OLV van Zon (foto François Van der Jeught) Een doodgewone ontmoeting met een Mechels stadsgids kan gevolgen hebben die de grenzen van onze geliefde stad ver overschrijden. Toen de bekende stadsgids Erik Vekemans enkele maanden geleden een gezellig gesprek aanknoopte met François Van der Jeught, spitste het onderwerp zich toe op het Hofke Van Oliveten, waarvan de beeldengroep al vele jaren wordt toegeschreven aan Thomas Hazart, ook bekend als “De meester met de zespuntige ster”.
Dat vertelde François tijdens zijn uiteenzetting vorige vrijdag 22 november voor de leden van Koninklijke Gidsenbond Mechelen. François, in een vorig leven hoofdcommissaris van politie-korpschef, vond dit gegeven interessant genoeg om wat te gaan rondstruinen in wat hij dacht de uitgebreide documentatie rond deze bekende Mechelse beeldhouwer-schrijnwerker en aan wie niet minder dan 35 beelden worden toegeschreven.
Voor Mechelen betreft het de beeldengroep in het Hofke Van Oliveten, de H. Catharina in de Sint-Jozefskapel van de Sint-Katelijnekerk, het beeld van Christus in het graf in de Sint-Romboutskathedraal, de schitterend gerestaureerde O.L.Vrouw-van-Zon in de kerk van O.L.Vrouw-over-de-Dijle, en vier werken in de collectie van de Mechelse Musea: een Madonna met kind, een Jacobus de Meerdere, een Sint-Joris met de draak en het beeld van O.L.Vrouw met het kind Jezus.
Het Mechels stadsarchief, waar François sinds vele jaren opzoekingswerk doet, was de uitgelezen plek om een en ander uit te vissen. Over Hazart zelf bleek uiteindelijk alleen geweten dat hij begraven werd op het Sint-Janskerkhof op 28 april 1610. Meer niet.
De auteur, die destijds de zespuntige ster verbond aan de naam Thomas Hazart, was de geneesheer Georges Van Doorslaer. Hij publiceerde in 1933 dat hij in het Mechelse stadsarchief een document had aangetroffen, namelijk een kopie van een verzoekschrift van het schrijnwerkersambt van 9 juli 1601. Op basis daarvan concludeerde Van Doorslaer dat het merk van een zespuntige ster onderaan de kopie moest toebehoren aan Thomas Hazart. Zijn publicatie leidde ertoe dat tot op dit ogenblik een 35-tal beelden, gemerkt met een zespuntige ster, worden toegeschreven aan Hazart. Maar was Thomas Hazart wel “de meester met de zespuntige ster”?
François besloot het origineel document op te vragen en te fotograferen. Wat blijkt? In het verzoekschrift staan niet de namen van de dekens en gezworenen van het ambacht, zodat de namen en merktekens, die overgeschreven werden van de originele akte, helemaal niet ondubbelzinnig aan een naam konden worden gekoppeld!
François, die zeer beslagen is in oud-Nederlands: las ons het einde van het verzoekschrift voor en ik citeer letterlijk: “Actum, de negende juli 1601, ondertekend Paeffenroode, ende was de requeste ondertekend door deze namen ende merken: Bij mij Gillis Swinnen, hier staat een ster, hier staat: bij mij Thomas Hazart, hier staat een k, een haak en een t, - dat zijn initialen en ik ben ervan overtuigd dat dit de initialen zijn van Karel Dries, die in het testament van Thomas Hazart vermeld wordt en die hij zijn goede vriend noemde -, en Stoeffel – of Christoffel - de Waele.”
(Opm. opsteller: het valt op dat er wordt gesproken van namen ende mercken, het is dus mogelijk dat de zeshoekige ster hier als merk wordt gebruikt door het ambacht.)
Om zeker te zijn dat hij niets over het hoofd zag, zocht François verder. Hij vond een notarisakte uit 1595 waarbij ondertekend werd door Thomas Hazart en Gielis Swinnen als dekens van het schrijnwerkersambacht en door Franchoijs de Wale (ook De Waele) en Nicolaes Claes als oudermannen van dit ambacht. Het was Franchoijs de Waele die had ondertekend met een zespuntige ster!
(Opm. opsteller: we kunnen hier dus concluderen dat, moest dit document eerst gevonden zijn, de “Meester van de zespuntige ster” François de Wael zou geweest zijn …).
De andere namen in deze akte, Jan Van Brabant en Cornelis Bessemers, waren de dekens van het oudekleerkopersambacht, met wie de leden van het schrijnwerkersambacht een contract hadden afgesloten. In de akten van de Mechelse notaris Jan Harlinghen vond François Van der Jeught nog twee documenten van omstreeks 1600, waaruit ondubbelzinnig blijkt dat naamdragers De Wael of De Wale ook akten hadden ondertekend met een zespuntige ster.
In zijn uiteenzetting vroeg François zich af of het merkteken of meesterteken op de beelden wel het (merk)teken was van één ambachtsman, of dat het wellicht ging om een waarmerk van een atelier of een soort handelsmerk. François vermeldde in dit verband dat hij een merkwaardige inventaris had aangetroffen in de akten van notaris Jan Harlinghen uit 1604 van het huis en atelier van Huybrecht Beda in de Sint-Katelijnestraat rechtover de Sint-Katelijnekerk. Beda en zijn echtgenote waren overleden aan de pest. In de boedelbeschrijving werden naast honderden schilderijen, 661 beeldhouwwerken vermeld! De naam van het huis van Beda: “De Zwarte Ster”.
Voldoende stof dus om wellicht nieuwe inzichten te verwerven in de merktekens op beeldhouwwerken. De kunstgeschiedenis zal voor een deel moeten herschreven worden. Het “Thomas Hazart-dilemma” wijst eens te meer uit hoe belangrijk gedegen bronnenonderzoek is. Mijn gewezen professor geschiedenis Jos Van Dooren kon het in zijn lessen niet genoeg benadrukken: “Men mag nooit zo maar belangrijke conclusies trekken uit de vaststellingen van slechts één bron,” een fout die in dit geval blijkbaar werd gemaakt.
De conclusie van François Van der Jeught is klaar en duidelijk: het vermoeden van Georges Van Doorslaer in 1933 dat Thomas Hazart het oorspronkelijke document van 1601 had ondertekend met een zespuntige ster, was een misvatting. De consequentie daarvan is dat de stelling, dat 35 beeldhouwwerken met een zespuntige ster aan Thomas Hazart moeten toegeschreven worden, niet meer houdbaar is.
Meer weten? In de Handelingen deel 117 (2013) van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen zal over de nieuwe bevindingen m.b.t. de “Meester met de zespuntige ster” een heel gestoffeerde bijdrage gewijd worden.
De video met de uiteenzetting van François Van der Jeught kan hieronder bekeken worden:
Thomas Hazart is dus blijkbaar “par hasart” tot “Meester met de zespuntige ster” benoemd. In de documenten staat hij geboekstaafd als deken van het schrijnwerkersambacht. Hoe kon hij dan ooit als beeldhouwer bekend worden? Om dat te begrijpen moeten we enkele eeuwen terug. Ten tijde van Hazart waren er slechts een beperkt aantal erkende ambachten, waarvoor men ook het poorterschap voor de som van 7 ponden moest aankopen. Voor de houtbewerking waren er twee belangrijke ambachten: de timmerlieden en de schrijnwerkers.
Het onderscheid was niet zo simpel, maar ruw gezegd stonden de timmerlieden in voor alles wat gezaagd en getimmerd werd, dus met behulp van nagels, met als voorbeeld een tafel of een trap. De schrijnwerkers maakten de wat meer verfijnde voorwerpen met houten tap- en zwaluwstaartverbindingen, zoals kasten. Ook de beeldhouwers werden tot de schrijnwerkers gerekend. Kasten werden nu eenmaal ook met beeldsnijwerk versierd.
De scheidingslijn was steeds bijzonder onduidelijk, zodat er heel wat processen dienden te worden gevoerd. Een ervan ging bv. over het maken van een preekstoel met vanzelfsprekend een trap. Moest deze trap worden gemaakt door een timmerman, of door een schrijnwerker?
De rechtbank bepaalde dan dat de trap door de schrijnwerker mocht gemaakt worden als deze binnen de contouren van de preekstoel werd aangebracht. Indien hij erbuiten viel moest de timmerman hem maken.
Buiten de houtbewerkers was er onder meer ook het ambacht van de “vier gekroonden”, zo genoemd naar de vier patroonheiligen van de metsers, steenkappers, beeldhouwers en leidekkers. Iemand die zowel houten als stenen beelden wilde maken kreeg het daarmee dus wel wat moeilijk. Dit soort van uitwassen leidde er tenslotte eind 18e eeuw toe dat de ambachten meer en meer aan invloed verloren en ook het kopen van het poorterschap zijn nut verloor.
Kocken Marcel, 600 jaar beroepsorganisatie van het bouwbedrijf, studie uitgegeven naar aanleiding van het 75-jarig bestaan van de Syndikale Kamer der Bouwnijverheid van Mechelen, 1977
Boeiend om lezen. Het is toch zo dat in die tijd de naam van een schilder minder belangrijk was dan nu? Nu krijgt een kunstwerk soms belangstelling alleen maar om de naam die erop staat. Ook is zo'n vroeger kunstwerk vaak gemaakt door véle handen? ...
Nu wordt men ook kunstenaar om naambekendheid te verwerven; dat valt nogal wat "kunst" goed aan te zien. Toch is de anonimiteit van beeldhouwers niet alleen een lang vervlogen verschijnsel: Enkele kunstenaars-topvaklui voor de Mechelse meubelnijverheid, thuiswerkers maar soms in loondienst, ontwierpen bijvoorbeeld spiegels waarvan slechts enkele exemplaren gestoken werden. Aan zulk werk gingen een aantal schetsen en tekeningen vooraf. Na WO II stak een sculpteur uit de Hovenierstraat van zijn creatie die hij "De Boom des Levens" noemde, er één in eik voor zichzelf, hij verkocht er één in linde aan een neef van zijn vrouw, en zijn derde zou jarenlang in de toonzaal van de meubelmaker Kero te pronken hebben gehangen, als demo en niet te koop. In feite was die laatste eerst in lindehout gemaakt maar na enige tijd wegens memel in stukken gehakt en opnieuw vervaardigd in eik, zo vertelde me de vrouw van de beeldhouwer. Die kunstsculpteur wiens naam aan de buitenwereld volslagen onbekend is, en dat mag dan zo blijven, heb ik in mijn jeugdjaren gekend, en de beide eerstgenoemde exemplaren heb ik, ook op latere leeftijd, aandachtig bewonderd. Ik ken trouwens ook ander werk van hem zoals nog spiegels, luchters, een staande lamp, siersteun voor een beeld, pijpenrek; van die weet ik niet of er ooit meerdere exemplaren van waren.
Daarnaast vergde ook het snijden en slijpen van de spiegel een apart vakmanschap dat teloor ging: Allicht nog door het 'werken' van de houten lijst, raakte er één na een vijftiental jaren gebarsten en werd dan vernieuwd, maar de krullen en punten van de complex gevormde lijst werden ondanks het voorbeeld, merkelijk minder exact gedetailleerd gevolgd: dat gaf men bij voorbaat al toe, niet meer aan te kunnen.
En daarenboven niet meer te kunnen betalen Some.