(foto's: Jan Smets)
Waar zijn ze gebleven...
...de straatacrobaten, de tapijtworstelaars, de jongleurs, de vuur-en sabelslikkers, de volksdansers, de 'hercules', de schamateurs, de gedachtenlezers, de waarzegsters, handleesters en kaartenlegsters - gewoonlijk Boheemsters of Zigeunerinnen, de straatredenaars, de straatmuzikanten, de straatzangers, de lameesters en de straattooneeltjes? Spreken al deze dingen niet van zooveel thans verdwenen kleurig en echt Mechelsch volksleven?
Zo mijmerde Frans Perckmans in de jaren na de Tweede Wereldoorlog over een voorgoed voorbij verleden. En omdat we in deze periode van het jaar net iets meer nostalgisch zijn dan anders, wil ik jullie graag onderdompelen in die sfeer-van-lang-vervlogen dagen. Frans was een autodidact. Diploma's kon hij niet voorleggen en een groot schrijver is niet aan hem verloren gegaan. Maar het zou van weinig respect getuigen mochten we zijn grote verdienste aan het bewaren van heel wat volksgebruiken denigrerend afdoen als simpele hobby van een eenvoudige Maneblusser met té veel heimwee naar wat verdwenen was. Je moet alles in zijn juiste kader zien. Ik ben daarom ook erg blij dat ik nog heel wat van zijn ijverig in eigen beheer bijeengepende boekjes in huis heb waarin hij schrijft over de folklore van onze stad.
Frans Perckmans werd geboren in de Muntstraat in 1895. Overlijden zou hij op 83-jarige leeftijd in de Kluisstraat. In de Muntstraat had vader Perckmans een café, annex likeurhandel. Later zou het gezin verhuizen naar de OLV-straat waar de Refugie van Grimbergen gevestigd is. Een brouwer had het poorthuis gekocht en vader Perckmans zou er een drankhandel uitbaten. Rond 1908 ging het gezin Perckmans wonen in de Befferstraat waar ze afspanning 'In de tent' kochten. Het huis bestaat nu niet meer. Op de plek waar het café stond heeft zich nu begrafenisondernemer De Meerleire gevestigd. Frans zette de drankenhandel niet verder maar werd zelfstandig vertegenwoordiger van oliën en vetten. In het café van zijn ouders leerde hij de Lierse Maria Van Aeken kennen waarmee hij zou trouwen. Lang woonden ze in de Zakstraat en nadien in de Bakelaarstraat.
Frans ging maar naar school tot het achtste leerjaar. Zijn handeltje floreerde niet erg goed. Veel gewerkt heeft hij niet maar hij was wel erg creatief. Hij schreef novellen en gedichten en zelfs een korte roman. Inspiratie haalde hij bij Streuvels en Timmermans. En zelfs de eenvoudige tekeningetjes die hij voor zijn boekjes maakte zijn duidelijk schatplichtig aan deze laatste.
Met zijn grote belangstelling voor kermissen en volksfeesten en de daarbij horende gebruiken, werd Frans stilaan een folklorist die dit alles nauwgezet optekende. Zo werd Frans de archivaris van de Mechelse Volkskunde. Hij hield vele lezingen en mocht soms voordrachten geven op het toenmalige NIR. In de jaren zestig tot zeventig stond hij vaak in de belangstelling. En hij werd gelukkig ook gewaardeerd. Zo kreeg hij ooit de 'Erepenning van de Maneblusser'.
(Frans Perckmans)
Ik blader met jullie graag in één van zijn nagelaten boekjes waarin hij het ondermeer heeft over straatberoepen en andere straat-lopers.
Zijn ze niet zeldzaam geworden: de leurders die 's zondags en 's maandags 's avonds onze bals en herbergen afliepen met hard gekookte eieren, schol, hazelnootjes en gezouten vischjes; andere verkoopers weer met pekelharing met gepelde aardappelen, kazakken; en de botermelkboeren, mannen van den Nieuwendijk en van 't gehucht Bruinekruis, dewelke met platte kaas en botermelk onze volkswijken doorkruisten. Er waren ook leurders en leursters die wekelijks bij ons van deur tot deur gingen, met een bakje waarin allerhande huishoudartiekelen bevonden: kadertjes, haarspelden, krulijzers, colbolijntjes, halsboordbaleinen, botinnenknippen, naalden, blok-en kopnageltjes, naaldenkokers, vingerhoeden, rekgom, blinklint, elastik, postpapier, garensaai, kruidnootraspjes, kousenbanden, schoenhaken, schoenhoorn, haken en oogen, tot zelfs Allemansgerief-almanakken. Onze paraplu-en de petroolventers of de petrolmannen met hun petroolkarren boden zich ook regelmatig ten huize aan. Leeg-en landloopers, verminkten, kreupelen en abnormalen kwamen wekelijks bij ons om een boterham en een afgedragen kleedingstuk. Vrijdagsche bedelaars met hun gezwollen buiken liepen in onze straten met een zwart bordje waarop met krijt geschreven stond: 'doof' of 'stom' of 'blind'. Dan waren er lieden die hun verblijf hadden in 'den Appel' en in 'den Vijgenboom' in de Kathelijnestraat en venken met bakskes met blink, potlood, schuurpapier, boordknopjes, nestels, toespelden en schoenveters; leurders met 'kwajongens' (pijpreinigers), rijs-bezems, met Herfsche-en Brusselsche- of stinkende kaas, lieten onze huisbel niet gerust. De rondzwervende verkoopers met kleergoedstoffen of met uit stroo gevlochten matten en karpetten, wijmen tafels en zetels... (...)
Je kon dus in de Mechelse straten aan 'alles' geraken. 't Moet dus soms een kleurrijk spektakel geweest zijn. Frans borstelt deze tafereeltjes kleurrijk en breed uit. En zo gaat hij nog een hele poos verder...
(...) de Algiërs of 'tjouk-tjouk' - welke gewoonlijk 'in den Haas' op de Zoutwerf vernachtten - met hun Turksche tapijten, bedsprijen, sjaals en dassen, leurden vooral in onze herbergen en danszalen, op markt en kermisdagen. De straatarme stumpers mun hun muziekplaten orgeltjes bedelend met hun vrouwen en kinderen langs onze buurten. Zwervende kinderen met een Siberisch-wit ratteken of steense-rat in een kleine vogelkooi of in hun arm, zwierven van staminee tot staminee om een fooi. Kwam er een cirkus in onze stad, dan trokken cirkusmuzikanten met clowns en afgerichte paarden, kemels, olifanten, apen, honden en beren, ten titel van reklaam door onze straten... (...)
Ik probeer het me voor te stellen... Wat een bont gezelschap brengt Frans hier ten tonele. En dat is beslist nog niet alles. Onvermoeibaar gaat de folklorist enthousiast verder...
Dan hadden we nog de straatkeersters, de lantaarnaanstekers en gazettenverkoopers die op een koperen hoorn bliezen, de hardloopers met hun koperen schellekens die nooit stilstonden; de straatharmonikaïsten die de volksbuurten met hun harmonikagezeur wakker schudden, de ruige doedelzakspelers met hun omzwachtelde voeten en beenen; de Italiaansche draaiorgeltjes met apen daarbij, met de Zuidersche bruine vrouwen, gehuld met groote ronde vergulde oorringen; de ruwe berendrillers met een armen dansenden beer aan een zware ketting; de man die een gansch orkest op zich droeg...(...)
Weet je nog wat een 'scheiresliep' was? En een 'pottefer'?
(...)onze scharenslijpers of scheiresliep uit de Nonnenstraat en de Jezuspoort, die hun standplaats hebben op de zaterdagsche markt op de IJzeren Leen aan het Archief; anderen kwamen met hun sleperswagentje, klopten van huis tot hus aan om te vragen of er geen scharen en messen te slepen waren. Ze kraamden dan: "Scheire sliep, niks te sleipen?" ofwel: "Breng me ave scheir, ik slijp al twintig jaar, ik slijp alles mee maan hand oôtgenome ien bot verstand!" . De 'pottefers' sloegen ergens op een verlaten plein in een achterbuurt hun tenten op en oefenden hun ambacht in 't volle gewoel der straat uit. Ze gingen van straat tot straat hun werk aan de deur afhalen en later terug brengen: "Niks te vertenne en te repareere of te soedeere. Potte en panne, kasrolle en kanne...!"
kupt, kupt mane ware heb ik baa
kaders, knoppen, rek en stik,
garen, filets, blink en anveloppe,
postpapier gelak ga zie
a la fa sol sebarbarie mon amie
Frans Perckmans vertelt dat er ook nog 'verkoopers van gekleurde prenten en beeldekens in vergulde en verniste lijsten rondgingen met hun gespan...'
Onder die beeldekens en prenten waren er met de H.Jozef in zijn werkplaats, de H.Familie, de koninklijke familie, landschappen, oude kasteelen en burchten; het kindeken Jezus met den vergulden bol met kruis in de hand, Sint-Janneken met zijn schaapjes; 'God ziet mij', 'Hier vloekt men niet', Het Heilig Hart van Jezus, den ouderdomstrap, den doop, de jeugd, het huwelijk, den ouderling en de dood. Allen prenten en gravuren in helle kleuren zooals men er nog zelden ziet. We kregen ook het bezoek der verkoopers van papieren bloemen en gevlochten mandekens van stroo, geriet vogelkevie's , korfjes, tafels en staanders (meestal Boheemsters oefenden dit straatbedrijf uit) en hun mannen die liepen rond met sikkels, potten en ijzeren pannen, koolschuppen, stoofhaken en tangen. (...) De postuurekensleurders en leursters: waar zijn ze gebleven? Ze gingen met wit-plaasteren beeldekens of postuurkens van huis tot huis om ze per aanbod te koop te stellen. Ze konden schoon pramen, zoodat men op den duur niet anders doen kon dan koopen: 'Kupt, kupt maan postuurekens in 't kraat. As ge kupt, ben ik ze kwaat!' Onze straatventers die des zaterdags met een kraam op de IJzeren Leen uitpakten, met de zwaar beladen witte korven okkernoten aan den arm, schreeuwden zich heesch langs onze buurten: 'Deitien boereokkernote veu vaaf cente! Nokkenote oem te knabbele en oem goe te babbele!'
Schoene schelvisch of pladaas
schoene rog en abberdaan,
komt ter mar is aan
Kabbeljaa en stokvisch
gelak ien kêstekinde zoe frisch
pladijkses oôt ter zure!
En dan waren er dus ook die straatmuzikanten...
(...) gewoonlijk Duitschers of Hongaren in nationale kleederdracht, die dorpen en steden met hun schitterend opgepoetste koperen instrumenten doortrokken... Om in hun levensonderhoud te voorzien mucizeerden ze voor onze deuren en onder de vensters. Zondag-en maandagavond liepen ze met hun geliefd en uitverkoren speeltuig: de viool, onze volksherbergen af om heerlijke melodiën, rapsodiën en Zigeunerdansen uit te voeren. Daarna kwamen ze rond om een aalmoes. Daarnaast had je ook nog balonnekesverkoopsters. Aan een langen stok bengelden een regenboog van kleuren: kleine en groote balonnekens voor de kinderen. Vooral met Sinksen en Baamisfoor krioelde het er van in onze Dijlestad. 'K Hoor ze nog dit versje opzeggen: 'Klaan manneke trekt aan moeders rok en vraagt nen ballon van manen stok. Begint te hôlen en mokt lawaad tot dagge baas van zoe ien balonneken zaat!'
'Trukken' van de foor? Zo zou je het kunnen noemen!
Wa schrikkelakke moerd komt er te gebeûre
ien schandaal veur gehiel het land
ien vraa die heur man komt te vermoere
dêu dulp van ien ander man
Dôed me toch ni en leût maa in het leive
wa d'hemme kik a kwaa gedaan
lêut ma mee rust ik zal der niemand van spreke
want k'ben nog zoe joenk oem naa te steûrve gaan
En waar ziet men nog de liedjeszanger met aan een ijzerenstaaf of stok een plakkaat waarop onhandige figuurtjes geschilderd, voorstellende moord en brand en ongevallen. Het minst gebeurende van onze stad wist hij af te beelden of er een liedje van te maken. Alzoo bracht hij in gebrekkig aaneengerijmde woorden het gebeurde voor het publiek op de markt. 'k Zie ze nog onze Mechelsche liedjeszangers elken zondagvoormiddag uitgepakt op de Schoenmarkt. 'k Hoor ze nog in gemeene taal het publiek toeroepen: 'Allee meinsche, profiteert van de schoêne liekes die we hier veur ale veurzinge. Wie heit er ni gehoerd van de moêrd te Mèchele en van het liefdedramme in de Zelestaat? Vaaf cente vêur zoe e schoe like...!'
En dan waren er de mosselmannen...
Heel vroeg trokken ze met hun mosselen op de baan. In den geest zie 'k ze nog: de zwaar beladen vracht vooruittrekken met hun trouwen hijgenden en blaffenden hond, de man vooraan, de vrouw achterna de kar stootend en duwend, hen hoor nog: 'Mossele, mossele faan. Zoe wit as massapaan. Mê den iemer of me de koem'. Voor één frank kocht men een emmer mosselen aan de deur. Daarbij kreeg men nog peterselie en ajuin er gratis bij.
Ook de voddenkruiers zijn verdwenen...
...meestal een volkje uit de Zeelstraat en den Heembeemd. Van in den vroegen morgen met hun hondenkarrekens gaan ze op ronde. Op hun doortocht kloppen of bellen ze aan alle deuren (...). Alle afval en oude rommel: wat ze koopen kunnen wordt aanvaard: oud ijzer, kachels, meubelen, uurwerken en zoo meer. In mijn kinderjaren betaalde men van tien tot twaalf centen voor een kilo afval. In den volksmond bij ons zegt men: 'as de vodde dier zaan dan gaan de zaken'.
Ik kan moeilijk het héle boekje citeren... Dat zou ons te ver leiden... Want Frans is niet te stoppen. Hij vertelt nog verder over 'voddenkruiers, of' verkoopers van vischkes in 't zuur en opgelegde visch', over leurders met gebakken peiren, over geirnootventen, palingpuiers, zandleurders, almanakleurders, pannekoekventers, ververs, melkboerinnekes, mostaardmannen...
En de melkboerinnekes, wat waren die koket! Frisch en sappig als een inlandsch appelke, met hun bestrikte wit-kanten mutsken op met de in plooikes gestreken voorschootjes om en wit-geschuurde klompen. 'k zie ze nog komen uit Heffen, Leest, Hombeek, Hofstade en nog andere gemeenten uit het Mechelsche, met de honden vooraan. 't Karrekeen en hondengareel blonken en kraakten van reinheid en de dikgebuikte melkstoopen warin gesloten en bewaard de zoete-versche melk die als honing en boter was...
Zand, witte zand,
Mensche van den aven trant,
hier ben ik mee zand
zand, witte zand
Menschen van den aven trant,
gebreûkt het dan niemand mier in 't land
Mutte gale zand hemme
veisch van 't schip
schoene witte and
vaaf cente veu nen iemer
vijftien cente veur ien mand
Pure nostalgie: Bruegel en Anton Pieck, Timmermans en Claes: het is het allemaal. Maar hier is het Frans Perckmans - een eenvoudige archivaris en verzamelaar van beelden uit zijn kinderjaren. Met verve schildert hij de volkse taferelen in de Mechelse straten van weleer. Zonder pretentie. Zonder meer. Maar het is bijzonder leuk om dit alles te lezen en er ons proberen een voorstelling van te maken... Ik deel het daarom graag met jullie allemaal!
Recente reacties
36 weken 6 dagen geleden
1 jaar 13 weken geleden
1 jaar 32 weken geleden
1 jaar 51 weken geleden
2 jaren 3 weken geleden
2 jaren 5 weken geleden
2 jaren 6 weken geleden
2 jaren 9 weken geleden
2 jaren 9 weken geleden
2 jaren 10 weken geleden