(foto's: Jan Smets)
Dat Gouden Rumolduskruis kreeg hij jaren geleden reeds. "Van Mgr.Schoenmaeckers..." vertelt hij. Toch draait het daar bij hem niet om. Helemaal niet.
"Da's goed voor op je doodsbrief; verder maakt het niets uit. Alles was ik deed en doe beschouw ik gewoon als een voorrecht. Ik ben blij dat ik dit alles mocht doen. Daar ben ik dankbaar om !"
Dat zegt me Jan Van Asch. Hij oogt ondanks het feit dat hij de 92 levensjaren reeds gepasseerd is nog bijzonder kwiek en monter. Van lichaam en geest. Ik heb met hem en zijn vrouw Theresa Collet een gezellige babbel in hun woning in de Twaalf Apostelenstraat in ons schilderachtig Groot-Begijnhof - Het huis draagt de naam 'De Goede Herder'. Amper een paar tientallen stappen verder blinkt de Begijnhofkerk als nooit voorheen nu ze haar dwingend korset eindelijk kon afgooien. Nog niet hélemaal is ze dat knellende keurslijf kwijt. Maar het is maar een kwestie van tijd voordat deze mooie barokkerk weer in volle glorie te bewonderen valt. De binnenrestauratie is ook aan de gang. Voor dat werk voltooid is moeten we nog een paar jaar geduld hebben. "Doe er nog maar een jaartje bij..." zegt Jan. Toch mocht hij zo'n twee jaar geleden al de haan weer op de toren plaatsen. Hoogtevrees heeft hij niet. En de toen 90-jarige besteeg de laddertjes op een manier dat veel jongere mannen het hem niet zouden nadoen...
Schepen Greet Geypen was net wat angstvalliger. Eerst gingen we met de buitenlift naar boven en dan dienden we nog een vijftal ladders te beklimmen. Er stond die dag wat wind, maar ik wou doen wat ik voorgenomen had: Ik zet hem er terug op! En dat deed ik!
Een hele eer vond hij dit om te mogen doen. Als koster van de Begijnhofkerk Sint-Alexius en Sint-Catharina was dit voor hem een mooie bekroning. Al vele jaren vervult Jan deze functie. Kort na zijn pensioen nam hij deze officieuze taak op zich. En dat heeft hij al die tijd met hart en ziel gedaan. "Bestoef me maar niet te hard in jouw stukje", zegt hij zonder valse bescheidenheid.
Dan vervolgt hij:
Weet je: onder het kruis zie je geen bol zoals je dat vaak ziet bij andere kerken, maar wel een eikel. Het is een symbool dat verwijst naar vruchtbaarheid maar ook naar het kruis van Christus dat naar verluidt van eikenhout zou geweest zijn. In die eikel werd een koker gestopt voor latere generaties. Daarin zitten een krantenartikel en een boodschap van de Kerkfabriek...
Geboeid volgt Jan nog altijd de werfvergaderingen op. Uit pure belangstelling. En daar doet hij als men hem naar vraagt ook zijn woordje. Want de Begijnhofkerk heeft voor hem geen geheimen.
(Theresa en Jan...Een hecht koppel)
Ik luister met veel interesse en bewondering naar de koster van deze bijzondere kerk. Jan is één van de energiekste negentigers die ik ken. Hij haalt de schouders op.
We leven gewoon langer dan de pillekes. Maar inderdaad: mijn gezondheid is nog prima. Mijn knieën zijn niet meer wat ze ooit waren - maar verder... En veel ontzeg ik me niet meer nu ik al zo ver gekomen ben. Vorig jaar heb ik echter mijn dijbeen gebroken. Ik was gevallen in 'mijn' kerk. Ik was er alleen aanwezig en dan sluit ik ook altijd de deur achter mij, omdat je nooit weet... Gelukkig kon ik om hulp bellen. Daarna volgde een ziekenhuisopname en revalidatie. Maar gelukkig heb ik geen last meer van dat ongeval.
Van geboorte is Jan Van Asch niet van de begijnhofbuurt. Zijn wieg stond op de Hombeeksesteenweg. Het ouderlijk huis was gelegen naast de krantenwinkel op de hoek van Hombeekse-en Brusselsesteenweg, dat werd gerund door de ouders van dichter Herman De Coninck. Zijn echtgenote Theresa woonde wél in het begijnhof. In de Nonnenstraat. Ze kwam uit een onderwijzersfamilie. Haar vader die amper 36 jaar oud werd, gaf les in de Technische School. Omdat een paar familieleden - de zussen Jeanne en Maria De Cleyn - actief waren in de Chiro van de Sint-Jan Berchmansparochie, trok ze ook daar naartoe. Zo leerde ze later Jan kennen.
Jan liep school in de parochieschool en zat later op de schoolbanken in het Sint-Romboutscollege. Misdienaar was hij in de Sint-Jan Berchmanskerk. En lid werd hij van de scoutsgroep Frassati van het college.
Ik had nog twee zussen en twee broers, maar voordat ik trouwde woonde ik nog bij mijn vader die alleen gevallen was. Na ons huwelijk gingen we wonen in de Nonnenstraat. Nu wonen we ook alweer 60 jaar hier in de Twaalf Apostelenstraat. Samen kregen we 4 kinderen.
(Jan (re) bij de feestelijke opening van een Open Monumentendag in gesprek met ondermeer Guido Vandeneede van de Kerkfabriek van Katelijne...)
De Begijnhofkerk is reeds lang geen parochiekerk meer. Jan vertelt me hoe dat komt:
Tot 1925 was ze dat wél, en ze had ook een eigen Kerkfabriek. Maar in 1924 vroeg het Bisdom aan de burgerlijke overheid om een nieuwe parochiekerk te mogen bouwen in de Mechelse rand. (Dat zou de Sint-Gummaruskerk aan de Kerkhoflei worden.) Dat verzoek werd toegestaan, maar er mocht geen kerk bijkomen zonder dat een andere de functie van parochiekerk werd ontnomen. Omdat zo stilaan de rol van de begijnen hier uitgespeeld was, werd geopteerd voor de Begijnhofkerk. De bloeiperiode van het begijnenwezen die hier ook nog een schooltje hadden in de Nonnenstraat 1 was voorgoed voorbij. Stilaan stierven de begijntjes uit. In 1993 stierf Zuster Melanie, de laatste begijn. Ze is 97 jaar geworden. De titel van parochiekerk speelde de kerk kwijt in 1925. Vanaf dan werd ze een kapelanie van Sint-Katelijne. Al de bezittingen van de begijnhofparochie werden overgeheveld naar de parochie van Sint-Katelijne. Daarom bezit deze nu nog steeds zoveel huizen in het begijnhof waar je op andere plaatsen ziet dat al die bezittingen overgingen in de handen van OCMW's. Nu beheert de Katelijneparochie dus twee kerken...
Toen Theresa en Jan hier 60 jaar geleden kwamen wonen waren er nog een drietal begijntjes aanwezig op het begijnhof. Zo was er Zuster Hendriks die in de Nonnenstraat 1 woonde, en Zusters Jeanne en Melanie, die ook nog eens nichten van mekaar waren. Deze twee woonden samen over de kerk.
(Jan tussen dochter Hilde en Fernand Verreth van de Kerkfabriek van Hanswijk, op de feestelijke opening van de gerestaureerde Katelijnekerk)
Het begijnhof had toen ook nog een kapelaan die woonde in het Hoviusconvent (ook wel 'Bisschopsconvent' of 'Convent van de 10 Geboden' genoemd) dat ooit plaats bood aan 10 begijnen - vlak naast brouwerij Het Anker. Voormalig burgemeester Jos Vanroy woonde er nadien een tijdje. De laatste pastoor voor de opheffing was pastoor Schurmans. In 1923 ging deze op rust. In 1925 toen de kerk haar titel kwijtspeelde, overleed hij. De eerste kapelaan van de Begijnhofkerk was E.H.Hofmans, die onderpastoor was in Sint-Katelijne. Meestal waren de kapelaans priester van deze parochie die de pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt. De laatste die nog elke dag zijn mis opdroeg in deze kerk, was pastoor De Raedt van de Katelijnekerk, die de bijnaam 'Nero' droeg. Officieel was hij geen kapelaan maar had hij de titel 'hulppriester in het begijnhof'. Tot 1989 behield hij deze functie.
Jan die zelf ook nog koorleider was van het mannenkoor van de Katelijnekerk, vertelt dat de Begijnhofkerk ooit nog een kinderkoor had. Het werd opgericht door kapelaan Vermuyten, en dochter Hilde die ook nog even op bezoekt komt tijdens deze babbel, vertelt me dat ze er ook bij aangesloten was. Ze herinnert zich nog levendig de oefensessies in het huis van de kapelaan in de Hoviusstraat. Maar later verwaterde dit alles...
Zuster Jeanne was in feite de laatste kosteres van de Begijnhofkerk. Maar ze was ook niet meer van de jongsten. Van in 1957 tot de laatste dag van haar leven vervulde ze deze taak. Theresa hielp de ouder wordende zuster met het uitkeren van de kerk en het afkuisen van de stoelen. Zuster Jeanne was een hele lieve. Op 1 april 1989 overleed ze. Plots. Ze lag dood in de keuken. Zuster Melanie bleef nu alleen over. Ze was toen zelf 93 jaar, en toch nam ze de draad van haar overleden voorgangster op, en ze deed dit zo goed als zo kwaad mogelijk. Maar ze was oud, en ze viel veel... Eigenlijk was dit niks meer voor haar. Ik ging haar dan spontaan op zondag helpen. Ik werkte toen nog. Een sleutel kreeg ik niet. Elke keer moest ik deze gaan vragen bij Zuster Melanie, en na het uitvoeren van de taaktjes diende ik haar te vertellen wat ik gedaan had, en moest ik de sleutel terugbrengen. Maar uiteindelijk ben ik dan toch 'voltijds' koster geworden. Op 65 jaar was ik op pensioen gegaan. Van opleiding ben ik drukker en ik werkte heel wat jaren bij drukkerij Leysen in de Arma Clarenstraat. Toen dit bedrijf failliet ging heb ik een aantal maanden thuisgezeten, maar nadien kon ik terug aan de slag als drukker in een familiebedrijf in Boom.
Jan Van Asch begon zich meer en meer te verdiepen in de geschiedenis van de kerk. En nu mag je hem terecht wel het levende archief van de kerk noemen.
Niet om te stoeffen, maar ook iemand als Patrick De Greef heb ik kunnen verder helpen bij zijn bouwhistorisch werk over de Begijnhofkerk. Dat heeft hij later ook vermeld hoor. Veel heb ik geleerd bij het doorworstelen van de archieven op het Bisdom. Ik sprokkelde veel info bij mekaar en maakte van dit alles notities. Zo kon ik ook achterhalen waneer de witgeschilderde kerk zijn huidige kleuren kgreeg. Want hierover was wat betwisting; Dit is maar één voorbeeld. Ik zou over de kerk een boek kunnen schrijven. Maar dat zou veel werk vragen en het zou duur zijn. Ook zou het maar gelezen worden door een beperkt publiek... Bij mij is alles beginnen groeien toen op een bepaald moment Hollandse toeristen op bezoek waren in de kerk. Ze waren enorm geboeid en haalde me de pieren uit de neus. Waarom dit? Waarom dat? Toen vroeg iemand uit de groep iets over een detail op een glasraam. Ik moest het antwoord schuldig blijven. Het intrigeerde me echter, en ik ging het opzoeken. Zo groeide de interesse. Het werd het begin van veel opzoekwerk. Voor archivaris Aloïs Jans die een vriend van me was, heb ik veel gecatalogeerd. Ook de huidige archivaris, Gerrit Van den Bossche, doet nog vaak navraag bij mij. En soms kan ik mensen wel verder helpen. Zo was er eens een vraag van een familie uit Frankrijk van wie een familielid hier ooit begijn was. Ik heb hen verder kunnen helpen. Ik vond de persoon die ze zochten... De bouwvergadering probeer ik ook altijd bij te wonen. Af en toe kan ik nuttige inlichtingen geven. Zo zocht men ooit het plan van de rioleringen. Ik kon vertellen dat deze eenvoudigweg niet bestonden...
Jan komt terug bij de figuren van de begijnene Melanie en Jeanne. Met een guitige glimlacht op zijn gezicht, vertelt hij nog een anecdote...
(links doodsprentje Zuster Melanie; rechts krantenknipsel over Zuster Jeanne in Gazet van Mechelen)
Jeanne was een lief, vriendelijk en misschien ook wel wat naiëf begijntje. Toch had ze een bijzonder goed geheugen. Ze was maar een duim groot en was wellicht het kleinste begijntje dat hier ooit woonde. Zuster Melanie was niet altijd de gemakkelijkste. Maar samenwondend, en nichten van mekaar zijnde, waren ze toch onafscheidelijk. Al moest Jeanne wel naar Melanie luisteren. Toen ze ouder werden gingen ze elke middag eten in Home Astrid in de Stassartstraat. De kramakkelijke Melanie zat dan in een rolstoel die voortgeduwd werd door Jeanne. Aan de pastorie in de Kanunnik De Deckerstraat aangekomen wisselden ze steevast van plaats. En zo liepen ze dan verder, midden op straat... Toen Jeanne stierf hebben we met enkele buurtbewoners een beurtrol opgesteld op haar te helpen. En zo zorgde ook moeder Terrones, van een Spaanse migrantenfamilie op het begijnhof, ook erg goed voor haar. Nu heb ik soms spijt dat ik Zuster Melanie niet nog meer vragen gesteld heb over de kerk. Maar da's nu te laat. Elke dag ging ik haar halen met de rolstoel om haar naar 'haar' kerk te brengen. Alles hield ze in de gaten. Alles had ze gezien. Ze waardeerde mijn werk maar ze bleef de baas. Dan zei ze me bijvoorbeeld: "Jan, die Godslamp brandt niet meer!" Niks ontsnapte aan haar blik.
Het begijnhof was een hele hechte buurt. Iedereen kende mekaar. Er woonden begijnen, eenvoudige mensen, Spaanse families...
(Sinte-Mettezingen aan hun deur in de Twaalf Apostelenstraat... Binnenkort is het weer zover...)
De bewoners hielden van het begijnof. Mensen werden hier geboren en bleven hier wonen tot ze stierven. Jonge mensen die hier nu huizen, blijven zelden. Ze verhuizen sneller... De huizen worden hier vaak voor veel geld verkocht - ook al is er soms nog veel werk aan. Met de 'Vrienden van het begijnhof' probeerden we vroeger ook aan dat vriendelijke karakter van de buurt te werken. Bij geboortes of overlijdens postten we in elke bus een bericht. We bezochten de zieken; elke straat had een verantwoordelijke... Onze werking was echt gericht op de bewoners. Als we de deuren versierden met kerststukjes in de eindejaarsperiode kregen we spontaan een bijdrage van de bewoners. Da's nu toch wel wat anders. Dat is geen kritiek hoor. Kritiek geven is immers gemakkelijk. Tegenwoordig is men naar mijn gevoel net iets té veel bezig met het financiële. Geld is nodig maar nu moet alles iets opbregen - een kwis, een mosselsouper... De bewoners houden nog wel van het begijnhof maar het is andres dan vroeger. Ook de kerk bekijkt men meer als een gebouw dan als sacrale plek.
Ik ben erg blij dat ik dit restauratieproces nu zo actief kan meemaken. Van de plaatsing van de haan op de toren bezorgde RTV me een kopie. Binnen een paar jaar hoop ik ook nog het inhuldigen van het gerestaureerde interieur mee te maken. Bijna dagelijks ga ik een kijkje nemen op de werf. Ik heb een goeie band met de werkmensen die ook erg behulpzaam zijn. En soms ga ik nog mee de ladders op... 30 jaar lang heeft deze kerk in de steigers gestaan. Niet omdat men nog steeds aan het restaureren bezig was, want na de restauratie van de voorgevel was het geld op. Aan de steigers had men houten bakken bevstigd om vallende stenen op te vangen nadat al eens een grote krul naar beneden was gedonderd. 11 jaar lagen de werken stil. Ik ben dus blij dat er zo'n goed akkoord uit de bus kwam om al onze historische kerken tegelijkertijd aan te pakken. 20 jaar lang ben ik lid geweest van de Kerkfabriek van Sint-Katelijne. Nu niet meer. Ik doe dit meer uit interesse. Ik herhaal het: ik ben dankbaar dat ik dit allemaal mocht doen. Toen ik uit revalidatie kwam na mijn breuk was iedereen blij dat ik terug was. Dat deed deugd!
Na de babbel met het sympathieke koppel brengt Jan me terug tot aan de voordeur. Voor ons vangt de Begijnhofkerk het avondlicht op van deze zonnige oktoberdag. De witte stenen krijgen een haast gouden gloed. Ik zie Jan trots naar 'zijn' kerk kijken. "Dat Rumolduskruis is goed voor op de doodsbrief'... Daar draait het bij hem absoluut niet om. Dit gaat allemaal op passie, om dienstbaarheid en liefde voor deze kerk en buurt. Mechelaars als Jan: ik zie ze graag. Mechelaars als Jan zijn te koesteren, net zoals het erfgoed dat zij en wij zo koesteren. En daar mag Jan Van Asch om worden 'bestoeft'. Of hij dat nu graag heeft of niet...
De verdiensten van Jan omvatten veel meer dan het kosterschap. Zo kennen we Jan ook als een uitstekend en zorgvuldig organisator, als grote kenner en liefhebber van Gregoriaans zang, als koordirigent en -zanger.
Een groot gevoel voor relativerende humor maakten van de teksten die hij schreef lezenswaardige en informatieve pareltjes. Toen ik in 1962 organist werd van de St.-Katelijnekerk begon onze samenwerking en die is 58 jaar later - zij het op een lager pitje - nog steeds bestaande.
We leerden daarbij een mens kennen met een brede visie, openstaand voor nieuwe inzichten en regels, trouw en onwrikbaar in zijn levenswandel en van een verbluffende veelzijdigheid.
Het artikel in Mechelen blogt is dus meer dan verdient.