepenhuis was van de vier huizen tegen de westzijde van het Vleeshuis, het 2de vervangen geraakt door een statischer bouwsel - meer dan een gevelvernieuwing. Dat kon een nieuwbouw uit 'de XVII eeuw' zijn, ofwel een eerdere nieuwbouw die in die eeuw een nieuwe gevel had gekregen. Voor de gildenkamer van de Handboog, want die van de Beenhouwers zal aan hun straatnaam een gildenhuis of -gevel bekomen hebben. Hier zien we het ook eens vanuit de tegenoverstaande hoek:Voormalig Vleeshuis aan Schepenhuis en Beenhouwersstraat te Mechelen.jpg(Uit: Oud Mechelen: Penteekeningen door Leopold Godenne naar David De Noter e.a.)
Dit is bij de Vleeschhouwers- (nu  Beenhouwers)straat, de Steenweg is rechts achterin.

Een staande wip reikt nu tot 28 meter. Maar wie al moderne handbogen zag, beseft dat de historische een flink stuk minder momentum gaven. Het zogeheten 'vogelschieten' was in de 16de eeuw zowel in als buiten de steden algemeen, maar de praktijk kan ook ouder zijn. Dat doet me lukraak ergens tussen 14 en 21 meter hoog geplaatste 'vogels' verwachten. Heel provisorisch schat ik de ijzeren baar aan het belfort op 18 meter hoogte.

Ik zag ondertussen foto's van (korte en lange) kruisbogen onder een staande wip (bvb. hoogte 36 meter voor kolfboog). De nu verdwenen smalle toren op het schuttershof van de Gilde van de Oude Kruisboog (met sinds 1604 gildenhuis [Hertsens] op de Korenmarkt) zou dus daartoe kunnen gediend hebben. Op deze tekening "Doelen van der ouden Kruysboog 1790" had zijn bovenkamer voor de dubbele hoge raampjes een horizontale baar. Veel te ruw geschets om zeker te zijn wat, maar iets dat aan weerszijden van de ramen duidelijk uitsteekt, met verhoudingen als bij de belfortramen, is er zeker getekend en ook daar zal geen stokvis gedroogd zijn. De Noter zette 'm in kleur met waarschijnlijk meer verbeelding, o.a. met 4 dakkapellen en kruisraam maar bij een minder veelzeggende titel. In verhouding tot de personen op beide tekeningen, lijkt de toren me niet echt hoog genoeg. De gekende nogal twijfelachtige nauwkeurigheid van De Noter laat me twijfelen.

In een verwijzing naar het tijdschrift ' ESB nr. 5-6 van 1932 blz. 152 ' vind ik de onderstaande tekst:

Het zou me dus niet verwonderen dat er nog andere standaardmaten terug te vinden waren ' op de muur der Halle ' om discussies in de stijl van ' hoe lang is één meter ' uit te sluiten.

Lengtematen in 't breed

• Lucs suggestie heeft er twee verschillende standaardeenheden nodig.
• Tussen 11 pinnen zijn er slechts 10 afstanden. Geen enkele verhouding van eenheden was toen decimaal. Tien is slechts deelbaar door 2 en door 5.
• Een duim, voet, en el zijn bekend. Ooit legde men een soort gemiddelde duimbreedte vast als de standaardmaat voor 1 duim, voetlengte voor de voet, armlengte voor de el. Van veel werd de lengte uitgedrukt in voet en duim (zoals een Engelsman 5 ft 8 in of 5' 8" tall kan zijn).  Als exact 11 duim in een voet pasten, zal men de duimmaat kunstmatig lichtjes aangepast hebben om die preciese verhouding te bekomen.
• Die verhouding 11 x kan al een eindje buiten Mechelen gebruikelijk geweest zijn, zodat men hier geen duimen meer hoefde te meten. De Engelsen zullen iets magerder geweest zijn want er gaan 12 inch in een foot, al leefden ze op grotere voet van 0,3048 m. Zij namen flinke schreden, de vermoede origine van de yard, gestandaardiseerd tot 3 feet. In plaats van de kortere stap als de Romeinse gradus (± 0,74 m) van 2,5 Romeinse voetlengtes (± 0,296 m), mat men bij ons armlengtes. Deze el zal lokaal vastgelegd geweest zijn, onafhankelijk van de voet uit voetlengte.
• De el is korter dan van die 1ste tot 11de pin. Ook was de 0,689 m lange Mechelse el niet gelijk aan precies twee of vijf keer de bekende 0,278 m lange Mechelse voet. Beide nauwkeuriger gaf misschien precies 2,5 Mechelse voet per el, maar dan zou de waarde die ik voor onze el vond foutief zijn, want minstens (0,2775 x 2,5 =) 0,69375 m. Hij werd nochtans niet noodzakelijk nadien wat aangepast voor een wiskundig vlotte verhouding, want ik zag el en voet nooit door mekaar gebruikt. Zo was alleen de el typisch voor textiel (en niet veel meer, denk ik) en had ook Mechelen vermoedelijk de taille (of talie) als gebruikelijke onderverdeling: 1 Brabantse el = 16 Brabantse taille en diezelfde verhouding lag ook elders vast.
• Misschien kende Mechelen ook een roede. Echter was bijvoorbeeld de Gentse roede 14 Gentse voet. Van een eenheid van belang om op het belfort gestandaardiseerd te zijn, zouden we minstens de naam al eens vernomen hebben. Ik ken geen andere met relevante lengte.
• Het is waarschijnlijk dat men pinnen die niet precies bij iets moesten passen, dus nogal willekeurig zoals voor een staande wip, plaatste op een onderlinge afstand die gelijk was aan een destijdse standaardmaat, of aan een veelvoud of eenvoudige deler. Voor Lucs suggestie, moet de afstand tussen 2, 3, 4, 5 of 6 pinnen absoluut gelijk zijn aan een eenheid, maar met 10 onderverdelingen kan slechts tussen 2, 3 of 6. De Mechelse voet zou misschien kunnen passen. Tussen 2 zou volgens vergelijking van mijn snelle metingen op tekeningen en foto's, de eigenlijke belforttoren 24,8 meter breed maken. Die schat ik echter op pakweg 13,5 meter. Zit ik er een klein beetje naast? Dan staan de pinnen misschien een halve Mechelse voet uit mekaar.

Als (en dat is een grote als) de el exact 2,5 voet was, was het voor een vergelijkende maatstok nodig dat de halve voet als kleinere maat gebruikt werd, en is de afstand van 1ste tot laatste pin dan precies 2 el. Een ander doeleind (zoals vogelschieten) is niet minder waarschijnlijk, want standaard­maten dienden juist om te gebruiken als het even kon: De hoogte van de Sint-Romboutstoren is bepaald in voet: 600 gepland, bouw op 350 stopgezet. Bovendien, als men 2 maten wou uitzetten, had men toch korte pinnen (halve voet) en lange (volle el) geplaatst, en misschien halflange (volle voet).

Bovenal, de locatie van de pinnenbaar maakte gaan afmeten 'nogal' moeilijk. Ik hoor vogeltjes fluiten, zelfs opprikbare stomme (hopelijk, als dierenvriend).

Speciaal voor de Mon volgt hierna wat meer uitleg over de Mechelse maten en gewichten.

Aan de rest van de bloggers wens ik een frisse pint in de plaats toe.

Dat bevestigt dat de talie en de roede ook te Mechelen gebruikt werden.

Schol eh, gasten. Ik heb niet op de Luc gewacht om de mijne te genieten. Pakt er nog eentje op eigen kosten, zo gaat dat hier...

Liegen of het gedrukt staat

De roede was in eerste instantie een lengtemaat. Wel schijnt die (ook elders) vooral als oppervlaktemaat gekend te zijn gebleven, dus als vierkante roede, terwijl de lengtemaat waarschijnlijk in onbruik was geraakt. Aldus (sprak en) schreef men gewoon van 'roeden' als een landmaat. De tekst die Luc toonde, haspelt de twee betekenissen voor roede foutief door mekaar:
• 1 Mechelse roede (lengtemaat) = 20 Mechelse voet, niet "vierkant voet",
   dus 20 x 0,278 m = 5,56 m.
• 1 Mechelse roede (oppervlaktemaat) = 400 vierkante Mechelse voet,
   dus 400 x 0,278 m x 0,278 m = 30,9136 m2.
Dit laatste is de waarde die ook de tekst opgeeft (en uiteraard gelijk aan 5,56 m x 5,56 m). Ik ga er van uit dat de factor 20 klopt, want ook de Antwerpse en de Brusselse zijn 20 voet lang geweest. Maar was dat altijd zo?

De lengtemaat 'Gentse roede' was maar 14 voet (van 11 duim). Dus was de vierkante Gentse roede 196 vierkante Gentse voet. Ligt dit toevallig zo dicht bij 200, de helft van onze 400? Is hun roede gebaseerd op de halfroede uit Brabant of overtroefde men hen hier door meteen het dubbele van die Vlaamse in te voeren? Of had ook Gent een halfroede van een oudere roede, en leek die kleinere landmaat hen praktischer voor een stad:
Wiskundig: Vierkantswortel (20 voet x 20 voet / 2) = 14,142 voet, voor elke zijde van een vierkant van een halfroede groot. Werd de benadering "14 voet" destijds opgelegd, een 30% kortere nieuwe 'Gentse roede' als lengte­maat bepalend, om een nieuwe 'roede' als landmaat te standaardiseren, door die afronding 4 vierkante voet kleiner dan hun oude halfroede?

Allez, dat was mijn eerste gedacht. Maar ook de Stichtse [Utrechtse] roede was 14 voet (van maar 10 duim) en zelfs veraf de Groningse (met voet van 12 duim). Het verklaart niet de "Lekkendijksche" roede met 18 voet (van 0,280 m of slechts 10 duim), de onder meer "(Opper)Gelderse" met 16 voet (van 0,288 m), de "Gelderse" met slechts 13 voet (van 0,272 m) zoals in Amsterdam (voet van 0,283 m), of de Rijnlandse met 12 voet (van 0,314 m) zoals in Friesland (voet van maar liefst 0,326 m). Amai mijn...

Toch zou ik liefst origineler bronnen zien voor ik de Mechelse of de Gentse (strekkende of vierkante) roede voor welgekend hou. Er zou bijvoorbeeld naargelang het jaartal een verschillende grootte kunnen mee bedoeld zijn.

De wis (of wisse) was een oorspronkelijk met wilgentwijgen samengebonden hoeveelheid brandhout. In sommige streken ook de maat voor stenen, grond en turf. Ik denk aan een mand of bak, gevuld met wishout (schavelingen of gekloven brandhout), van 3 voet op 3 voet met hoogte... 4 voet (Cornelissen & Vervliet, 1903) ofwel 6 voet (Rutten, 1890), naargelang de bron. Een stere of stère zou een kubieke el geweest zijn (wat in Mechelse maten een Mechelse wis ± 2,37 ofwel ± 3,56 Mechelse stere maakt, geen "0,58"). Maar deze link geeft ook afwijkende steres (met wis van nog altijd 0,78 ofwel 1,16 zelfs opgeblazen 'metrieke' stere van 1 m3). Was een Mechelse wismand dan zoveel kleiner dan die uit die bronnen? Zegt men daarom bij ons soms 'Van dien boor gin aot'  i.p.v. 'gin aore' ?
Die dikke 6 cm kol pure vrijgevigheid aan de el vind ik ook curieus.

Maten die geen dimensie uitdrukken... Not my pint of ale. Blindelings zou ik er niet op steunen. Was de schrijver geen beste vriend van de prefect &  Co?

Wis en waarachtig onbekend

Als de Mechelse wis, zoals de door Luc getoonde tekst beweert, 0,58 Mechelse stere groot zou geweest zijn, zal ofwel de stere niet in Mechelse el gedimensioneerd zijn, ofwel de wis niet in Mechelse voet (of was geen van beide het geval):
1 wis = 0,58 x 0,689 m x 0,689 m x 0,689 m / (0,278 m x 0,278 m x 0,278 m) = 8,83 kubieke voet, een getal dat niet met zijden in voet of halve voet te bekomen valt. Ik vermoed dat dit niet de juiste waarde van de wis was.
Rekening houdend met eventuele afrondingen:
1 wis (bovenlimiet) =  0,585 x (0,6895 m)3 / (0,2775 m)3 = 8,974 kubieke voet
Zelfs met alleruiterste waarden komt men niet aan een ronde 9. Een bak van 3 voet op 3 voet bij maar 1 voet hoog, zou onwaarschijnlijk geleken hebben, maar een van 1,5 voet x 1,5 voet bij 4 voet hoog had niet zo raar geleken.
1 wis (onderlimiet) =  0,575 x (0,6885 m)3 / (0,2785 m)3 = 8,763 kubieke voet
Zelfs met omgekeerd uiterste waarden komt men niet aan een ronde 8. Die zou een bak van 2 voet op 2 voet bij 2 voet hoog mogelijk gemaakt hebben, wel met veel kleinere omvang dan elders. We schoten dus nog niet veel op.

Maar op dat pinnenrek werd wel veel geschoten, me dunkt. :)