De Mechelse Hemel

met categorie:  

(Jan Smets)

Deze Blauwe Maandag zou de meest depressieve dag van het jaar zijn?  Ach...  Dit geloven we toch niet?  Ons Mechelen is de hemel op aarde natuurlijk.  Enne..., voor mijn duizendste post op Mechelenblogt  wil ik even grenzen verleggen - de grenzen van tijd en ruimte: ik ga op reportage naar een Mechelse enclave hier ver vandaan, waar het leven ook best OK is...  Op zijn minst...

Ze zitten er vaak samen.  Gezellig in hun Zevende Hemel: de Mechelaars die het aardse tranendal ruilden voor Hogere Regionen.  Niet omdat het in die Hemel-Zonder-Grenzen op andere plekken niet leuk zou zijn, maar zeg nu zelf: Mecheleirs onder mekaar: het hééft wel wat.  En God ziet er geen graten in.  Hij heeft wel een boon voor dit aparte volkje.  En Hij weet het wel: ze kunnen af en toe stevig scheurpen als er te weinig saffraan door hun rijstpap geroerd is, en ze kunnen een flinke boom opzetten over het éénrichtingsverkeer Aarde-Hemel, én ze zien de Goed-Nieuwsshow van Hem - de Grote Baas, en zijn College van Aartsengelen vaak als volksverlakkerij...  Soms vinden ze dat Zijn Boodschap een brug te ver is, en dat Zijn logo de lading niet denkt...  "t Is allemaal waar.  En God weet dat.  Maar hij is deze zielen van dit kleine provincienest wel genegen.  Met vlijt hebben ze Zijn Boodschap in Mechelsche Catechismussen gedrukt en verspreid - en al moet gezegd dat de Vader niet steeds akkoord was en is met de interpretatie van sommige van zijn wereldse plaatsvervangers: het was een mooi werk.  En verder: Mechelen was van Rombouts tijd tot heel onlangs een paradijs voor nonnen, paters en begijnen, en ook al mochten die dan niet steeds zo heilig zijn als ze schijnen: het was daar een zalig voorgeborchte van het Hiernamaals.  En dat is het nog.  Dat moet gezegd.  En dat wéét God.  Dus: af en toe knijpt de Almachtige een oogje toe, als de Maneblussers-van-Hierboven in gezelschap een stevige vloek uit de keel stoten, en vanonder een wolk stiekem een Gouden Carolus opdiepen ( 't moest ook maar niet zo goddelijk zijn, sust de Vader zijn Eigen Geweten (want dat is plooibaar) en nipt dan ook van het schuimende vocht.  Een klein beetje maar.  Want God moet nu eenmaal het goede voorbeeld geven.   Dat hoort bij zijn status).

 

Margareta van Oostenrijk - die straffe tante - heeft zich van bij haar schielijke overlijden na die verdomde beenkwaal, opgeworpen tot de informele leidster van de afgestorven stadsgenoten.  Je hebt nu eenmaal Habsburgs bloed of niet.  En men aanvaardt dat.  Beslist eigenaardig, want Mechelaars kankeren nu eenmaal graag over gezag en de dragers ervan.  Maar de landvoogdes slaagt er wonderwel in om de sympathie weg te dragen.  Dat was hier Beneden zo - en zo is het ook Hierboven.  Men vergeeft het zelfs dat ze gebrekkig Nederlands praat.  Maar als de doorluchtige Prima Donna, met haar natuurlijke gezag, haar boodschap overbrengt of een gedicht declameert, luistert het Mechelse volk met aan adoratie grenzende eerbied.  Margareta voelt zich goed Hierboven.  De blauwbloedige weduwe is weer herenigd met haar Filibert.  En in het Hemelbed halen ze in wat ze in hun kortstondig huwelijk in Savoye zo weinig konden beleven.  Men gunt het Margriet.  Ook die etter van een Franse dauphin loopt ergens rond onder de Heilige Gewelven van de Hemel, maar die gunt onze Landvoogdes géén blik.  Zijn bruidje zomaar bij het groot huisvuil zetten!!  Ze heeft het hem nog niet vergeven (ook al was dit 'vergeven' een voorwaarde die God had gesteld - een eis die Hij snel had ingeslikt toen hij de giftige blik van de Oostenrijkse zag...).  Met Juan, haar Spaanse kroonprins, wisselt ze ook niet al te veel woorden.  Ach, 't was ook al zo lang geleden.  't Was een kort huwelijk - maar het ging er stomend aan toe dat jaar.  Dus: die Iberiër kon teren op de vurige herinneringen.  Bovendien zijn de Spaanse Hemelcontreien té streng voor haar.  Juan zit daar geprangd tussen zijn ouders - de Katholieke Koningen, zijn waanzinnige zus en die andere zus van hem: Katharina, het afdankertje van die Engelse Blauwbaard, Filips met zijn godsdienstwaanbeelden, die bloedhond van een Alva...  Kortom: een niet zo gezellig clubje - stijf, formeel en onverbiddelijk als een Fabiolakapsel...  Margareta hoeft ze niet zo nodig op visitie in het Mechelen-Compartiment van de Hemel.  Ze heeft nu eenmaal ook Bourgondisch bloed in de aders stromen.  En dat is meer - hoe zou ik het omschrijven?  Olala?...

 

Het is dus beter in de Mechelen-Vertrekken van de Hemel.  Ze zitten er vaak samen - de Overledenen van de Dijlekant.  En ze zijn er allemaal: de bekenden en de minder bekenden: Margareta van York met haar Engelse manieren, en Rikske-den-Bult en Kobe, een steeds maar nieuwe plannen makende burgemeester Spinoy en Lucas Faydherbe die ontwerpt en tekent en praat in krulzinnen, Jomme den Brugdraaier en Kwa Beth (PS: die heeft héél erg haar best moeten doen om binnen te geraken - maar met wat gevlei heeft de ex-waardin van Den Beer Sinte-Pieter weten te vermurwen...  Ze hoopt nog steeds dat ze haar uithangbord terug mag veranderen in 'Den Engel' - maar dit gaat wat té ver voor de Vader - en trouwens: er zijn al genoeg drankgelegenheden in de Hemel die zo noemen...), de listige Jan Kadodder en de heldhaftige Boerenkrijgers, Juffrouw Hellemans - de Mechelse blauwdruk van Florence Nightingale, Kannunik Dessain, Aloïs Jans die de kronieken bijhoudt, Rembert Dodoens en Mille Antiek, Torke Lembrechts en de deftige familie Berthout, Louis Neefs en Francis Bay die roddelen over Jo Leemans die nog lang niet van zin is om ten Hemel op te stijgen (als ze dit dan ooit van plan is - de toekomst blijft immers geheim...), Opa Van Beethoven die steeds maar pocht over zijn kleinzoon (ook al is diens verhaal nu ook voltooid), en de Keldermansen, Joos De Rycke en jef Contreyn die de poppetjes regelmatig laat dansen, Flor Peeters en Willem Geets, Monseigneur Scheppers en Katelijne de heks.  (Deze laatste had God liefdevol opgenomen als tegemoetkoming en eerherstel.)  Want het was godgeklaagd dat ze deze arme vrouw hadden opgestookt.  Dat was écht niet schoon wat ze met haar hadden gedaan in het Mechelen-van-Beneden.

 

De Hemelse Dames keuvelen vaak gezellig samen.  Heel levendig allemaal, al besef ik dat dit niet het juiste adjectief is.  Ze zijn behoorlijk geëmancipeerd.  Dames-met-Klasse, weet je wel.  Mechelse vrouwen zijn gezegend met veel talenten.  En dat is zo Hierbeneden als Hierboven.  Zo hebben Maaike Verhulst, Maria Faydherbe en de twee Margrieten een Verbond gesloten waar niet aan te tornen valt.  En de Mechelse mannen weten dat, en accepteren dat.  Daar kan zelfs geen purperen Wollemarktbewoner iets aan veranderen.  "Trouwens die Granvelle hoeven we hier niet', sneert Van Oostenrijk regelmatig.  "Hij koos indertijd al snel het hanzenpad.  Nu moet hij ook niet meer afkomen!".  Mathias Hovius kan dan wel op goedkeuring rekenen.  Tenslotte is hij dan ook 'nen echte Mecheleir'.  Over Mercier en andere prelaten spreekt ze zich wijselijk niet uit.  De landvoogdes is dan ook gekend en geroemd om haar diplomatie.  "Over de dooien geen kwaad", pleegt ze dan te zeggen.  (en over de levenden wil ze al zeker niet oordelen in het openbaar.  Tenzij over...)

 

Neef Karel komt af en toe langs.  De gouvernante weet niet of het is omdat hij zijn tante een warm hart toedracht, of omdat hij het Escorial-achtige Gebuurte van de Spaansche Afgestorvenen wil ontsnappen, of..., omdat hij weer behoefte heeft aan een Mechelschen Bruynen, die - weliswaar niet openlijk wordt geschonken - maar wel massaal aanwezig is...

 

Jef Denyn, die goeie ziel, is ook graag gezien door de Vader.  Bij Leven en Welzijn wist deze Mechelen-zoon met zijn Hemels Klokkengelui God reeds te ontroeren.  Hij is dan ook aangesteld om bij Hemelse Plechtigheden zijn klokkenspel te bespelen.  De Michielsen steken dan steevast een handje toe.  En Piet en Staf - zijn getalenteerde opvolgers, voelen zich goed in d e schaduw van de Meester.

 

Als Jef speelt, dan pinkt God een traantje weg.  En dat doen dan ook de Aartsengelen, en de Heiligen, de Zaligen, de Uitverkorenen, de Cherubijnen en Serafijnen en de Mindere Engelen.  Dan zweven de beierende klanken door de Eeuwige Gewelven, klimmen ze omhoog langs de ranke zuilen, frontonten, kapitelen en balusters..., tot in de Eeuwen der Eeuwen amen.  En dan staan er artistieke zweetdruppels van inspanning op het gelaat van Jef, die druppen tot in zijn knevel...

 

Rombout is dan terecht fier.  Tenslotte heeft hij dat barbarenvolkje op die drassige gronden rond de Dijle toch maar bekeerd.  ( en daar is God niet weinig blij mee - én dankbaar!).  Die kwelduivel Nekker schopte hij met zijn Ierse temperament tot in de Hel, waar hij nog steeds en wederkerig, en opnieuw en opnieuw en opnieuw kreunt onder het schroeien van de likkebaardende vlammen.  (Overigens zijn er in de Hel  weinig Mechelaars te vinden, als het je kan geruststellen...).  Rombout heeft nog altijd een gat in zijn hand, en als de Mechelaars er niet komen met hun Hemelse Begroting, dan weet hij ze voort te helpen met wat goudstukken.  Gravin Elisa bewondert hem, en ze kijkt hem dan altijd met van die superfan-ogen aan, die graaf Ado, die toch haar wettige gemaal is, nog steeds doet twijfelen of die miraculeuze zwangerschap van zijn eega, die leidde tot de geboorte van de kleine Libertus, wel écht koosjer was.  't Zal Rumoldus worst wezen.  Die eeuwigdurende aanbidding van de gravin het het Mechelse volk doen hem deugd.  Het is wel zo dat hij die eer moet delen met ons-lievrouwke-van-Hanswijk, want deze Mechelse uitgave van de Moeder Gods is nog steeds erg geliefd in de Dijlestad.  Zelfs nu nog in deze toch wel sterk ontkerstende gewesten.

 

Sinte-Mette is dan wel niet Mechels, maar hij komt ook graag op visite bij Margareta en haar Hemelse Onderdanen.  En het raakt hem nog altijd dat de Maneblussers dan luidkeels beginnen te zingen over 'Gèft eum e pastilleke, 't zal overgaan!...'.  Zelfs God moet dan lachen.  Zij het ingetogen natuurlijk.  Men is God of men is het niet.  En als men het is, dient men zich waardig te gedragen.  Maar dat het geen dooie boel is in de Mechelse Hemel, ziet hij wel.  En eigenlijk vindt hij dit best OK.

 

Wat is het gezellig in het Mechels Hiernamaals, dat nostalgie en blijmoedigheid als een Ost-prent uitstraat.  Ze zijn er met velen: de Clarissen die met een ei zitten, de marktkramers, de Leestenaars en die van den Heihoek, die van de Vennekant en die van Schonenberg, en Galgenberg en Stuivenberg, de ridders en de straatlopers, de brouwers en de Dames de Marie, de schutters en de poorters, de leden van de stijfdefige Grote Raad, de katholieken en de sossen, de burgemeesters, die van Pasbrug en die van Katanga, en de helden van de Malinwa en die van de racing (die hierboven gefuseerd zijn.  Maar vertel dat niet voort...)

 

In de Mechelse Hemel is er een overschot aan overleden Begijnen.  Dat kan je wel indenken.  En omdat deze dames toch ook graag aan hun trekken komen, hebben ze een aantal bij-jobs aangenomen.  Met veel huisvlijt herstellen ze de vleugels van engelen die ergens in verwikkeld zaten, of hermaken ze de gewaden van de Aartsengelen die wat kort van stof zijn.  En ze doen dat goed.  Ze naaien en stikken, en zijn in de weer met strikskes en volangskes en blinkende knoppekes.

 

Het zijn goede vaklieden, die Mechelaars.  Ze behangen de Goddelijke Vertrekken met goudleer, en klossen kant voor ons-lievrouwke en andere vrome dames.

 

Ook Rik Wouters klust bij in de Hemel, want dat hij talent heeft, dat wéét de Allerhoogste.  Zo sculpteerde hij de nieuwe troon van de Vader, en hij wist dit verdraaid verrassend kunstzinnig te doen: de Hemelse Zit van God vangt het Licht van Hemel en Aarde.  En dat is iets wat alleen de allergrootsten kunnen.  Nel is blij met de aandacht die haar geliefde krijgt van de Vader, ook al gelooft ze niet écht in Hem.  Maar dat is bijzaak.  Voor haar.  Niet voor God.  Dat ze niet in Hem gelooft: daar kan Hij mee leven.  Maar schimpen op zijn geliefde Mechelaars: dat weet Hij niet te waarderen van Brusselse Nel.

 

Het is me daar wat in de Mechelse Contreien van de Hemel.  Er wordt daar gelachen en gebabbeld, gezaagd, gelameerd, gemekkerd, gezongen en gedronken.  Want zo zijn Mechelaars: ze zijn niet steeds tevreden met wat ze hebben of krijgen, maar ze leven graag goed, zélfs als ze dood zijn.  Ze zien de maan graag in het water schijnen, en ze blussen er hun lusten.  En het is daar goed, in die Hemel.  Ze vertoeven er met plezier: de vroegere stoelenvlechtsers en de bisschoppen, de bruin paters en geschoeide Karmelitessen, de arsenaalwerklieden, die van-den-Hanswijkenhoek en die van Battel, de schilders en meubelmakers, de gasthuisnonnen, Van Busleyden, de Cortenbachs en de Empains, de Vuyle Brassen en soldaten, de bekenden wiens naam in gulden letters worden geschreven een de anoniemen, die van de Zelestraat en die van d'Astridlaan, die van over de Zenne in Hombeek en het streutjesvolk van de Deel, die van Muizen en die van Walem en Heffen, de hoeren, de boeren, de kabouters van den Herten Aas met Franske Croes op kop, die van Nekkerspoel en die van 't Oud-Oefenplein, van Kauwendael en de Magandi-wijk, de doorluchtige freules, de Mechelse bloggers en de flickers, de Mecheleirs van vroeger en de Mechelaars van nu - van waar dan ook aangewaaid, de prinsenkinderen, de drukkers en de beiaardiers, chirurgijnen, torenwachters, sculpteurs, baljuws, leermakers, de schippers en de neringdoenders, de kasdragers van Rumoldus, de Dalscholieren, de goddelozen en andere ketters, de drinkebroers, de weduwen en wezen en pezewevers, de Dijlezonen en de Zingende Engelen, de cafébazen en de Jezuïten...

 

En als er heel af en toe wat nood is aan wat escapisme en aan een stil verlangen naar het doorbreken van dagelijkse sleur (want ook in de Hemel kan hoogstuitzonderlijk verveling optreden -  Laat ons wel wezen...), dan knijpt diezelfde Goede Vader (Hij is ook maar een Mens), weerom een oogje toe.  Dan ziet Hij vanachter zijn niet erg goed geloken oogleden, een clubje Mecheleirs wegsluipen uit hun Zevende Hemel.  Dan ziet Hij ze behoedzaam het Hoekje om gaan, om in het Vagevuur (waar het soms plezant kan zijn, maar niet voor lang), met wat Gevallen Engelen een party te houden, en de Gouden Carolus voor één keer te ruilen voor nen Duvel.  Hij gunt het ze.  Tenminste, als ze niet overdrijven.  En dan hebben ze NOG méér plezier - die schuinmarcherende Mechelaars.  Een verzetje kan soms deugd doen - zélfs als is de Mechelse Uithoek van de Hemel een paradijs om te vertoeven...  Het gaat er dan hels aan toe, daar in het duistere Voorgeborchte.  En aangebrand.  En héét!  En, jongens toch...  wat-is-dat-allemaal?...  De poezelige katjes worden in het donker geknepen.  Maar wel zacht.  En dan zingen ze liedjes die in de Hemel minder worden gedoogd, zoals 'As goa poast da de Paus oep au paust..;', en ...hm..., nee...

 

Dan ziet God - want Hij ziet alles - ze té laat, wankelend weerkeren langs wolkige treden en wenteltrappen, en langs met goede voornemens geplaveide wegen (anders dan op Mechelse kasseien waar het wankelen soms gepaard gaat met vallen en breuken...), tot voor de Grote Hemelpoort strompelen.  Met een stuk in hun voeten en ook in hun kraag...

 

En dan ziet Hij een duidelijk onstemde Sinte-Pieter, de concièrge van de Hemelsche Doening - die vaak strenger is dan zijn Directeur-Generaal - die zich net te slapen had gelegd, grommend de sleutel omdraaien, en de stevig beschonken Mechelaars (wiens naam ik nu niet ga noemen.  Van de doden geen kwaad), een bijzonder boze blik toewerpen.  De diepe frons in het voorhoofd doet weinig goeds vermoeden.  Maar ze zijn ondanks hun benevelde toestand, nog bijzonder alert, die Mechelaars.  Zo zijn ze.  Ze vallen steeds op hun poten:

 

"t Mechels Uur, wètte...  En, Sint-Roemmes ei zeun leuzze nog altau nie..."

 

Dan zucht Petrus heel diep.  Hij kijkt ze aan: die dooie Maneblussers met verdacht veel leven in hun druk gesticulerende ledematen, en waterige ogen.  En Sinte-Pieter zwijgt wijselijk (want hij herinnert zich plots zijn eigen leugens - van  lang geleden).  Geen haan zal er naar kraaien.  Hij bijt op zijn tong.  De Hemelse scharnieren knarsen, en de massieve poort draait open.  "Vooruit dan maar!  God-weet-waar jullie anders gaan uithangen..."

 

 

 

 

 

 

Rare jongens (eigenlijk), die Mechelaren !

;-)

Maar gelukkig is er "Leven na de Dood" en "als we dood zijn, dat er geen gras groeit op onzen buik".

Leuk stuk, Jans.

BTW : 

Zou God, de Vader wel weten wat ne Langenasem of nen Boesjkammeree is ?

 Proficiat met je Duizendste post Jan.

Wedden dat (voor een bord rijstpap - met een goud lepeltje), als Jans eenmaal het Rijk der Hemelen heeft betreden, hij elk wolkje fotografeert ?

;-)

Jan, hebt ge zo niets over die Mechelaars die ' beneden ' zitten, ge weet wel: die gasten met hun bokkenpoten? Of zal ik daar alleen zitten? Nog iets: je spreekt over ' de zevende hemel ', wat is er gebeurd met die zes andere? ;-)

Leuk onderhoudend stukje!
En mocht de techniek het toelaten, waren er vast ook foto's bij dit verhaal te vinden ;-)).

Het is eens wat anders... Allez, nr. 1000 al! ;-)

proficiat met uw 1000ste Jan, 't is daar behoorlijk druk in die Mechelse hemel zo te lezen.
Wat ik vooral onthou is dat de Mechelaars een bijzonder menu krijgen namelijk :

Rijspap met Gouden Carolus

 

ja luc, die zes andere zijn steeds maar weer geupgradet tot Hemel v7.0 zeker?

en Gym, dat geloof ik ook, als Jans er recht heeft op zijn fotoschieter, dan mogen ze hun vasthouden want dan worden alle mooie en interessante  hoekjes gekiekt

 Proficiat Jans - we zijn trots op je. Elke Blog heeft zijn artikels-spuwende gangmaker nodig. En jij doet dat prima - want kwantiteit gaat niet ten koste van kwaliteit.

Jan,

 

van harte proficiat met je duizendste blog!!!!!!

 

groetjes

annemie

 

1000 bloggen en granaten! Bedankt, vliegende reporter, om het Mechelse nieuws zo schoon verpakt in woord en beeld tot ons te brengen.

Proficiat met je 1000ste Jan !

Bij het lezen van je stuk moest ik terugdenken aan mijn vader zaliger.  Hij zei altijd : " Ik denk dat als ik later in de hemel kom nog ga verschieten van wie ik er allemaal tegenkom en er niet had verwacht."

off topic: Op de website van het Genootschap Onze Taal, trof ik volgende sprankelende uitleg over de herkomst van ' de zevende hemel ': ( blijkbaar gaat ge daar weinig katholieken tegenkomen! ) ;-)

Volgens het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) is deze uitdrukking ontleend aan de kabbala, een joodse geheime mystieke leer uit de Middeleeuwen, waarin sprake is van zeven hemelen. De zeven hemelen worden voorgesteld als een soort 'verdiepingen' in het uitspansel; daarbij geldt: hoe hoger, hoe heerlijker. De zevende hemel is de verblijfplaats van God en de hoogste engelen. F.A. Stoett geeft deze herkomst ook, waarbij hij opmerkt dat Vondel meermalen melding maakte van negen hemelen en dat bij anderen ook wel sprake is van een elfde en zelfs een dertiende hemel.

De Bijbel kent drie hemelen. De eerste/onderste hemel wordt gevormd door de atmosfeer, de lucht en de wolken. De tweede/middelste hemel is de sterrenhemel, het uitspansel. De derde hemel (oftewel de hemel der hemelen) is de verblijfplaats van God en de engelen; deze hemel komt voor in 2 Korintiërs 12:2.

De zevende hemel komt dus niet voor in de Bijbel. Wel wordt hij genoemd in de Talmoed en de Koran. In de Talmoed wordt verteld dat God oorspronkelijk op aarde woonde, maar na de eerste zonde van de mens naar de eerste hemel vertrok. Bij iedere volgende zonde ging hij naar een hemel die verder weg lag, tot de zevende hemel.

Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) legt ook een verband met voorstellingen ontleend aan het ptolemeïsche wereldbeeld. Hierbij aansluitend stelde men zich in de Middeleeuwen (en nog lang daarna) het heelal voor als een aantal elkaar omgevende en zich om elkaar bewegende sferen (hemelen), elk met een eigen naam. Zo werd de op één na hoogste hemel de kristallen hemel genoemd; de hoogste hemel was de vurige hemel. Het WNT vervolgt met: "Het getal, de opvolging en de namen dezer hemelen worden niet overal eender opgegeven; ook loopen stellig bij onze schrijvers de bijbelsch-joodsche en grieksch-middeleeuwsche voorstellingen dikwijls dooreen."

Jan,

we moeten je bewonderen voor je niet-aflatende moed om telkens weer de Mechelaars niet alleen naar hun eigen navel te laten kijken, maar vooral verder dan hun eigen neus. Op naar de 2000!

Prachtige Proza. Ik durf wedden dat ze in de 7e hemel volop pret hebben vandaag. Van harte proficiat Jan, en nog vele blogjaren.

Jan,

met je duizendste gewrocht heb je den vollen aflaat verdiend!

 

 Het las gelijk een vertelselke voor het slapen gaan, gelukkig was ons groetemoo een mechelse in hart en nieren en heeft ze ons verteld over al die Mechelse figuren.

Ons vader vertelde altijd over iemand die noten verkocht en met een heel hese stem riep:

"Tien noten veu ne frang", hoe heet die? Hij zal daar ook wel "neutjes verkoepen" zeker in den hemel? 

Voor die aflaat doe ik het natuurlijk!   ;-)   Zo God natuurlijk niet vindt dat ik met dit artikel té véél uit de biecht klap, kan ik er misschien op rekenen?

Toch bedankt met de waardering voor mijn schrijfsel op deze blog.  2000 is nog érg ver.  Maar goed, ik ga op weg...   ;-)

 Gefeliciteerd met nummer 1000 Jan!

den hemel is den onze vie van het goe bier en was den hemel den onze ni dan hadde we gi plezier goe zenne JanS!!!

@ JanS, wij welkomen graag nieuwe leden op Oncyclopedia. Interesse? Je humoristische schrijfsel zou daar als een heus OnVerhaal ook een mooie plek kunnen verdienen ;-)

Amaal Jan! wat  een schrijftalent! en ik die dacht dat tekenen en schilderen je grootste talent was,buiten fotograferen natuurlijk, wanneer breng je een boek uit?

Proficiat, Nicole

Hallo Jan,

Proficiat vanuit het Waasland!

Ludo

 Ho Jan wat heb ik genoten van dit stukje proza !! Proficiat met je 1000 ste en .... nog meer van dat :-)