(foto's: Jan Smets)
Laat me haar Louise noemen. Die naam zit haar als gegoten. Haar echte naam wil ze niet in dit artikel; ze wil niet gefotografeerd worden, en ook haar adres moet ik geheim houden. Ik had al heel wat overtuigingskracht nodig gehad om het verhaal dat ik uit haar mond optekende, te mogen publiceren. Louise had het al vaak geweigerd. Ze is 94 jaar. Haar burgerhuis zit volgestouwd met herinneringen, met tinnen borden, 'postuurtjes', etsen van Mechelen, en rustieke meubelen. Ze past in dit decor. Louise is klein en tenger, maar dit beeld staat in schril contrast met haar karaktersterkte. Ze is heel lucide, vertelt de feiten met tal van details, chronologisch en beeldrijk. In haar ogen zie ik weemoed. Ze is een mooie vrouw - en ze heeft een verzorgde fiere houding. Haar glimlach weerspiegelt haar aangeboren optimisme. Het is dat optimisme dat haar heel haar leven heeft doen vechten en opstaan na tegenslagen. Haar verhaal is doorspekt met gruwel en wanhoop, en op haar netvlies staan dingen gebrand die haast te wreed zijn om ze te benoemen. Maar Louise heeft de nacht en nevel doorstaan. "Ik wou terug naar huis! en dat heeft me rechtgehouden!' 900 dagen zat ze vast in een Duits concentratiekamp tijdens WOII. Maar Louise kwam weer thuis in Mechelen en ze probeerde al wat ze zag en beleefde een plaats te geven. Nooit sprak ze over wat ze heeft meegemaakt - alleen haar man wist er van. Zelfs haar kinderen bespaarde ze de verhalen...
Heel recent heeft ze dan toch gepraat. Tegen een buurvrouw: het verhaal dat zo lang verborgen had gezeten in de plooien van de tijd, omdat het het daglicht niet verdroeg... Ik zit over haar - met enige schroom. Louise vertelt rustig - Het is het onwaarschijnlijke verhaal van een moedige jonge vrouw die niet wou opgeven.
Ik ben dan wel een Mechelse, maar ik ben geboren in Mons, waar m'n vader gekazerneerd was als officier. Na de Eerste Wereldoorlog was hij bij het leger gebleven. Drie jaar woonde ik in die Waalse stad, maar ik heb er natuurlijk geen herinneringen aan. Nadien werd hij overgeplaatst naar Antwerpen. Ik heb mijn moeder heel jong verloren. Ik was vijf jaar toen ze na een ziekbed van drie jaar stierf. Waarschijnlijk moet ze leukemie gehad hebben. Ik was enig kind. Zo vroeg al moest ik de moederliefde missen. Mijn vader is spoedig nadien terug gehuwd, maar mijn stiefmoeder was een liefdeloos iemand. Nooit heb ik van haar affectie gehad. En vader... die volgde zijn vrouw...
Ze toont me een paar foto's in sepia van haar moeder. Het is een mooie vrouw. De foto's tonen een gracieuze jongedame. Met haar familie was ze in de Groote Oorlog naar Engeland gevlucht, nét als zovele andere Mechelaars. Ze kwamen terecht in Londen. Om aan de kost te komen werkte de jonge vrouw als fotomodel.
Mijn vader die aan het front zat, is zo tijdelijk in Londen terecht gekomen. Bij een fotograaf zag hij haar portret in een vitrine. Een paar keer zag hij haar buitenkomen uit de winkel, maar hij durfde haar niet aanspreken. Hij dacht verkeerdelijk dat ze een Engelse was, en probeerde enkele woordjes te leren zodat hij haar kon benaderen. Op een mooie dag raapte hij zijn moed bij mekaar en sprak haar aan. "You are a beautiful girl!" moet hij hebben gestameld. "Sprèkt ma Mechels" gaf ze ten antwoord... Ze zijn blijven corresponderen toen mijn vader terug naar het front trok, en later hebben ze mekaar in Mechelen opgezocht. Ze zijn wat later gehuwd, na de afloop van de oorlog, in 1919, en in 1920 ben ik dan geboren...
Spoedig zou het sprookje overgaan in een drama. Van haar stiefmoeder mag de kleine Louise niet naar het kerkhof om het graf van haar moeder te bezoeken, en foto's van haar worden verbannen. De broer van haar moeder, die aangesteld was als voogd, vertrekt naar Congo, en zo worden ook de banden met die familietak doorgeknipt. Enkel van een tante hoort ze nog af en toe een flard over het leven van haar moeder. Vader die officier is wil geen contact meer met zijn vroegere schoonfamilie. Hij vindt hen maar te 'gewoon'.
Ik heb voor verpleegster gestudeerd in het Antwerpse Stuivenbergziekenhuis, waar ik nadien ook begon te werken. Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Na een bombardement op Antwerpen werden vele gewonde soldaten binnengebracht. Zo kwamen ook een Belg en een Duitser op mijn afdeling terecht. Ik wou de Belgische jongen eerst verzorgen, maar werd streng teruggefloten. Ik moest en zou de Duitse soldaat eerst behandelen! Ik weigerde. Dat kwam me duur te staan. Mijn naam werd doorgegeven aan Kreiskommandant Markus die de plak zwaaide in Mechelen. Ik mocht niet meer werken in Stuivenberg, en moest naar Mechelen terugkeren. Om iets te doen te hebben, ben ik Esperanto beginnen studeren in avondschool. Ter ontspanning zongen we dan al eens liedjes - ook spotliedjes over ondermeer Hitler. Ik ben verraden geweest door iemand van de gestapo. Toen ik op de tram zat van Bonheiden naar Mechelen, waar ik naartoe was gereden voor afgeroomde melk, werd ik aangehouden bij de eindhalte. Twee Duitse soldaten hadden me opgewacht. Ik moest mijn melk afgeven. Dat wou ik pertinent niet. Ik goot de melk uit voor hun voeten! Met mijn twee lege stoopjes werd ik meegenomen naar de Kreiskommandant, die me zei dat hij me naar Duitsland zou sturen om daar verplicht te werken. "Ik ga niet!!" was mijn antwoord. Mijn stiefmoeder maakte het nog erger, en door haar tussenkomst was m'n lot helemaal bezegeld. Ik diende m'n koffer te maken, en werd opgesloten in de gevangenis op de Liersesteenweg - drie dagen lang. Mijn lieve grootvader waarmee ik een goeie band had, moest me zo zien vertrekken... Met de eerste en ook laatste vrouwentrein die ooit uit Mechelen vertrok, ben ik naar Duitsland gereden. Nadien is nooit nog een vrouwentrein vanuit Mechelen vertrokken, dankzij de tussenkomst van Kardinaal Van Roey.
Zo komt Louise met deze trein exclusief met vrouwelijke gevangenen aan in Reebrücken. Daar worden ze opgesloten in een zogenaamd Lagerkamp. Een hele week hebben ze daar gezeten. De vrouwen moeten plaatsnemen bij een genummerde paal op een koer.
Ik moest aan paal 28 staan. Wat later werd ik meegenomen door een Berlijnse hotelbaas - Kraus , die een Belgisch meisje wou hebben om te werken in zijn hotel. "Ik wil niet!" ze ik. Maar toch werd ik daar aan het werk gezet. Ik moest onderandere patatten schellen. In het hotel waren er alle avonden feesten, en werd er duchtig geklonken op de Führer. Op dinsdag was ik vrij. In het hotel werkte nog een ander Belgisch meisje: Mia. Tegen haar zei ik dat ik weer naar België wou. "Ik trap het hier af!" Met wat verdiend geld zijn we naar Erfürt gespoord. Verder geraakten we niet. We dachten er toen aan om ons aan te geven bij het Arbeitsamt, maar het toeval wou dat dit die dag gesloten was. We besloten naar het station te gaan, en zo proberen naar huis te geraken. In het station werkten ook een aantal Belgen die vrijwillig naar Duitsland waren gekomen. Ze hielpen ons met een slaapplaats in het station. We waren doodmoe en vielen spoedig in slaap. Wat later werden we wakker gemaakt door de Politzei. We waren verklikt door die Belgen die ons zo vriendelijk leken... Veertien dagen werden we opgesloten in de gevangenis. De Berlijnse hotelbaas is ons daar komen ophalen, en vergoeilijkte de feiten. Hij nam ons weer mee naar het hotel. "Volgende dinsdag ben ik terug weg!" nam ik me voor...
In het hotel heeft de moeder van de baas - 'Mutti' - een vrij goed contact met de meisjes. Mutti loopt altijd met alle sleutels rond. Van de redelijk goede relatie profiteren ze door af en toe wat te stelen voor Franse krijgsgevangenen die opgesloten zitten naast het hotel. Zo smokkelen ze voor hen brood uit de keuken, en nog vanalles wat. Zo verlopen drie maanden in Berlijn...
De vrouw van de hotelbaas is toen gestorven, en haar positie werd ingenomen door een schoonzus - een kreng van een mens. We konden mekaar niet uitstaan. Ik wou toen absoluut niet langer meer werken in dat hotel, en vroeg aan Mia of ze met mij weer wou vluchten. Dat hebben we dan ook gedaan, en weer zijn we richting Erfürt getrokken, maar het station waar we zo'n nare ervaring hadden opgedaan de vorige keer, meden we als de pest. We zijn toen een groepje uit kampen gevluchte Belgen tegengekomen, die ons vroegen of we met hen mee tot aan de Elbe zouden gaan. Achter de Elbe zaten de Amerikanen, en daar zou het veilig zijn. Ik mocht nergens vertellen dat ik verpleegster was, want dan zouden ze me kunnen 'gebruiken'. Ik kon dus zogezegd niks anders dan 'patatten schellen'. Met een stootkar zijn we door het lage water van de Elbe gewaad, en kwamen bij een boer terecht. Achter de Elbe waren evenwel geen Amerikanen te vinden, alswel Russen. Bij de boer mochten we slapen, maar...de Duitsers wonnen veld. We dienden te vluchten tot Reebrücken, tot een kamp waar het vol Italianen zat. Het is daar dat we terug gevangen genomen werden door de Duitsers, en terug naar Berlijn werden gebracht. Hotelbaas Kraus wou ons deze keer niet meer terug...
Het gaat van kwaad naar erger. Niet werken betekent immers dat men in een concentratiekamp kan terecht komen. Daarom zoeken Louise en Mia werk bij een bakker in Potsdam. Daar horen ze ook op de radio dat de Amerikanen naderen... De bakker zegt hen dat ze best niet blijven, want dat de gestapo hen zou oppakken om naar een concentratiekamp te brengen. Zo zal het ook gebeuren. De twee meisjes worden gearresteerd en worden overgebracht naar Hallbach, de vrouwenlager van Bergen Belsen. Daar zullen ze beiden negenhonderd (!) dagen verblijven in verschrikkelijke omstandigheden... Daar zullen ze tot de Bevrijding dingen meemaken die haast te gruwelijk zijn om te beschrijven...
Hier moest hard gewerkt worden. Als je het niet deed kreeg je twintig stokslagen. Ik wou niet werken. En dat zei ik vastberaden zoals ik het altijd gedaan had. Vier dagen lang heb ik zo stokslagen gekregen. Mia ging overstag. Ze kon niet langer meer. Van Hallbach werden we later gedeporteerd naar arbeitslager Ferberlin...
Louise zwijgt. Ik zie dat ze het even moeilijk krijgt. De woorden lijken te stokken in haar keel. Maar ze weet zich te vermannen. Het verhaal moet verteld...
Er diende heel hard gewerkt. We verbleven in een barak en luisterden daar stiekem naar een verstopte kleine radio. Wisten wij veel dat in elke barak een Duitse spionne verbleef. Ze heeft ons verklikt. Men is toen Raymonde, een Franse medegevangene komen halen, zogezegd voor een bad. Men heeft haar buiten aan een Andreaskruis gehangen en de soldaten doofden hun sigaretten op haar huid. Toen draaiden ze het kruis naar beneden, zodat ze met haar hoofd omlaag hing. Men heeft haar toen ingespoten met het sperma van een ezel. Na tien minuten is ze in ondraaglijke pijnen gestorven. Wij waren ontzet en konden de gruwel niet van ons afzetten. De dag erna hebben we ontdekt wie ons verrraden heeft. We hebben deze Duitse spionne letterlijk 'versmacht' met een kussen. De andere dag vond men haar dood. Men heeft nooit een verband gelegd... Hoe eigenaardig ook.
In het kamp is een zekere Ilse Koch chef van het vrouwenlager. Ze is een sadiste. Ze loopt constant over het terrein met twee dobbermannen. Als je niet voldoende voor haar buigt, laat ze de honden los, tot die de keel overbijten van de gevangenen die ze viseert. De arme vrouwen bloeden dood.
Het was een beest van een vrouw. Op een bepaald moment moet ze verliefd geworden zijn op een gevangen Belg, die deze gevoelens niet heeft beantwoord. Als in het Bijbelse verhaal liet ze hem vermoorden als haar 'verjaardagsgeschenk', en liet zijn hoofd op een schotel brengen. "Als ik hem niet levend kan krijgen, dan wil ik hem dood..." Ze heeft de schedel zelfs nog aan haar koppelriem gedragen. Ilse Koch is later in Neurenberg veroordeeld, en in de gevangenis van Spandau pleegde ze zelfmoord. We kregen amper te eten en te drinken. In de koffie die we kregen was soda. Sindsdien kreeg ik geen maandstonden meer. Het water dat we kregen werd geschept uit een ton waar een lijk in lag. Maar wat doe je: je hebt niks - je moet wel... Soms werden gevangen met twee, rug aan rug gezet, en schoot men een kogel door een keelgat die er bij de andere gevangene weer uitkwam Zo spaarde men een kogel...
Het is een zwaar verhaal met feiten die alle verbeelding tarten. Na 900 dagen wordt het kamp bevrijd door de Russen. Men krijgt eten en drinken.
Men had ons gewaarschuwd niet te veel ineens te eten, maar matig in het begin. De maag zou het anders niet verdragen. Toch sloegen een aantal die goeie raad in de wind... Twee van ons zijn zo gestorven. We waren nu wel bevrijd maar konden nog niet naar huis. In Berlijn hebben we nog vijf weken moeten wachten daar de Duitsers nog slag leverden met de Russen rond Potsdam. We verbleven in een kazerne met Fransen, Hollanders, Polen en Belgen. We waren met slechts drie vrouwen. De Russen hielden lelijk huis in Berlijn. Men ging al even gruwelijk te keer. Men had geen medelijden met Duitse vrouwen, en erg veel werden verkracht.... Maar eindelijk lonkte de vrijheid. Mia heb ik niet meer teruggezien. Ik weet niet wat er van haar geworden is. Met een groep trokken we weer richting Elbe. Ik was in Dresden toen de Russen deze stad bombardeerden. We gingen een brug over naar een kamp waar we toen met die Italianen zaten. Toen zagen we de eerste Amerikaanse jeeps. Ik zat als eerste op zo'n camion. Er werd met ons naar Erfurt gereden naar een kazerne met enkel Amerikanen. Men was dan toch te weten gekomen dat ik verpleegster was. Ze hebben me dan gevraagd om mee te gaan richting Dessau. En ik was zo graag naar België teruggekeerd, naar Mechelen waar ik naar verlangde. Maar ik mocht niet. Ze hadden me nodig. Acht dagen lang heb ik geholpen bij verzorging en desinfectie van Franse krijgsgevangenen...
Maar Louise tracht naar Mechelen, naar huis... Zo slaagt ze er in toch in om verstopt in een camion naar het station van Dessau te geraken. Verstopt onder een bank in de trein voelt ze de vrijheid lonken... Nog net hoort ze haar naam afroepen in het station. Ze wordt gezocht... Niet dat ze 'gevangen' zal worden genomen. Nee, dat niet. Het gaat immers over Amerikanen en niet om Duitsers, maar de drang om naar België terug te keren is te groot. Zo komt ze met de trein aan in Namur, in een repatriëringskamp.
Ik was totaal ondervoed, en had ook geen maandstonden meer. De dokter in Namur zegde dat ik heel ernstig ziek ben, en gaf me een brief mee voor de dokter in Mechelen. Omdat ik politiek gevangene was, kreeg ik volgens de voorschriften 100 fr. Buitengekomen kocht ik er dadelijk zwarte krieken mee waar ik plots trek in heb. Ze kostten 75 fr per kg. 25 fr hield ik slechts over. Maar ze hebben gesmaakt. En zo kwam ik dan aan in het centraal station van Mechelen. Mijn lieve grootvader was alle dagen naar het station gekomen om te zien of ik nog niet bij de terugkerende gevangenen was. tevergeefs. Nét die ene dag dat ik er bij was, was hij thuisgebleven omdat het pijpenstelen regende. Toen ik aan zijn deur stond in de Adegemstraat stopte hij niet met huilen. Ik was kaal, mager... Maar hij pakte me stevig vast...
Louise krijgt nadien gemakkelijk werk bij de Staat omdat ze politiek gevangene is. De dokter in Mechelen zegt dat ze "geen buik heeft, maar een steen..." Ze krijgt inspuitingen in de baarmoeder. Drie maanden heeft ze nadien gebloed...
Op haar werk leert Louise haar latere echtgenoot kennen. Haar fiere grootvader geeft haar ten huwelijk. De dokter zegt dat Louise best spoedig zwanger zou worden. "Dat is de redding voor uw vrouw! Pas zo zal de baarmoeder zich volledig herstellen...".
Ik geraak in verwachting. Maar mijn man en ik beleven deze negen maanden als een verschrikking. Hoe zal het kind zijn? Zal het gezond zijn, of zal het iets 'meegekregen' hebben uit mijn kampverleden... Het wordt een pijnlijke bevalling. Maar mijn dochtertje is heel mooi en volkomen gezond. Het is een opluchting! Nadien krijg ik nog twee andere dochtertjes...
Het leven in Mechelen hervat zich... Een gezin, kinderen, vrede... Nooit zal Louise nog praten over de oorlogsepisode. De donkerste bladzijden van haar levensverhaal laat ze niet lezen. Grootvader die voor haar altijd een rots in de branding was, wacht op haar om te sterven. Pas als hij Louise - zijn lieveling - ziet sluit hij zijn ogen vredig.
De verpleegster-van-vroeger gaat werken als vrijwilligster bij het Rood Kruis, als ambulancier...
Louise is 94 jaar: een mooie verzorgde vrouw met ogen vol weemoed. Maar haar lach laat ook haar optimisme en vechtlust zien. Ze heeft niet graag dat ik een foto van haar neem. Maar haar expressieve handen die rusten op het tafelblad vertellen zoveel als haar ogen... Wat aarzelend vraag ik of ik ze mag fotograferen... Louise heeft haar verhaal verteld, en of ze het nog véél zal doen durf ik betwijfelen... Nooit is ze op één uitnodiging ingegaan om haar ervaringen te vertellen voor krant of boek. Maar vanmiddag heeft ze voor mij de film van haar leven ontrold...als getuigenis én waarschuwing. Overal in de wereld zijn er haarden van oorlog en worden wreedheden gepleegd. De mens leert het nooit.
Louise is er onwrikbaar in blijven geloven - in het Leven - dat leven dat haar niet gespaard heeft. Maar haar innerlijke kracht heeft haar doen over-leven. Louise kwam weer thuis...
PS: mogelijk zitten in het verhaal 'historische fouten'... Ik ben dan ook geen historicus die nadien alles heeft uitgeplozen op de geschiedkundige correctie van feiten, plaatsnamen en data. Ik luisterde en noteerde. Maar als er dingen 'onjuist' zijn, doet dit niks af van het sterke levensverhaal van Louise.
Pakkend verhaal dat binnen 30 jaar kan gebruikt worden door mechelenbinnenstebuiten in een wandeling over WOII
Jokke, als binnen 30 jaar nog komt. Ze zijn anders goe bezig.
Jan, één van de mooiere MBLOGT-items !
Iemand van 94 heeft misschien wat gaten in het geheugen maar dan is het aan de redacteur om een en ander te verbeteren of de inconsistenties in een verhaal te filteren. Een paar voorbeelden
1. Er is nooit een Kreiskommandant Marcus in Mechelen geweest. Dat was Von Märcker. Wel was er een Sonderführer Marcus; de man die instond voor de contacten met de culturele collaborateurs. Een Sonderführer was een burger die een officiersrang kreeg zonder deel uit te maken van het leger.
2. In Mechelen was geen gestapo (elders ook niet). De Sipo/SD (die wel een afdeling had in Dossin) zat in Antwerpen.
3. Nergens vind ik BergenBelsen Hallbach. Op de lijst van meer dan 1600 kampen is Hallbach niet te vinden. Wel is er vanaf januari 1945 in BergenBelsen het grote vrouwenkamp. Gezien het kamp in het NW van Duitsland ligt, is het bevrijd door de Britten en niet door de Russen zoals hier staat.
4. "Achter de Elbe zaten de Amerikanen" stelt de tekst. Die zaten natuurlijk voor de Elbe en die zijn er eerst gearriveerd op 16.4.1945. De dame hoort dat de Amerikanen naderen en wordt vervolgens naar BergenBelsen gebracht waar ze "negenhonderd dagen" in verschrikkelijke omstandigheden moet blijven. Gezien de Amerikanen slechts in maart 1945 de Rijn overstaken kunnen dat zelfs geen negentig dagen geweest zijn want 900 dagen is 2 1/2 jaar.
5. Als het de oorlog betreft zijn de verhalen op Mechelen blogt nog al eens "verwarrend", zal ik maar stellen. In het stuk over Louis Contrijn vertelt hij hoe zijn vader Jef na de oorlog niet meer bij de radio werkte en daar eerst in de jaren zestig terug kwam. Je kan uit die tekst zeker niet afleiden dat Jef Contrijn bij Sender Brüssel werkte en daar ook prompt een tijdje werd voor opgesloten (18 maanden was het officiële vonnis).
Voor dat den een of den andere hier weer begint te roepen en te tieren zou ik iedereen toch eens willen aanraden de dokummentair film te bekijken " Als der krieg nach Deutschland kamm ". De film is samengesteld uit autentieke opnames gemaakt door een tiental filmers tijdens de opmars van de geallieerden in de lente van 1945. Niet geschikt voor gevoelige zielen.
Dit verhaal heeft mij heel erg aangegrepen temeer omdat mijn vader - ook van 1920 en reeds jaren overleden - eveneens in krijgsgevangenschap heeft gezeten in Duitsland ( 5 jaar) en ook hij heeft er nooit over willen vertellen.
Bedankt janarthurleo voor jouw correcties. Ik ben ook geen historicus, maar een 'verhalensprokkelaar'. Mij gaat het om de essentie van het verhaal van deze Mechelse dame. Ik heb niet de tijd en de competentie om dat uit te pluizen. Dat zou me veel te ver leiden. Ik heb het verhaal genoteerd van deze dame, en ik ben er me wel van bewust dat er fouten in konden zitten. Ik heb geluisterd en opgeschreven... Net zoals ik deed bij Paul Contryn toen die vertelde over zijn vader en grootvader. Ik zag ook geen reden om het verhaal van Paul te gaan 'controleren' op details. (ivm met het juiste jaar waarin zijn opa stopte bij de radio...)
Deze blog heeft niet de pretentie om een wetenschappelijk verantwoord medium te zijn. Het heeft zijn grenzen, net zoals ik die heb. Goed dat er in de reacties correcties kunnen gegeven worden, zoals jij nu doet.
Maar zelfs die 'fouten' doen mijn inziens niet af aan het sterke levensverhaal van deze dame.
@Jan Smets
Als ge over het verleden schrijft - en dan zeker over dergelijk gevoelig thema - is het toch wel aan te raden dat ge de juiste toedracht schetst want anders kunnen we alle geschiedenisboeken weg smijten. Dus eerst die dokumentaire bekijken zou niet zo 'n slecht idee zijn. Just to now zou Gimyco zeggen.
Daarom ben ik ook zo blij, beste GL, dat jij in volle objectiviteit en met de juiste feitenkennis, hier regelmatig orde op zaken komt zetten, op deze Blog. Bedankt voor uw gewaardeerde tussenkomst.
En verder hou ik me aan het antwoord hieboven gegeven in een vroegere reactie.