De romantiek stuurde in de eerste helft van de negentiende eeuw het westerse intellectuele leven in een nieuwe richting: zo heerste er een grote belangstelling voor de middeleeuwse kunst en cultuur. Vele oude bouwwerken werden gerestaureerd en neogotische bouwsels rezen als paddestoelen uit de grond. Ironisch genoeg vond in de negentiende eeuw ook de vernietiging van een van de grootste middeleeuwse architecturale prestaties plaats: de typische stadsomwallingen met haar monumentale poorten moesten in vele steden wijken voor brede boulevards. Ook de Dijlestad ontsnapte niet aan de afbraakwoede.
Deze post heeft niet de pretentie om een volledig overzicht van het afbraakproces te geven, wel om de grootsheid van de omwalling uit de spreekwoordelijke vergeetput te halen.
Keren we even terug in de tijd …
Rond Mechelen werd op het einde van de dertiende en in het begin van de veertiende eeuw een tweede en grotere vestinggordel aangelegd. Deze gordel bestond essentieel uit een gracht en een aarden wal, bezet met zware stenen muren en poorten. Het water in de stadsgracht werd op peil gehouden door een pompensysteem en een molen in het spuihuis van het watermolencomplex, de gracht kruiste immers op deze plaats de Dijle. De oppervlakte die bescherming genoot van de 5,5 kilometer lange omwalling bedroeg ongeveer 120 hectare.
Mechelen telde zeven grote en vijf kleinere poorten. De grote poorten waren de Overste Poort (nu beter bekend als de Brusselpoort), de Adegempoort, de Sint-Katelijnepoort, de Koepoort, de Nekkerspoelpoort, de Hanswijkpoort en de Oude Brusselpoort. De meeste van deze grote poorten hadden ook nog een voorpoort. De kleinere poorten waren de Winketpoort, de Nonnenpoort, de Kerkhofpoort, de Blokpoort en de Zandpoort; ze gaven, in tegenstelling tot de grote poorten, geen toegang tot een belangrijke straat.
Elke poort was voorzien van zware deuren, een ijzeren hek dat kon worden neergelaten, een houten ophaalbrug en allerlei buitenversterkingen. Onderling waren de poorten verbonden door een muur met kleine torentjes en poortjes. Op de open plaatsen langsheen de wallen stond geschut opgesteld. Naast veiligheid speelde ook prestige een rol. Hoog oprijzende poorten en stevige muren bevestigden de voorspoed van de stad en hadden tot doel indruk te maken op naderende reizigers.
De stadsomwalling trotseerde vijf woelige eeuwen en onderging ondertussen allerlei gedaanteverwisselingen naargelang de heersende trend in de militaire architectuur.
Plan van Mechelen uit het werk van J. Leroy, anno 1696 (FONCKE, Mechelen de Heerlijke, 193.)
Tot nu toe werd er weinig geschreven over de afbraak van de stadsvesten. Het meest volledige werk handelend over deze fase in de Mechelse geschiedenis is de thesis van Andy De Boeck getiteld ‘De afbraak van de vestingen, te Mechelen 1780-1813’. Hierin lezen we op pagina 37 het volgende:
De eerste poort die werd vernield was de Zandpoort, in het jaar 1546. Deze vernieling was echter ongewild, daar het een ontploffing van tweehonderd vaten (40.000 kg) buskruit als gevolg van een blikseminslag betrof. Een tweede kleine poort die verdween, was de Nonnenpoort. Ze werd afgebroken in 1584. Nadien bleven de bestaande poorten voor meer dan 200 jaar onaangeroerd. De eerste poort die dan zou verdwijnen was de Kerkhofpoort. Ze verloor haar nut in 1460, toen ze werd gesloten. Vermoedelijk trad toen reeds het verval in. Uiteindelijk werd ze in 1808 samen met de vestingmuur rond haar afgebroken. In het jaar 1808 was er nog een tweede poort die werd afgebroken, met name de Koepoort. Een volgende poort die bewust werd verwijderd was de Adegempoort. Ze werd afgebroken in 1810 volgens de toen geldende brandmethode. De steunmuren werden immers weggekapt en vervangen door houten balken. Deze werden vervolgens in brand gestoken. De aannemer moest vervolgens enkel het puin opruimen. De Sint-Katelijnepoort werd afgebroken in 1811. De Nekkerspoelpoort werd afgebroken in 1812. De Hanswijkpoort werd afgebroken in 1829. De volgende poort die werd afgebroken was de Oude Brusselse Poort in het jaar 1839. Ook bij deze poort werd de eerder vernoemde brandmethode toegepast. De Winketpoort stond op de Olivetenvest aan de Dijle. Ze was enkel geschikt voor voetgangers, paarden en smalle karren en werd afgebroken in 1843. De Brusselpoort is de enige die van de slopershamers is gespaard gebleven en die vandaag nog zichtbaar is. [Hoe het afliep met de Blokpoort valt niet te lezen in de thesis.]
Andy De Boeck beschrijft in zijn thesis op pagina’s 62 en 63 hoe de Mechelse omwalling er rond 1800 zou moeten hebben uitgezien (gebaseerd op rapporten van de ‘Directeur van de Fortificaties’ Renois Mondenoz tijdens het Franse regime):
De militaire capaciteit van de stad was op dat ogenblik beperkt. De omwalling was reeds in minder goede staat. Ze had volgens de beschrijving een klassieke, cirkelvormige vorm. Rondom de stad was er een verhoging uit aarde van ongeveer acht meter hoog. De hoogte van de bakstenen muur was ongeveer acht meter. Er was geen borstwering, noch flanken (gedeelte van een bastion dat grenst aan de hoofdwal). De ophoging of ‘terreplein’ was ongeveer vijf meter breed en rijkelijk beplant. Van de oude muur zijn enkel nog restanten over. In deze muur waren er vroeger kantelen en kleine torens opgenomen, maar nu stonden er nog slechts enkele vervallen torentjes. De gracht aan de voet van de omwalling was ongeveer 35 meter breed, waarin nog anderhalve meter water stond. Dit water werd rond de stad verdeeld via een sluis daar waar de Dijle de stad binnenkwam. Via een tweede sluis kon de omgeving onder water worden gezet tot een hoogte van 50 tot 90 centimeter.
Omheen de omwalling was er geen verhoging te bekennen. De legerleiding besloot dan ook dat het eenvoudig was om tot aan de voet van de binnengrachtsboord of ‘escarp’ te raken en het ‘talud’ (helling van een wal), gemaakt uit aarde, te beklimmen. Van de bedekte weg op de ‘contrescarp’ in de gracht was enkel nog de onregelmatige vorm te bekennen van wat ooit een weg was. Het ‘glacis’ (lichtjes aflopende wal) was volledig weggeveegd. Er waren geen halve manen buiten de stad. Deze veranderingen zijn gebeurd op bevel van Keizer Jozef II.
De stad beschikte op dat ogenblik nog over acht poorten langs waar men de stad kon binnenkomen of verlaten. Een van deze poorten, de Winketpoort, genoot extra aandacht van de troepen daar ze twee verdiepingen telde, waarvan er een als gevangenis werd gebruikt. De andere poorten konden enkel nog, in nood, als opslagruimte dienen, iets wat tegen 1799 ook effectief was gebeurd. Ze werden als opslagruimte ter beschikking gesteld van troepen van de artillerie van de fortificaties. Aan elke poort was nog wel een bewakerspost ingericht. Er waren immers geen ophaalbruggen of barrières meer te bekennen aan de poorten. De gewelven van de gotische poorten waren in baksteen opgetrokken. De gebouwen waren volgens de troepen door de vijand meteen in te nemen. De poorten van deze poortgebouwen waren evenmin beschermd, bijvoorbeeld met ijzeren slagwerk. Met een eenvoudig kanonschot waren ze te openen.
Tijdens de Oostenrijkse regering werkte de stad sneller aan de afbraak van de buitenversterkingen dan van haar verlangd werd. Enkele jaren later verklaarden de Franse troepen dat de buitenversterkingen bijna volledig verdwenen waren. De reden waarom de stad achter de afbraak stond, is terug te brengen tot het feit dat de vrijgemaakte gronden konden worden verkocht. Naast deze reden speelde ook het argument mee dat er op die manier een vlottere verkeersdoorstroming werd gecreëerd. De smalle voorpoorten waren immers niet bevorderlijk voor het goederentransport. Tijdens het Franse regime verdween in een periode van zes tot zeven jaar drie vierde van de omwalling onder de slopershamer.
Andy De Boeck geeft nog andere verklaringen voor de overwegend positieve houding van het stadsbestuur ten aanzien van de verdwijning van de stadsvestingen.
Een eerste verklaring is het feit dat deze bouwwerken geen enkel militair nut meer hadden door de steeds sterker wordende wapens. Daarbovenop komt dat de steden op zich minder belangrijk werden in de verdediging van een streek. De militaire tactiek veranderde naar de verovering van een hele streek in plaats van een stad.
Een tweede verklaring is de druk die op de stedelijke ruimte ontstond door de stijging van de bevolking. In vergelijking met de stedelijke bevolkingsgroei was er in de dorpen rond Mechelen een veel sterkere stijging waar te nemen. Het is dus best mogelijk dat de stad als een magneet op de dorpsbewoners wenste te werken door het verwijderen van de meest zichtbare barrière die er toen tussen stad en platteland bestond: de omwalling.
Een derde verklaring die kan worden gegeven voor de afbraak van de vestingen is de bewustwording van het creëren van een mooie stad, met oog op groenvoorziening en brede lanen rond de stad. De afgebroken omwallingen werden immers gebruikt voor de aanleg van grote boulevards met mooie groene wandelwegen.
Een laatste verklaring is dat de versterkingen hun uitstraling verloren door het proces van verval, slecht onderhoud en slijtage. De eens zo prestigieuze bouwwerken hadden nu een negatieve impact op de uitstraling van de stad. Het afbreken van de omwalling was dan ook de ideale manier om aan te tonen dat de stad springlevend was en over genoeg financiële middelen beschikte.
De verdwijning van de stadsomwalling werd de poort naar de toekomst.
De wallen, muren en poorten werden nooit gefotografeerd aangezien de eerste foto’s van Mechelen dateren uit 1843. Gelukkig bestaan er foto’s van het laatste relict van de eeuwenoude defensiewerken, namelijk de vestinggracht, die nog tot het einde van de negentiende eeuw Mechelen zou omcirkelen.
De verdwijning van de gracht verliep simultaan met de creatie van een afleidingskanaal: de afleidingsdijle. Aan de hand van 21 oude en recente foto’s zet ik de laatste overblijfselen/enkele impressies van de middeleeuwse en vroegmoderne stadsomwalling op een rijtje. De virtuele tour (in wijzerzin) begint ter hoogte van het kruispunt van de Zwartzustersvest met de Frederik de Merodestraat.
In 1895 werd het water van de vestinggracht afgesloten ter hoogte van de huidige Frederik de Merodestraat en begin Liersesteenweg. In datzelfde jaar begon men aan de fundaties voor de te bouwen kaaimuren van de afleidingsdijle. Opvallend is de afwezigheid van de Rijkswachtkazerne en de aanwezigheid van een driebogige stenen brug. (foto: VERMOORTEL, Het Mechelen van toen, 123.)
Van aan het huidige containerpark tot aan Nekkerspoel liep de afleidingsdijle over een totaal nieuwe bedding. In de buurt van de spoorwegbrug sloot ze aan op de bestaande grachten tot aan de Sint-Katelijnepoort; die grachten moesten uiteraard worden verbreed en verdiept. Op deze foto uit 1904 zien we een tweebogige stenen brug over de stadsgracht die de enige verbinding vormde tussen de dichtbevolkte wijk van Nekkerspoel en het stadscentrum. Met het dempen van de gracht op de Zandpoortvest en het graven van de afleidingsdijle die het spoorwegtracé zou doorkruisen, verdween deze brug. In het midden op de prentkaart zien we huizen van de Frans Halsvest. (foto: VERMOORTEL, Mechelen, de memoires van een stad, 34.)
Boven de spoorwegbrug uit zien we de huizen van de Lakenmakersstraat. Toeschouwers kijken vanop de vroegere brug over de vestinggracht naar de uitgraving van de nieuwe bedding, waarna de vestinggracht (op de voorgrond) kon worden gedempt en de oude gemetselde brug werd afgebroken. (foto: VERMOORTEL, Het Mechelen van toen, 112.)
Op de panoramafoto uit 1900 zien we op de achtergrond de spoorwegbrug. Op de voorgrond zien we links de overbrugde Heergracht die zal worden gedempt en rechts de stadsgracht die zal worden verdiept en verbreed om verbonden te worden met de nieuw gegraven afleidingsdijle. De Heergracht liep parallel met de stadsgracht tot tegenover de Blokstraat, waarna zij, langs een duiker onder de stadsgracht, verder liep langs de Blokstraat en de Lange Heergracht. (foto: VERMOORTEL, Mechelen, de memoires van een stad, 35.)
Hier zien we de afleidingsdijle langs de Frans Halsvest, waargenomen vanop de Nekkerspoelbrug anno 2011. (foto: Koen Vermeulen)
Om de Keizerstraat binnen te rijden moet je eerst een klein bergje over. Met een beetje fantasie zijn de wallen, die hier onderbroken werden door de Nekkerspoelpoort, nog steeds aanwezig … (foto: Koen Vermeulen)
Even verder richting Zandpoortvest kan je rondom het appartementsgebouw ‘Hof van Nassau’ duidelijk zien dat de tuinen lager gelegen zijn dan de vesten. Ook de Bleekstraat richting centrum daalt hier voelbaar. (foto: Koen Vermeulen)
Enkele meters en eeuwen verder is er een nieuwe wal ontstaan: de verhoogde spoorwegberm! Het kan ons nog steeds een idee geven hoe de barrière tussen stad en platteland moet hebben aangevoeld, hoewel de velden nu grotendeels verdwenen zijn. (foto’s: Koen Vermeulen)
Soms worden oude muren vervangen door nieuwe(re), zoals hier op de hoek van de Bleekstraat en de Zandpoortvest. (foto: Koen Vermeulen)
Op deze foto staat de ‘paardendrink’ afgebeeld. Dit was een oude hoeve die door het leger in gebruik was genomen als wasplaats en infirmerie voor de zieke paarden van de artilleriekazerne op het Berthoudersplein. Deze hoeve bevond zich tegenover de huidige basisschool ‘Hof van Nassau’. De ‘paardendrink’ verdween met de aanleg van de verhoogde spoorbaan, evenals de stadsgracht die op deze plaats werd gevuld met 5.628 m³ grond die van het Vrijbroek werd aangevoerd. Links op de foto staan de huizen van de Lakenmakersstraat. (foto: VERMOORTEL, Mechelen, de memoires van een stad, 32.)
Wandelden we vóór 1900 de Zandpoortvest af tot aan de Augustijnenstraat, dan zagen we daar de vestinggracht samenvloeien met de Dijle. Over de gracht liep een voetgangersbrug van waarop waterschotten konden worden bediend om de waterstand te regelen. Bemerk op de achtergrond de fabriek Roestenberg. (foto’s: VERMOORTEL, Mechelen, de memoires van een stad, 30-31.)
Van een fabriek of een stadsgracht is er vandaag geen enkel spoor meer te bekennen. De Dijle wordt hier bijna volledig aan het oog onttrokken. (foto: Koen Vermeulen)
Hier aan het watermolencomplex, dat deel uitmaakte van de stadsomwalling, moet je opnieuw afdalen om intra muros te geraken. (foto: Koen Vermeulen)
Deze panoramische foto van de Koningin Astridlaan toont een klein deel van het traject (met links de verdwenen Adegempoort en rechts de bewaard gebleven Brusselpoort) van de tweede stadsomwalling. (foto: Koen Vermeulen)
Vanop de Winketbrug zien we rechts betonnen resten van de vorige brug en links nog oudere zandstenen resten. Op deze plaats stond eeuwen geleden de Winketpoort, die zich tussen de Adegempoort en de Nonnenpoort bevond. Aan de Winketpoort bevond zich het winket. Dit was een houten valbrug over de Dijle voor voetgangers, ruiters en kleine karren. Tevens kon het winket dienstdoen als slagboom en de scheepvaart in of uit de stad beletten. Ook de toegang tot de stad via het watermolencomplex werd afgesloten met een slagboom. (foto: Koen Vermeulen)
Op deze foto zien we het gebied rond de huidige Guido Gezellelaan (toen Slachthuislaan). Op de voorgrond zien we de stadsgracht en op de achtergrond nogmaals schotten waarmee men de waterstand kon regelen. In 1904 werd begonnen met het opvullen van deze gracht en het verleggen van de bedding van aan de Sint-Katelijnepoort tot aan het nieuw te bouwen keerdok. Het grote hoekhuis van de Nonnenstraat is verdwenen. Merk op dat de gracht bevaarbaar was! (foto: VERMOORTEL, Mechelen, de memoires van een stad, 38.)
De ‘Centjesmuur’ is een van de laatst bewaard gebleven resten van de oude zeventiende-eeuwse stadsomwalling. Hij doet dienst als afsluitingsmuur van het begijnhof. (foto’s: Koen Vermeulen)
Langs de Edgard Tinellaan loopt nog een afbrokkelend stukje stadsmuur. Merk de rondbogen op. Betrouwbare gegevens over de ouderdom van deze muur heb ik niet kunnen terugvinden. (foto: Koen Vermeulen)
Of hoe een ‘verdwenen’ omwalling nog steeds verwondering kan opwekken …
Geraadpleegde werken:
ANCKAER, J., ‘Openbare werken te Mechelen (1350-1380): Enkele financiële en militaire aspecten’, HKOM, 95 (1991), 62-63.
DE BOECK, A., De afbraak van de vestingen, te Mechelen 1780-1813, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, departement Geschiedenis, 2004.
FONCKE, R. red., Mechelen de Heerlijke, Mechelen, 1947, 193.
GODENNE, L., Malines jadis & aujourd’hui, Mechelen, 1908, 240.
INSTALLÉ, H. red., Historische Stedenatlas van België: Mechelen II, Mechelen, 1997, 191-197.
VERMOORTEL, F., Het Mechelen van toen, Brugge, 1984.
VERMOORTEL, F., Mechelen, de memoires van een stad, Brugge, 1986.
Ik heb dit met grote belangstelling gelezen,
prachtig uitgewerkt.
Bedankt om die historische stadsomwalling uit zijn 'vergeetput' te halen, Koen! Een meer dan interessant historisch overzicht ! Ik deel je verwondering !
Superinteressant artikel. Als bewoner van de ringlaan probeer ik me soms voor te stellen hoe mijn straat er zou uitzien als de muren er nog stonden. Langs de zijde extra muros is er nog een duidelijk niveauverschil zichtbaar: het peil van de Koningin Astridlaan ligt minstens een tweetal meter hoger dan onze achtertuinen.
Ik heb me al lang afgevraagd of die muren met boogresten langsheen de Tinellaan restanten zijn van de oude stadsmuren. Dat schijnt dus te kloppen.
Wat de Centjesmuur betreft, heb ik vroeger ooit gehoord dat die géén deel uitmaakte van de omwalling, maar er los van stond. Volgens dit artikel zou het dus wél om de stadsmuur gaan.
Mooi werk Koen !
Ik denk ook dat de centjesmuur geen omwallingmuur was, maar ik moet dan weer op zoek gaan naar een referentie hierover. Volgens mij stond de stadwal iets verderop naar het huidige kruispunt toe.
Vraagje: Is die thesis ergens te verkrijgen ?
Proficiat Koen V om dit boeiend onderwerp aan te brengen. Ik heb het nog niet gelezen maar je laatste opmerking over ' de afbrokkelende stadsmuur aan de Edgard Tinellaan ' vraagt toch om wat verdere duiding. Het is geen stadsmuur maar een kloostermuur van het achterliggende dominicanenklooster ( of later Lobbekazerne ).
De resten van de oude Kerkhof-stadspoort staan letterlijk tegen de Dossinkazerne op het einde van de Stassartstraat
In het boekje ' Het oud Dominicanenklooster in Mechelen ' van P. Jordanus Piet De Pue lees je het volgende:
' ... Den Hof-muer tegen de vesten ( dus niet op de vestingswal )was afgevallen; dit stelde de paters bloot aen de ooge der wereeld, altyd nieuwsgierig naer het gene hun niet aengaet .... gevolgentlyk besloot hy dien muer, hoe groot hy ook was, op te bouwen. ' Dat gebeurd in 1779.
Toen de stadsmuren, of wat daar van overbleef, afgebroken werden en de vesten stadswallen afgevlakt werden kwamen ook de grondbogen ( waarop de kloostermuur steunde ) vrij te liggen.
Uit de ' Historische stedenatlas ' ( zie geraadpleegde werken bij Koen V ) haalde ik een prent van JB De Noter waarop de sinds eeuwen afgesloten Kerkhofpoort staat met rechts de locatie van de latere Dossinkazerne en op de voorgrond de oorspronkelijke stadsmuur. Onze De Noter is niet de meest betrouwbare bron maar het geeft wel een idee hoe op den duur onze uode stadswallen er uitzagen.
Indien je een en ander met mekaar vergelijkt dan is ( voor mij althans ) geen meter stadsmuur bewaard gebleven.
Schitterend artikel !! Bedankt Koen.
Prachtig en zeer leuk om te lezen en om alles met elkaar te vergelijken!
Hoe lang ben je hier mee bezig geweest Koen?
Bestaat er trouwens ergens een maquette van het oude Mechelen of een digitale poging tot..?
Ik lees dit uiterst boeind stuk nu pas, wegens afwezigheid door vakantie. Dit is een wel héél knap gedocumenteerde topic. Drie maal proficiat Koen! Dit sla ik op in mijn documentatie.
@ Koen S: voor een maquette van Mechelen doorheen de eeuwen moet je in het Mijlpaal-museum zijn, achter het centraal station. De moeite waard.
Ja, maar die maquettes dateren van bij de start van de trein als ik me niet vergis, dus weinig stadsmuren :-)
Iemand van de bloggers heeft daar foto 's van en ik dacht dat er maquettes waren die verschillende periodes weergaven ( of was dat een stille droom? )
(foto: Jan Smets)
Eén van mijn foto's die ik hierover heb. Deze maquette geeft de toestand weer rond 1830.
Voilà, dat is wat in mijn geheugen zat. Merci Jans.
Bedankt allemaal en bedankt voor enkele verduidelijkingen.
@ Peter: de thesis kan je vinden in de bibliotheek van de VUB, misschien dat het stadsarchief van Mechelen ook nog een exemplaar heeft liggen.
@ KoenS: er kruipt wel wat tijd in, maar ik doe dat graag.:-)