Openen van de Crypte van St. Rombouts in 1906

met categorie:  
Bij toeval kreeg ik onderstaand manuscript in 1984 in mijn bezit.
Het handelt over het in het geheim openen in 1906 van de crypte in de St. Romboutskerk.
Ik vond ze in het 46e boekdeel van de "Handelingen van den Koninklijken Kring voor Oudheidkunden, Letteren en Kunst van Mechelen" (1941). Dit boek behoorde toe aan ene J. Gooris, (geb ± 1882) de overleden schoonvader van een vriendin van mijn vader zaliger.
De auteur heeft zijn bevindingen later hoogstwaarschijnlijk overgeschreven en aangevuld, want op de achterkant van de velletjes papier staat "Credit Communal de Belgique" Février 1934"
Ik heb alle redenen om te geloven dat zijn verhaal ten volle op waarheid berust, vermits op blz 15, 2e alinea van het 47e boekdeel van bovenvernoemde Kring het volgende staat:

"In den persoon van wijlen den h. J. GOORIS verliezen wij eveneens een trouwen medewerker die op de hoogte was van oude kerkelijke gebruiken. Hij interesseerde zich ook aan kunstgeschiedenis. Verscheidene malen trad hij actief op in onze vergaderingen om de vrucht zijner opzoekingen mede te delen;.."

Ik heb aan zijn tekst niets gewijzigd, noch fouten verbeterd, enkel heb ik hier en daar omwille van de leesbaarheid een leesteken toegevoegd.

Roger Kokken

--------------------------------------------------------


Wat heeft in 1906 aanleiding gegeven tot het openen van den grafkelder der Aartsbisschoppen?
Voor de plechtigheid der bisschoppenwijding van Aartsbisschop Mgr Mercier, had men voor het gemak der wijding het Koor der Metropolitane Kerk verhoogd met een plankenvloer.
Men had zulks zoo praktisch gevonden voor de pontifikale diensten dat men besloot deze nieuwigheid voor goed te bewerken door het plaveilsel van het koor op te breken en hetzelfde te verhoogen van aan het gestoelte der Kanuniken. Heeft men er goed of slecht mede gedaan is ieder voor zijne opvatting. Voor mij is het eerder slecht, want het getal treden 6 om het hoogaltaar te bereiken was vroeger meer in verhouding tot de hoogte van het altaar, het was grootscher en de bouwmeester van het altaar, Lucas Fayd'Herb, zal er ook wel zijne berekening naar gemaakt hebben. Alle veranderingen zijn niet beter of schooner.

Het is dan deze verandering welke onzen vroegeren Voorzitter Kan. Van Calster, alsdan Schatbewaarder
der Metropoliane Kerk, het gedacht ingeven heeft eens te zien wat er zooal onder het plaveissel te vinden was en zulks vooraleer het plan van veranderingen goedgekeurd was.

Zooals u weet, was de laatste Aartsbisschop welke er begraven was Kard. Sterckx, in 1867. Deze was er begraven tegen de wet in welke verbood in de kerk te begraven of graven te openen. Voor deze begrafenis werd Kan. Genere, Deken van het Kapitel verantwoordelijk gesteld en veroordeeld, ik geloof zelfs tot gevangenisstraf.
Daar zulks te dien tijde zoo geheimzinnig gebeurd was, was er dus niemand in 1906 welke ooit de begraafplaats gezien had. Men kan dus best begrijpen dat Kan. Van Calster zeer nieuwsgierig was om eens te zien wat toen nog niemand gezien had. Hij heeft daarvoor aan niemand de toelating gevraagd, daar hield hij niet veel van, en stelde zich niet bloot aan eene weigering. Nochtans moest hij voorzichtig zijn om niet zoals Kan. Genere veroordeeld te worden voor grafschennis.
De opening waarvan ik spreek, is dus sinds de begrafenis van Kard. Sterckx in 1867 de eerste geweest. Men spreekt soms van eerste openingen welke later gedaan zijn in tegenwoordigheid van allerhande overheden. Best mogelijk, maar dit was de eerste opening niet.

Hoe is de opening gebeurd?

Op een avond rond zeven uren en in den pikdonker waren wij vereenigd in de kerk. Kan. Van Calster, drij steenkappers-werklieden aan de kerk, waarvan een nog in leven (1), Jos Van Dessel, de aannemer en opzichter der kerkwerken, Leon Goossens en uw dienaar. Een weinig later ben ik den Heer Dokter Van Doorslaer, welke over de kerk woonde gaan verwittigen en deze Heer is dan ook gekomen.
Het was voorzeker een indrukwekkend schouwspel in den donker en de stilte der kerk bij een drijtal kaarslichtjes, het openmaken van een grafkelder, bij geheimzinnig gefluister der aanwezige en hun spookachtige schimmen bij het flauwe kaarslicht zich afteekenend op muren en grond.
De vloer werd voor het altaar opengebroken, de aarde uitgeschept en men kwam aan een grooten grafzerk welke de opening bedekte; Deze zerk werd voorzichtig met eene win opgetild en ter zijde geschoven. Hij was voorzien met het wapen van Joannes Hauchinus en een opschrift, zeer goed bewaard en in goeden staat.

Men stond alsdan voor een donkeren kuil, eene zwarte opening waaruit de vuile vunzige lucht u tegensloeg. Kan. Van Calster verzocht mij, daar ik de jongste was, met eene kaars in de hand voorop te gaan. Wij daalden de 7 treden af, welke in zeer slechten staat waren en stonden onmiddellijk voor een schrikwekkend beeld. Juist voor den trap stond de open lijkkist met het stoffelijk overblijfsel: een geraamte gekleed in pontifikale gewaden van Kard. Thomas Philippus de Bossu, graaf d'Alsace; bij het kaarslicht grijnsde hij tegen mij als eene spookverschijning (het was de gewoonte de Aartsbisschoppen in open lijkkisten bij te zetten). De kist was nog in goeden staat.
Verder de kelder ingaande was het een echt visioen van vergankelijkheid. De plaats was vuil en vochtig met eene verpestende lucht.
Aan de linkerzijde (Evangeliekant) lagen de overblijfsels van Hauchinus, 2e Aartsbisschop +1589. Er bleef weinig van over, een hoopje beenderen en doodshoofd.
Kard. De Granvelle +1559 is er niet begraven. De 3e Aartsbisschop Mathias Hovius +1620 lag het geraamte bloot, doorgezakt in het midden, mijter verdwenen. Van Cruessen +1666, de 5e , bleef ook niet veel over.
Van de 8e, a Praecipiano Guil, Graaf van Soie +1711 bleef wat meer over, een geraamte nog bedekt met enkele verkleurde lappen der pontifikale gewaden, aaneengehouden door de borduursels en een gewezen mijter op het hoofd.
Aan de rechterzijde (Epistelkant) de 4e Jacobus Boonen +1655 was evenals zijn voorganger weinig te vinden . De 7ste Alp. De Berghes +1689 was bijna in dezelfden staat als a Praecipiano. Van den 6de Joannes Van Wachtendonck bleef ook weinig over. Van de houten lijkkisten bleef niets over dan hier en daar enkele spaanders hout. Al de kisten waren gezet op 2 ijzeren baren, hetwelk voor gevolg had, dat de lijken in het midden doorgezakt waren, hetwelk aan het geheel een gruwelijk aanzicht gaf. De 12de, Prins de Mean +1821 lag in eene gesloten lijkkist bekleed met rood fluweel en verzien met zilver. Deze was nog in betrekkelijk goeden staat, behalve dat het fluweel verkleurd was. Daarnevens een looden koffertje hetwelk de ingewanden van Prins de Mean bevatte, dewelke gebalsemd was.

Links van den ingang in den hoek tegen de muur stond een gesloten lijkkist van Kard. Engelbertus Sterckx, 13e Aartsb. +1867. Deze was in goeden staat, nochtans zoo doortrokken van het vocht, dat bij het aanraken de vingers door het hout gingen. Daarboven hing de Kardinaalshoed, teeken der hooge waardigheid van den overleden. Helaas! Het was nog enkele eene onooglijke vod. Zonder kleur nog vorm, het was zooals eene versleten vuile koffiebeurs. Het was waarlijk een bewijs van vergankelijkheid op deze aarde.
Boven elken Aartsbisschop was zijn Wapenschild geschilderd maar waren nog nauwelijks te onderscheiden.. Boven Kard. Thomas Phil. De Bossu was een groot kruisbeeld geschilderd met daarnevens zijn wapenschild. Ook hing boven de kist iets dat vroeger de kardinaalshoed geweest was.
Wij hebben dus bij de eerste opening na 1867 het vergankelijke gevonden en geene praalgraven, het was waarlijk griezelig.
's Anderdaags, voor de koordienst van 9 uren, was er der opening niets meer te zien.

De grafzerk

Wanneer men in 1907 het Koor verhoogd heeft, heeft men den grafsteen welke in goeden staat was, vervangen door een effen arduinen steen. De zerk is dan geplaatst geweest rechtstaande tegen de muur, rechtover den ingang der kleedkamer der Kanuniken.
Daar heeft hij gestaan tot men al de schilderijen der kerk welke in de hoogte hingen van plaats veranderd heeft. Alzoo heeft de zerk plaats moeten maken voor de schilderij "De onthoofding van Olifernes door Judith"geschilderd door Lesayve (²) de Oude (Jean de Namur).
Men heeft alsdan de zerk gelegd in den ommegang der kerk aan den achterkant van het monument Andreas Cruessen, dus omtrent de begraafplaats van Hauchinus. Bij het nieuw bevloeren der kerk over een paar jaren, heeft men de zerk nogmaals verplaats en gelegd nevens het hoogaltaar aan den Evangeliekant; dus bevindt hij zich heden juist boven de begraafplaats van de Aartsbisschop Hauchinus

1 wellicht in 1934
² onleesbaar
@Roger; Wel, dat is absoluut een heel interessant en boeiend stuk geschiedenis, het is zelfs bijna een echt griezel verhaal!

Welkom bij het bloggerteam,hé.
interessant interessant !!
Mooi Roger, misschien moeten we het verfilmen ?
Knap verhaal.
Ik bezocht enkele jaren geleden d crypte die om één of andere reden openstond ( Misschien voor de begrafenis van Suenens bedenk ik me nu ineens- maar zeker ben ik niet). Het enige dat ik daar kon zien was een trap af en dan sta je pal voor een muur met daarin tegels met de namen van de begravenen. Enfin dat is wat er me nog van voorstaat, want ik was ontgoocheld dat dit alles was wat ik te zien kreeg.
Ik meen dit verhaal in kopie bij mij te hebben. Kopies van het schriftje of de blareh waarop dit geschreven was. Kan dat Roger?
Bedankt voor dit verhaal Roger... Boeiend om lezen... In de dood zijn alle mensen gelijk - zélfs de prinsen van de Kerk...
Welkom als nieuwe blogger! Fijn dat je ons komt vervoegen - je interessante foto's hebben we al kunnen bewonderen -en nu nog wat 'tekst' dus...
Ja Rudi, dat kan. Enkele jaren geleden heb ik dit verslag eens ingescand en wellicht aan jou overgemaakt voor de Gidsenbond??? die de kopies van de 8 bladen heeft afgedrukt in zijn tijdschrift. Ik heb van dat boekje toen een kopij gekregen maar de afdruk van de tekst was tamelijk gerasterd. Alleen... ik vind het boekje nergens meer.
Nog maar een jaar of wat geleden ben ik samen met mijn kinderen in de grafkelder afgedaald, die toen openstond voor het publiek (Open Monumentendag? Sint-Romboutsviering? of een andere gelegenheid). En inderdaad, de aartsbisschoppelijke grafkelder stelt niet veel voor: een trap, een smalle dwarsgang met wat nissen en muurplaten. Geen grandeur, geen kunstig versierde monumenten. Dan is zelfs de crypte van de Sint-Pieterskerk, waar ik lang geleden ben in geweest, indrukwekkender.
prachtig verhaal maar mag ik u wijzen op de overlijdensdatum van prins de Méan die was 15 Januari 1831 te mechelen
ik bezit nl. zijn doodsprentje (digitaal).
Akkoord met Albert Faes. Kan niet anders, de Méan was de laatste prins-bischop van Luik en de eerste Belgische aartsbisschop. Dus is 1831 correct want in 1821 bestond België nog niet. Goed gezien van Albert
Klopt ... zie ook
http://nl.wikipedia.org/wik...

Tja, mea culpa, maar in het manuscript dat ik heb stond 1821...