'De Mechelsche bierhandel'

met categorie:  

 

(foto's: Jan Smets)

Heel binnenkort mag na lange tijd de horeca weer de deuren openen.  Het zal wel wat aanpassing vergen en hélemaal als voor de coronacrisis zal het voor een tijdje niet zijn.... Voor een landje van levensgenieters zal dit effe wennen worden.  Ik wil alvast veel moed wensen aan al die Mechelse cafébazen die nu met veel creativiteit en krabben-in-het-haar het moeten gaan waarmaken.  Voor de gelegenheid diep ik een beduimeld boekje uit 1945 op dat ik onlangs op de kop kon tikken bij boekhandel De Slegte: 'De Mechelsche bierhandel' - geschreven door de bekende volkskundige Jozef Van Balberghe...

 

(foto: Jan Smets)

 

In zijn inleiding refereert Van Balberghe al naar ons 'volkskarakter' waar het eten en drinken betreft.  En verontschuldigend voegt hij er aan toe dat zijn woorden in het oor van een welopgevoed mensch wat brutaal klinken, maar dat ze toch gerechtvaardigd zijn...

 

Groote eters en groote drinkers zijn de Vlamingen immer geweest. Zij waren dat in blijde omstandigheden, zoowel als bij smartelijke gebeurtenissen. Niet enkel in familiekring, tusschen vrienden en kennissen, maar ook in krijgsgilden en neringen, werd er 'gefrêit en gezoupe'.

 

Het vervolg gaat zo:

 

We hoeven er ons verder rekenschap van te geven dat onze voorouders in menig opzicht weinig ontwikkeld waren en weinig beschaafd; het was een luidruchtig volk, menimaal ongemanierd door gemis aan smaak, en ruw van zeden. En al zijn wij menschen van de twintigste eeuw meer beschaafd, meer ontwikkeld,; delikater aangelegd (dit toch meenen te zijn), wat het bierdrinken betreft staan we nog steeds op den eersten rang. (...)  De drang naar goed eten en goed drinken is in ons ingeboren, tegelijk met een opborrelende levenslust. Al zijn we wellicht 'een eeuwig dorstlijdend volk' zoals een Spanjaard de Belgen betitelde - dit vermindert in niets onze overige hoedanigheden... (...)

 

(foto: Jan Smets.  Privéverzaming Marc Roos, Bergstraat)

 

Het boekje is leuk en onderhoudend en verschaft me heel wat wetenswaardigheden over de wetgeving inzake de bierverkoop, het Mechelse brouwersambacht, de brouwerijen in de Dijlestad enzovoort...  Ook heeft Van Balberghe het ondermeer over de patroonheiligen der herbergiers, over de uithangborden en de benamingen van de drankhuizen...

Een hoofdstuk is gewijd aan al de uitdrukkingen in het Mechels dialect wat drinken en dronkenschap betreft...

 

Op iemand die nogal graag zijn pintje pakt, zegt men: "a mag ze", "a pakt ze zôover", "a-j-êuft gijre".  Op wie veel drinkt: "a-j-ij nen droege lijver", "a-j-ij-d-en droege keil", "a-j-is-goo van innèème", "a kan er wêig mé", "ba die lupt et er zeut binnen", "h-j-ij-göeeje val", "a kan nogal wa wégzétte", "a bôemmelt er nog ni nijve", "'t is nen bôemmelijr'"  (...)  "a-j-aanzee de kafèès vêu gin aazerwinkels", "as die doed is zal 't beer wél afslaage", "a drinkt gelêik nen témpeleer", "'t is nen bôozer", "a drinkt gelêik en échel", a zêupt er nog ni neives", ""t is nen têutter of nen têutterijr", "a kan nogal lampétte", "'t is nen natte"...

 

(foto: Jan Smets)

 

Wie nogal menige keer dronken is:

 

"drinkt zich gijre e stukske in zane kraag, in zen aar, in zen pilijre, in zane kol, in zen voote, in zen hotte, in zen kloete..."

 

Wie vlug drinkt zonder zwelgen:

 

"ij ginne slikker, gi kijlgat", "git et er deu", "git et er zoe binnen", "drinkt gelêik en spons of gelêik nen roester".... 

 

(foto: Jan Smets.  Privéverzameling Marc Roos, Bergstraat)

 

Wie een weinig bedronken is:

 

"is wa tut, turrelut, sémmel", "ij-d-e krolleken aan", "is deu zaane neus gebourd", "is in de waangaard dés iere", "ij wa deep in 't glas gekeeke"...

 

En wie erg dronken is werd zo betiteld:

 

"ij-d-stuk in zen voote, in zen botte, in zen kloete", "ij tèège den toure geloepe", "ij den reus gezeen", "is goo-d-aangevèèze", "ij-den stuk in zen aar"...

 

(foto: Jan Smets)

 

En het kan nog steviger!  Wie zich in nog meer gevorderden staat van dronkenschap bevond:

 

"is steepel zat, stront zat", "ij-d-en stijr in ze gat", "is kriminèèl", "is zôe zat as en ourlogschip, as ne patat, as e vèirreke".  En als hij begon te zwijmelen: "a-j-ij-d-e slap gestél", "a-j-ij wa-d-aan zen bien", "a zêilt gelêik en ourlogschip", "de straat zén êum te smal", "a-j-ij-t-iel straat noedeg", "a komt van Zwaandrêicht"...  Wie dat meermaals voorhad: "zatte klêudde", "zatterik", "zattekul", "zôoplap"...  , "A-j-is altaa zôe zat as en snép of as e kanon"; "a-j-is mier zat as nuchter", " a-j-an't alle daage ôep alf zèève", "ne wallebak".  Een vrouw die veel dronken is, heet men "en zattekud" of "en zattekont".  "As g'in zaane neus nêipt, spêut er de genèèvel ôot!".

 

En als men dan door al dat overmatig drankgebruik ook nog eens begon wartaal uit te slaan:

 

"a-j-is aan 't brôebbele", "a-j-ij taaterwater gedrôenke".. 

 

Als een drinkebroer dan stierf zei men wel eens: "dien is deugedrôenke!".  Grappig is ook de volgende uitdrukking die Van Balberghe aanhaalt:  "Als reden tot drinken zegden de groote liefhebbers van gerstennat dat zij op Asch-Woensdag het kruisken moeten uitwasschen..."

 

 

Ik leer dat de brouwers hun ambachtshuis vanaf 1485 tot 1798 hun ambachtshuis hadden in de Guldenstraat: 'De Sterre', en dat er in 1471 werd bepaald dat niemand mocht brouwen op zon-en heiligendagen tenzij er nood was en dan nog slechts met toestemming van de rentmeester van de stad.

De patroon van de brouwers - de Heilige Arnoldus werd gevierd in de Sint-Romboutskerk met een zekere plechtigheid, en de brouwers hadden een altaar in de omgang van de kerk.

 

(foto: Jan Smets)

 

Wanneer de eerste brouwerij werd opgericht in Mechelen is niet exact geweten maar Van Balberghe vertelt dat in 1425-1426 vanwege de stad werd overgegaan tot het oprichten van een brouwerij voor het brouwen van Haarlemsch bier.  Daarna volgt een ellenlange reeks Mechelse brouwerijen... 

Lukraak citeer ik hier een aantal namen van vroegere herbergen die ik opvis uit dit boekje:

'In Sint Jan Kop Af', 'Hollandsche Tuin', 'Bluspot', 'In den ijzeren pollepel', 'In de werkmanspint',  'In 't oorlogschip', 'In lever en zoom', 'in de Schep Op', 'In den laten avond', 'in de boom der vrijheid', 'In 't tafelke rond'...

 

(foto: Jan Smets.  Speelgoedmuseum)

 

Wanneer verscheen het eerste café in Mechelen?

 

(...) Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de eigenlijke herberg en de zoogenaamde 'café'.  Koffiehuizen zouden alhier hun ontstaan te danken hebben aan het in zwang komen van Hollandsche gewoonten wel wel voornamelijk aan het verbruiken van koffie, thee en chocolade bij het gezellig samenzijn.  De herberg integendeel was de vergaderplaats waar men zich lekker liet smaken één of meerdere glaasjes Mechelschen bruine en in latere jaren vreemde bieren.  Dit verkaart dan ook de groote hoeveelheid potten en pinten waar menig verzamelaar nog zoo dul op is...(...).   Gootens (Mechels kronijkschrijver(1684-1748)) speekt met kennis van zaken als hij schrijft: "eerste caffé huizen tot Mechelen oprecht .  Ten jare 1698 is tot Mechelen eerst begonst de oprechtinge der Caffé husen door eenen Hollander die kwam wonen in een huys omtrent Sint-Rombouts thoren, dog des was genootsaeckt, naer het verloop van twee jaeren van zijn neeringe te sluiten, alzoo men tot alsdan alhier niet gewoon was in openbare huizen het drinken van chocolat, café of thé, maer wet te ontbeijten met een glaasken alsem bier, of, volgens gebruyk der arbeiders met een goed kleijn kommeken gedistileerden anys met bolsuiker daerin voor de gezondheid.  Twee jaeren daernaer zijn twee Waelen komen woonen op de groote merkt, dewelke met het houden van Caffé huis gelukt hebben door het Hollandsch garnizeoen dat men alsdan binnen deze stad hadde, en door het opregten der nieuwe fransche billard, en andere spelen en het lesen van nieuwsbladeren; en alzoo is den caffé en thé alhier gemeyn geworden."

 

Een hoofdstuk apart gaat over het herberginterieur.  Er wordt verwezen naar het Museum van Folklore dat zich vroeger bevond in de Twaalf Apostelenstraat, waar een zekere  R.Pluys een herbergje uit 1890 samenstelde.  Nu bevindt zich dit in het Speelgoedmuseum...

 

(foto: Jan Smets.  Speelgoedmuseum)

 

Vaak hingen er ook spreuken aan de muur.  Zoals bijvoorbeeld deze:

 

Elk zijn glas, elk zijn wijf. 't Is gezond voor ziel en lijf.  Eet dat gaar is, drinkt wat klaar is. De keel kost veel.  Oost West, bij den Uitzet best. 't Is geen man die niet drinken kan.

 

Ik zou nog meer kunnen citeren uit dit boekje, maar het zou ons té ver leiden.  En...ik heb er dorst van gekregen... 

 

(foto: Jan Smets.  Brouwerij Het Anker)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor goed begrip :

Onze voorouders waren NIET weinig ontwikkeld of weinig beschaafd.  Die middeleeuwers bouwden wel nen toren van 500 Mechelse voet.  Hij is niet echt voltooid geraakt om de hoogste toren van de toenmalige Christelycke Wereld te worden (hun ambitie) maar aan onze toren kunnen die bouwers van Willemen tegenwoordig nog een puntje zuigen.