2e middelbaar (schooljaar 1956-1957)
Ik weet niet of er ooit slimme koppen geweest zijn die statistieken hebben bijgehouden over plezante en minder plezante beroepen, maar als ik diep in mijn geheugen graaf zou het mij niet verwonderen dat een dikke halve eeuw geleden één van de ondankbaarste jobkes dat van muziekleraar in het onderwijs was. In de eerste jaren van het Koninklijk Atheneum Pitzemburg en de Rijksmiddelbare Jongensschool had de heer Van Compernolle (door de leerlingen “de Koperenbol” genoemd) de nobele taak om de aankomende adolescenten enige interesse voor de muziek bij te brengen.
Of hij ook in voorbereidende afdelingen les heeft gegeven weet ik niet. Zo ja, dan zal dat, gelet op de jeugdige leeftijd van het nog kneedbare schoolvolkje, wellicht nog meegevallen zijn
Maar in de 2 eerste middelbaren van de RMS of het Atheneum (dat laatste van horen zeggen) moet die man het echt zwaar te verduren hebben gehad en ik veronderstel dat deze leerkracht dikwijls een diepe zucht heeft geslaakt alvorens het klaslokaal te betreden.
Ik was reeds getrouwd toen ik in 1964 vernam dat hij afscheid had genomen van dit aardse tranendal en ik betwijfel of hij toen reeds met pensioen was. Als hij inderdaad al met pensioen was, heeft hij er alleszins niet lang van genoten. In elk geval, zowat elke eerste en tweede “middelbaarder” mocht mea culpa kloppen, want ik denk dat iedereen zowat zijn steentje heeft bijgedragen aan het vroegtijdig heengaan van mijnheer Van Compernolle.
De brave man deed ontegensprekelijk zijn best om zijn ondankbaar publiek wat gevoel voor muziek bij te brengen en diegenen die, zoals ik, later toch enkele wijsjes op een blokfluit konden spelen, hebben dit aan hem te danken. Tevens bokste hij elk jaar een of ander muzikaal stukje in elkaar dat dan tijdens de proclamatie werd opgevoerd.
Op 18 juni 1949 tijdens de eerste steenlegging van de RMS en in aanwezigheid van Minister Camille Huysmans, dirigeerde hij het orkest en een grote groep zingende leerlingen.
Ik herinner me nog zijn allereerste les toen ik in 1955 in het 1e middelbaar zat: er hing een kleine xylofoon aan ’t bord en terwijl hij met een hamertje twee metalen latjes betokkelde, werden die door zijn tamelijk hoge keelklank begeleid met "Fruitboom, perenboom, bak peren, zoete peren”. Dit eerste optreden van onze nieuwe muziekleraar was nu niet bepaald van die aard om ons geboeid aan zijn lippen te kluisteren en de waardering die hij van het merendeel van het jonge volkje oogstte was toch eerder aan de lage kant.
de "Koperenbol" in 1948
Zijn muzieklessen hebben we dus tot in het 2e middelbaar gekregen en ze werden gegeven in een lokaal op het hoogste punt van de school, een ruime klas met een speciale muurbekleding die waarborg stond voor een uitstekende akoestiek. Omwille van de infrastructuur werden in dat lokaal echter ook de lessen handenarbeid gegeven zodat al het nodige materiaal er voorhanden was voor de uitvoer van snode plannen die in de breinen van sommigen waren gerijpt. Zo slaagde een onverlaat er in om, in de luttele minuten alvorens zijne muzikaliteit het lokaal zou betreden, vlug met een priem een stukje vod in diens blokfluit te duwen. Toen de arme man in de loop van de les zijn instrument greep om een of andere melodie ten beste te brengen, blies en blies hij en kreeg hij bij wijze van spreken kaken om jazztrompetist Dizzy Gillespie jaloers te maken, zonder dat er evenwel ook maar één noot aan zijn instrument ontsnapte. Een andere keer werden binnen in de piano houten latjes tussen de hamers en de snaren gelegd, zodat het aanslaan van de toetsen alleen maar resulteerde in een droog “tok tok tok”. Of toen een andere deugniet de vijzen die het vel van één van zijn kleine pauken opspanden had losgeschroefd, zodat bij de eerste klop het vel gedeeltelijk in de pauk verdween…. Het moet de arme man soms wel te machtig geworden zijn want ooit heb ik hem zien wenen van koleire en hem een klasgenoot uit de bank weten meppen om die vervolgens van aan zijn bank met stampen onder zijn achterste de klas uit te schoppen. Ik heb ooit horen zeggen dat als men een brave mens kwaad krijgt….
Wat ik zeker nooit zal vergeten, gebeurde eind schooljaar 1957. Voor de op til zijnde Fancy Fair in het Atheneum dienden de tafeltjes voor handenarbeid (waaraan we dus ook tijdens de muziekles zaten) van helemaal boven in de RMS naar de speelplaats te worden gebracht om op een vrachtwagen te worden geladen om nadien naar het Atheneum te worden gevoerd..
Die tafeltjes maten naar schatting 80 x 80 cm met daarop een blad in eternit. Wij waren toen gastjes van 13-14 jaar en wisten niet beter dan die tafels gewoon op te tillen en met de poten naar beneden van de trappen te dragen. Edoch, onze beentjes waren toen nog kort en bij elke trede die wij deden botsten de poten van die tafeltjes tegen de trappen.
De “Koperenbol” merkte dit hoofdschuddend op en zei dat we veel gemakkelijker zouden werken indien we die tafeltjes met de poten omhoog de trappen zouden afdragen. Een medeleerling werd erbij geroepen om dat te demonstreren. Met een ferme zwaai draaiden mijnheer Van Compernolle en Herman Ducart (dacht ik) dat tafeltje om en ô rampspoed, het eternitten blad viel er uit… recht op de “Koperenbol” zijn voet. Ik denk dat hij serieus gekwetst moet geweest zijn want we hebben “de Koperenbol” dat schooljaar niet meer teruggezien. En schavuiten die wij waren… hoe harder hij krijste van de pijn, hoe harder wij lachten... Enfin, alle tafels zijn tenslotte toch beneden geraakt, zij het, het voorval indachtig, met bij elke trede het obligate geklop van de poten tegen de trappen.
Niemand van de bezoekers van de Fancy Fair in het Atheneum kon vermoeden welk leed een van die tafeltjes had veroorzaakt.
M. Van Compernolle dirigeert een orkest en een scholierenkoor tijdens de eerste steenlegging van de RMS in juini 1949.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3e middelbaar (schooljaar 1957-1958)
Nadat wij in het 1e middelbaar van onze klassentitularis Lucien De Backer (een prima regent en een zeer beminnelijk man) de lessen Frans hadden gekregen, was het in het 2e middelbaar even de beurt aan Englebert Thyskens en vervolgens aan de heer Jan Smets om ons in te wijden in de finesses van de taal van Molière.
Met een reeds goede basis van de voorbije jaren (we kregen toen elke dag 1 uur Frans) was het in het derde middelbaar de taak van de heer Pierre Van den Eynde om ons voor te bereiden op het latere gebruik van deze taal. Inmiddels hadden we al vernomen dat deze heer wegens zijn hoogblonde haartooi “den rosse” werd genoemd. Wij hadden hem voordien al wel door de gangen van de school zien gaan en die man was werkelijk de waardigheid in persoon. Hij liep kaarsrecht, met opgeheven hoofd en kleedde zich in het najaar met een modieuze “redingote”. Het leek wel of hij zo uit een modeblad was gestapt.
De allereerste eerste maal dat wij van “den rosse” les kregen, kwam hij niet zomaar de klas binnengestapt, neen! hij schreed warempel over de verhoging vóór het bord tot aan zijn lessenaar.
“Den rosse” was samen met de heer De Backer ongetwijfeld de beste regent Frans die ik ooit heb gehad. Het was zeker en vast geen grappenmaker en hij gaf zijn lessen steeds op een zakelijke manier. Botox bestond in die tijd nog niet, zoniet zou men kunnen vermoeden hebben dat hij er zijn gezicht dagelijks mee insmeerde want alhoewel ik er twee jaar les van gekregen heb, kan ik mij niet herinneren dat ik hem ooit uitbundig heb weten lachen. Maar les kon die man alleszins geven! Nederlands werd door hem nauwelijks gesproken (tenzij het echt niet anders kon) en de participe passés werden werkelijk in mijn toen 14 jarige hersenpan gehamerd, waarvan ik nu, een halve eeuw later, nog steeds de vruchten pluk.
De nog jonge "Rosse" in 1948.
Bref, mijnheer Van den Eynde straalde een ernst en gedistingeerdheid uit die in schril contrast stonden met onze vorige leraar, Jan Smets (“de Zjang”) die tijdens zijn lessen om de haverklap ferme fluimen in de pompbak rochelde.
Vanaf ik op de middelbare afdeling zat, koos ik als vaste stek steeds een bank op de eerste rij en in het derde middelbaar was dat net voor de “pupiter” van de leerkracht.
Op een mooie dag verhaalde “den rosse” over de verschillende Louis die Frankrijk ooit regeerden en kwam de “gouden Louis” ter sprake, het gouden muntstuk dat destijds waarschijnlijk alleen te vinden was in de beurs van de meer begoeden.
Ik luisterde naar zijn verhaal, maar met mijn elleboog op de schoolbank en mijn hoofd rustend op mijn hand, wekte ik wellicht niet de indruk al te veel aandacht aan zijn betoog te besteden. Ik denk zelfs dat “den rosse” mij ervan verdacht half ingedommeld te zijn.
Plots boog hij zich over zijn lessenaar en vroeg met een doordringende blik: ”Kokken, avez-vous un Louis d’or en poche?”
Toen ik hem een overtuigend “oui oui” toeknikte, fronste “den rosse” de wenkbrauwen en zei dat ik een nul kreeg voor mijn gebrek aan aandacht tijdens zijn les.
Ik antwoordde dat hij die beslissing niet zo vlug moest nemen want dat ik inderdaad een gouden Louis in mijn zak had, zelfs twee! Wat in zijn hoge voorhoofd een reeks rimpels veroorzaakte en hem nog korzeliger maakte, want hij moet voorwaar gedacht hebben dat ik hem voor de gek hield.
Nu wou het stom toeval dat ik van mijn grootvader een doosje met oude munten en penningen had gekregen waarin ook een gouden Louis XIV en een Louis XVI zat en net die had ik die dag mee naar school genomen om aan de klasgenoten te tonen.
En toen ik die gouden munten daadwerkelijk uit mijn broekzak haalde, onderging de gelaatsuitdrukking van “den rosse” een plotse metamorfose van geïrriteerd naar absoluut ongeloof .
Zijn kinnebak viel bij wijze van spreken bijna tot op zijn lessenaar.
Toen hij van zijn verbazing bekomen was, verscheen er toch een glimlach op zijn gezicht en vroeg hij om die munten even te mogen lenen om ze in de andere klassen te tonen. Natuurlijk mocht dat.
Die nul heb ik uiteraard niet gekregen.
Roger, mijnheer van Compernolle was een goed mens en een fervente Vlaming!
ik had steeds met hem te doen als de "lageren" hem koejonneerden en ik deed er dus niet aan mee.
het meest hypocriete vond ik toen we met z'n allen (de koejons inclusief) naar zijn uitvaart gingen in Sint Libertus.
m'n tante, de weduwe dus van dokter L., heeft nog een goed beeld van hem toen hij in de Leopoldstraat i het hotel van haar ouders verbleef (als beginnede leerkracht of als vrijgezel?).
En het zal voor die goede Vlaming wel een serieuze penitentie geweest zijn als hij de nieuwkomers/leerlingen van de RMS jaarlijks de brabançonne moest aanleren:-) Maar alleszins was hij een zeer beminnelijke leraar, zekers als mens. En ja "kinderen" kunnen hard zijn en pesten!
Bedankt voor het kleurrijke verhaal uit het verleden Roger!
Roger Kokken wees mij er op dat de eerste steenlegging plaats had in juni 1949. En gelijk heeft ie. Sorry. Just is just!
@Jef VR. Schitterende woordspeling : "hoovaardigheidsbekleders":-) 10 op 10 en een kuske van de juf:-)
@ anoniem 6
Ik had "hovaardigheidsbekleders" wel met één "o" en niet met twee moeten intikken!
Maar kan je het allemaal weten en juist schrijven? Ik weet op mijn schootmachientje nog steeds niet de toetsen van de spellingscorrector te vinden. Ofwel stond die aan en was hij in slaap gesukkeld.