"Pour y planter des choux, vous avez raison, mais pour les séminaristes, c'est idéal!" antwoordt kanunnik Francis Dessain gevat op het afkeurend gemompelde "C'est du mauvais terrain!" van kardinaal Van Roey, waarvan hij secretaris is. En hiermee is het akkoord getekend: Op het IJzerenveld in Sint-Katelijne-Waver, nét voorbij de Mechelse stadsgrenzen, wordt het Sint-Jozef-Seminarie neergepoot, omdat de gebouwen in de stad te krap zijn geworden. 'IJzerenveld' verwijst naar 'miseren veld'.... De miserabele grond was alleen goed om asperges te kweken. Nu zouden er vele seminaristen hun opleiding krijgen... Ook die episode in de geschiedenis is lang vervlogen tijd. Dit jaar bestaat de voorziening voor mensen met een mentale beperking - Borgerstein - dat in de plaats van het seminarie kwam, veertig jaar. Van Bergesteyn zoals het hierboven op de oude pentekening van Leopold Godenne afgebeeld staat, over Sint-Jozef-Seminarie, tot Borgerstein... : het is een eeuwenlang verhaal met Mechelse links. Het begon immers allemaal...op de IJzerenleen...
We schrijven begin vijftiende eeuw. Een noodlottig voorval op 1 maart 1400 zou het leven van een man van aanzien, een schepen uit onze Dijlestad, grondig door elkaar schuden...
Jan Van den Steene is schepen in Mechelen: een gespecteerd en rijk burger, en deken van de wolwevers. Hij houdt van deze stad; van zijn torens en straten, paleizen en vlietjes... Maar de man is licht ontvlambaar. Dat wel. Op een dag heeft hij een stevige ruzie met een andere Mechelaar én collega-schepen: de al even welgeboren Arnold Bau. Het is niet zomaar een discusseie zonder meer, een akkefietje. Nee: het komt tot een heus handgemeen. Op de IJzerenleen (toen nog 'Oude Vischmerkt' genoemd) gaan beide gezagsdragers op de vuist. En op zeker moment deelt onze 'Schone Jan' (want zo wordt schepen Van den Steene al wel eens genoemd hier ter stede) een fatale slag uit op het hoofd van Arnold. Dat bekomt deze laatste dus erg slecht. Bau verwisselt terstond het tijdelijke voor het eeuwige. Onze Jan schrikt zich natuurlijk een hoedje. Dat kan je best geloven! Hij is enorm bang voor de zware straf die hem ongetwijfeld boven het doorluchtige hoofd hangt als de feiten zullen vastgesteld worden. Van den Steene besluit wijselijk hebben en houden achter te laten in Mechelen, en op de vlucht te slaan! Dit is hem geraden, want het stadsbestuur kan absoluut niet lachen met de dramatische gevolgen van de uit de hand gelopen ruzie. Jan mag zich niet meer vertonen in onze stad, of het zou hem zuur opbreken. Voor eeuwig en altijd wordt hij verbannen uit de Dijlestad. En 'eeuwig' is best héél lang... Jan Van den Steende vervloekt zijn impulsief gedrag, en weent bittere tranen om wat hij verloren heeft. Daar staat hij nu: de kale jonker, buiten de grenzen van de stad, die hij zo lief heeft met elke vezel van zijn lichaam. Maar hij blijft niet bij de pakken zitten. Jan besluit even voorbij de stadsgrens een optrekje te bouwen. Een bescheiden optrekje? Nee hoor. Daarvoor is de ex-schepen iets té veel van 'goeie komaf'. Het wordt een heus waterkasteel met alles erop en alles eraan. Aan de Vrouwvliet, die Mechelen toen reeds scheidde van buurgemeente Sint-Katelijne-Waver, in het het toenmalige hertogdom Brabant, laat hij 'Bergesteyn' uit de grond verrijzen. Als we in oude boeken op zoek gaan, zien we dat dit kasteel reeds in 1364 wordt vermeld. De naam wijzigde in de loop der tijden tot 'Borgerstein' (of 'huis' of 'steen' van een (ex)-stadsburger). Zo dicht bij zijn geliefde stad kan Jan de klokken horen: de klanken van Mechelen, die hem doen verlangen naar verloren tijden, toen hij nog het mooie weer maakte in de Dijlestad. Eeuwig heimwee drijft hem voort. Nooit zou hij Mechelen vergeten...
(prent van Van den Eynde)
Niet onwaarschijnlijk is het dat Jan Van den Steene zijn kasteel bouwde op de eenvoudige resten van een Frankische hoeve met die naam. Zoals je hierboven kan lezen, gebeurde de moord in 1400, en was er al sprake van het kasteel in 1364. Geschiedschrijving en verzinsel liggen soms dicht bij mekaar. Maar een mooi verhaal blijft het wel. En de grote lijnen zijn beslist historisch correct te noemen.
Het Hof van Borgerstein was gevestigd in het gehucht Kreitenborg. Het kasteel zou meerdere verbouwingen kennen tot men in 1825 besloot om het af te breken. Het was dan ook danig in verval geraakt. Alleen de hoeve van Borgerstein liet men ongemoeid. Nu nog resten er een paar oude delen zoals de brug en de poort.
Het kasteel moet naast de hoeve, binnen de grachten gestaan hebben. De nabijgelegen kapel kreeg dan ook de toepasselijke naam van 'Kapel van Borgerstein', hoewel ze ook 'Kapel van OLV-Bezoeking' of 'Kapel van OLV-van Koorts' genoemd werd. Tot in het begin van de vorige eeuw was er jaarlijks een grote toeloop van Mechelaars naar dit kapelletjes van Borgerstein, en dit op de zondag na de feestdag van OLV-Boodschap. Zo ontstond de naam 'kapellekenskermis'.
In de onmiddelijke buurt van het afgebroken kasteel verrijst in de vroege jaren dertig van de vorige eeuw het imposante Sint-Jozefseminarie, omdat de Mechelse gebouwen te krap geworden waren. Het zal een groot complex worden dat autoriteit uitstaalt, passend bij zijn zijn opdracht als Diocesaan instituut voor priesteropleiding. De gronden werden reeds door de zieke kardinaal Mercier verworven in 1926. In 1936 werd het gebouw ingewijd. Het aartsbisdom telde omstreeks 1918 zo'n drie miljoen 'zielen'. De opleiding tot priester duurde zes jaar. De kandidaat-priesters startten na hun secundaire studies hun opleiding aan het Klein Seminarie, waar filosofie werd gedoceerd. Het Klein Seminarie was gevestigd in het Hof van Hoogstraten én het Hof van Coloma aan de Bleekstraat. Na die periode schoven de seminaristen door naar het Groot-Seminarie in het vroegere Standonckcollege in de Merodestraat. Deze drie gebouwen waren door de stijging van de roepingen overbevolkt geraakt, en voldeden bovendien niet meer aan de nodige vereisten. En zo kwam men terecht bij de braakliggende terreinen aan het IJzerenveld.
(het complex in 1947)
De opvolger van Mercier, Kardinaal Ernest-Joseph Van Roey, was er ook van overtuigd dat het wenselijk was om een nieuw seminarie te bouwen. Hij besliste dat de twee studiejaren filosofie voor een 250 studenten én het eerste jaar theologie voor een 100-tal studenten door het nieuwe seminarie zou kunnen verzorgd worden. Het complex diende studielokalen te hebben en slaapkamers voor 350 seminaristen, hun professoren en het personeel. Na drie jaar studie aan het Sint-Jozefseminarie gingen de kandidaat-priesters over naar de drie hoogste jaren theologie in de Merodestraat.
De opdracht om een gebouw te ontwerpen, werd gegeven aan architect Simon Van Craen uit Mechelen. Deze man was toen 32 jaar en toen reeds dé architect van het aartsbisdom. Zijn stijl werd sterk beïnvloed door art-déco. Vanaf 1933 begon men te bouwen. Op 11 oktober werd de eerste steen gelegd. Op 300 dagen stond de ruwbouw er. Architect Van Craen had zijn pluimen verdiend met de restauratie van de oorlogsschade van Sint-Romboutskathedraal en ontwierp ook de Sint-Gummaruskerk met school aan de Kerkhoflei. Van Craen was bovendien leraar Bouwkunde aan de TSM. In onze stad ontwierp hij eveneens de feestzaal van het Sint-Romboutscollege, industriële gebouwen zoals deze van Hertsens en brouwerij Lamot, en leidde hij vele restauratiewerken na WO II. Ook buiten onze stad was hij erg actief.
(Bouwvakkers op de werf en het bezoek van kardinaal Van Roey en zijn privé-secretaris Francis Dessain, aan het bouwterrein...)
Het werd een immens complex op een domein van 8,5 ha. Aan de straatkant meet het domein 315 meter en in de diepte is het 400 meter lang. Twee grote blokken - het ene 160 meter en het andere 220 zijn als hoofdgebouwen verbonden met drie tussengebouwen. In het verlengde van het middelse tussengebouw ligt de kapel met klokkentoren. Zij biedt plaats aan 400 personen enis geheel in art déco. Aan de noodkant van de voorbouw bevond zich het 'convent van de zusters'. Twaalf zusters van het Mechelse Convent van Nazareth stonden in voor het huishouden.
(Eerstesteenlegging door kardinaal Van Roey. Naast hem staat architect Van Craen)
(Eucharistieviering in de regen bij de eerstesteenlegging op 19 maart 1934)
(de kapel en de zogenaamde 'Bisschopszaal' zijn nu nog steeds herinneringen aan de bloeitijd van het seminarie...)
Het seminarie kreeg als bouwwerk heel wat aandacht in de pers.
Tijdens WOII deden de kelders van het seminarie dienst als toevluchtsoord voor 250 buurtbewoners die hier beschrming zochten voor de luchtaanvallen.
Niets blijft duren. Ook aan de glorieperiode van het Sint-Jozefseminarie komt een einde. De snelle ontkerstening van onze maatschappij en de reorganisatie van de priesteropleiding (opvolger van Van Roey, kardinaal Suenens, richtte ondermeer in Antwerpen een bijkomend seminarie op), hebben geleid tot leegstand. In 1964 is het verhaal voorgoed uitgespeeld. Alle studenten uit de wijsgerige cyclus van het seminarie werden naar het nieuw gebouwde Johannes XXIII -seminarie in Leuven gestuurd en in 1965 hield het Sint-Jozefseminarie op als onafhankelijk bisschoppelijk college, en kwam het onder het bestuur van het Groot Seminarie van Mechelen waar de resterende theologiestudenten naar toe werden gebracht. Amper dertig jaar na de inzegening werd het vonnis van het seminarie getekend. Het is opmerkelijk hoe kort het gebouw maar gediend heeft voor het oorspronkelijk doel...
(groepsfotovan de seminaristen en hun professoren in 1937)
De nu 85-jarige priester, Paul Van Steen, die ooit les gaf in het Sint-Romboutscollege en jarenlang pastoor was van de Sint-Jozef-Colomaparochie, heeft nog levendige herinneringen aan zijn studietijd in het Sint-Jozefseminarie. In de jaren vijftig van vorige eeuw volgde hij er zijn opleiding...
Wat nu Borgerstein wordt genoemd, was voor ons het Sint-Jozefseminarie; een vormingshuis voor priesters in opleiding - seminaristen zijn dat. Ook ik verbleef er drie jaar: twee jaar filosofie en het eerste jaar theologie. Samen vertoefden daar ongeveer driehonderd jonge mensen. Ik herinner mij nog de heel lange gangen, in stilte gehuld. Het bleef een erg gesloten bestaan met afwisselden, uren kapel - lessen in de aula - grote refter - en studie in ons kamertje. Soms kwam er iemand spreken. Ik herinner mij Cardijn, die zo vurig en zo luid kon spreken, dat de verwarmingsbuizen er van trilden. Ik overdrijf wellicht, maar zo zit het in mijn geheugen. Als er vrije tijd was, wandelden we in het park en kozen we voor de 'kleine' of de 'grote' toer. Ik vond, en vind nog altijd, dat er in heel die opleiding veel kansen gemist werden. Zo heeft elke tijd zijn tekortkomingen...
Het complex wordt in 1974 door Borgerstein vzw gekocht - een voorziening voor opvang van personen met een verstandelijke beperking en bejaarden, die op 28 december 1973 werd opgericht. Bij dit herbestemmingsproject blijft echter de authenticiteit van de monumentale infrastructuur behouden, maar wordt het gebouw aangepast aan de behoeften en voorschriften inzake wooncomfort en veiligheid voor deze nieuwe doelgroep. De stichters van de nieuwbakken vzw zijn gedreven personen uit de medische, sociologische, politieke, financiële, juridische en onderwijswereld. De Mechelse notaris Robert Vandekerkhove wordt voorzitter en zal één jaar later de voorzittershamer doorgeven aan mevrouw Lea Clarijs-Pauwels, vele jaren CVP-gemeenteraadslid en schepen in Mechelen. Men kiest bewust voor de naam 'Borgerstein' als verwijzing naar het vroegste verleden van dit domein. Maar de oude naam krijgt een mooie, nieuw invulling. Dit 'steen' - dit 'huis' voor borgers' - 'burgers', wil impliciet verwijzen naar de gelijkwaardigheid van de bewonders met andere burgers. Het wil vooral een huis en een thuis zijn voor mensen. En dit al veertig jaar lang. Ondertussen zijn er nieuwe paviljoenen gebouwd op aangrenzende gronden aan de 'seminarielei', en leven er ook bewoners van Borgerstein semi-zelfstandig in 'huizen in de rij' in Sint-Katelijne-Waver én Mechelen.
De cirkel is rond. Geschiedenis gaat naadloos over in het heden. Een verhaal van heimwee met toekomstmuziek...
(verantwoording foto's: Borgerstein, O.Pauwels, tijdschrift Monumenten en landschappen maart-april 2004, Jan Smets)
Dag Jan,
Mooi artikel over de geschiedenis van de naam Borgerstein en uiteraard ook over ons Borgerstein.
Waar heb je de info gevonden over de "prent van Van den Eynde" ivm het kasteel Bergesteyn? Waar wordt deze prent bewaard?
groetjes
andré
@André Arnold: deze prent staat in het boek 'Mechelen volgens Van den Eynde' door Marcel Kocken. Uitgeverij J.Stevens - Mechelen. Het boek dat eind jaren zeventig, begin jaren tachtig (?) uitgegeven werd, is niet meer verkrijgbaar in de handel, maar duikt hier en daar nog wel eens op in tweedehandswinkels. Het Stedelijk Archief , Mechelse Stadsmusea, of de Regionale Beeldbank beschikken waarschijnlijk ook wel over deze prent.
De andere prent komt uit 'Oud Mechelen - penteekeningen door Leopold Godenne naar David De Noter en anderen'. (uit 1926)
@André Arnold:
Het leuke aan deze prent is dat de maker wou bewijzen dat Mechelen vlakbij was door de St. Romboutstoren af te beelden op de achtergrond. Volgens deze prent moet de toren ergens aan de stadsmagazijnen aan de Zavelenberg gelegen hebben!
Waar je ook nog achtergrondinformatie kan terugvinden, is in de brochure hieronder.
Succes!