(foto's: Jan Smets)
Op deze zonnige namiddag wandel ik met de jonge zeventiger Jan Van Vaeck, door de Thaborstraat. Aan de rechterkant rijzen de hoge muren van het Scheppersinstituut op. Aan een huis blijft hij staan. Mijmerend..
Hier, op nummer 69 heb ik mijn eerste twaalf levensjaren gewoond. Nadien verhuisde ik samen met m'n ouders en oudere broer naar de Vrijbroekstraat. Toen was de naam van deze straat nog Molenstraat. Pas later werd ze Thaborstraat genoemd. Ook de huizen zijn hernummerd. Nu is mijn ouderlijk huis blijkbaar nummer 61... In feite was het het huis van mijn grootouders langs moederskant. Na hun huwelijk bleven mijn ouders er inwonen. Het was immers ruim. Mijn grootouders hadden een typisch Mechels beroep. Bompa - Frans De Wit - die nog familie was van Gaspard De Wit van de bekende manufactuur, was meubelmaker-sculpteur, en hij werkte met personeel. Hij stond bekend voor zijn prima vakwerk. Zo werkte ondermeer met andere bekwame meubelmakers aan het meubilair van de raadzaal van ons stadhuis. Mijn grootmoeder maakte stoelen - ook zo'n bekende nijverheid van Mechelen. Je weet wel: rieten en biezen... Kerkstoelen, reparaties... Ook zij werkte met personeel. Grootvader was aan de slag op het gelijkvloers en grootmoeder op de eerste verdieping. Daar was eveneens mijn moeder bedrijvig als naaister. Zij naaide toen voor veel bekende Mechelaars. Ja: ze had goei klanten..., zoals de familie Van Breedam van de brouwerij...
De herinneringen aan zijn jeugdjaren komen allemaal terug... En wat voor herinneringen...
Mijn vader wasvan de Kerkhoflei. Zijn moeder, mijn andere grootmoeder, had er een kruidenierswinkeltje: 'Bij Albertine'. Mijn vader, Hubert Van Vaeck was een bekende muzikant in die dagen. Hij was trompetist en gaf les in Leuven en in Heist op-den-Berg. Ook speelde hij in de Opera van Antwerpen en de Muntschouwburg. In mijn jeugdjaren heb ik hem weinig gezien door die vele optredens. Het begon voor hem allemaal met de muziekkapel van de Gidsen.... Vele vele jaren later zouden ze nog spelen op zijn begrafenis...
Het gezin kreeg drie kinderen, waarvan Jan de jongste is. Het oudste zoontje stierf op driejarige leeftijd in uiterst dramatische omstandigheden.
Het was zaterdag en 'kuisdag' en op de Leuvense stoof stond een koperen ketel met kokend water. Mijn grootmoeder nam hem van het vuur om hem op de grond te zetten. Mijn broertje kwam aangehold en mijn grootmoeder moet hem hebben weggejaagd uit veiligheidsoverwegingen. Maar door een onverhoedse beweging valt mijn broerjte in de ketel met het hete water. Het was verschrikkelijk. Het bezorgde mijn grootmoeder een vreselijk trauma, dat haar tot haar dood heeft achtervolgd. Het moet een 'wonderkind' geweest zijn, vertelde men mij. Op zijn kindertrompetje speelde hij de stukjes van ons vader na... Hij had overduidelijk talent... Maar ja... Hij stierf aan de gevolgen van het ongeval - in 1940. Mijn andere broer werd in 1941 geboren.
In 1944, in de nadagen van de oorlog (Mechelen werd op 4 september bevrijd), is de moeder van Jan in verwachting van hem. Die dagen was er al meerdere keren bomalarm geweest. Begin november is de geboorte blijkbaar nabij...
Het was op een zondag rond het middaguur. 5 november. Ons moeder liep op haar laatste.... De huisdokter kwam langs en heeft haar toen aangeraden om mee te gaan naar de kliniek van De Schepper in de Kanunnik De Deckerstraat (De Sint-Romboutskliniek van dokter De Schepper). Maar mijn moeder weigerde. Ze durfde niet. Ze vond het té gevaarlijk om buiten de deur te gaan door het bomalarm. De dokter legde er zich bij neer en vertrok huiswaarts. Even daarachter is er een bombardement op de Melaan. En later wordt vernomen dat de dokter hierbij omgekomen is... Net voordien hadden de sirenes geklonken, en mijn moeder en mijn grootvader en andere familieleden en buren vluchtten naar de overkant van de straat, naar de poort van het Scheppersinstituut. In één van de kelders werd regelmatig toevlucht gezocht voor het bomalarm. In heel die commotie zetten de weeën zich door, en het was overduidelijk dat de bevalling nakend was. Er werd om hulp gevraagd... Een jongeman, een Duitse soldaat passeerde daar rond dat tijdstip. Hij heeft geholpen bij de bevalling. Mijn grootouders waren hem erg dankbaar. Zijn verdere identiteit was niet bekend, maar zijn naam was Johan. Daarom werd besloten om mij naar hem te noemen. Mijn moeder hoorde de naam Johan niet zo graag, en daarom werd ik kort en goed, op z'n Vlaams Jan genoemd.... Die dag - hoorde ik later vertellen - is een V1 gevallen op het Fort van Lerberghe. Vreselijk. Zo'n V1 hoorde je niet, zag je niet...
De Duitse militair die bij de bevalling assisteerde verdween. Van waar kwam hij, en waar ging hij naartoe? Niet meer dan een mooie anecdote in een somber oorlogsverhaal... De oorlog was nu bijna hélemaal ten einde. De Bevrijding zette een punt achter vier jaar ellende. Eerst nog wat aarzelend, maar dan definitief...
Maar...
Op mijn eerste verjaardag werd er bij ons thuis een kaartje gebust. Er stond geen adres op, maar het was duidelijk afgestempeld in Eupen-Malmedy. Ook een familienaam stond er niet bij. Maar...het kwam van Johan... Dat herhaalde zich voortaan, met Kerstmis en Nieuwjaar, met Sinterklaas, op de feestdag van Sint-Jan... Tot mijn twaalfde kreeg ik ook altijd speelgoed toegestuurd! En tot mijn achttiende verjaardag bleven er wenskaarten komen. We konden de afzender niet bedanken, want we wisten niet waar hij woonde en hoe het verder met hem ging. Mijn ouders hebben nog lang hun best gedaan om zijn identiteit te weten te komen. Maar ze zijn er nooit in gelukt. De kaartjes en brieven waren natuurlijk in het Duits en mijn ouders moesten telkens hulp inroepen om ze te vertalen. Ik was altijd in de wolken met de geschenken van mijn 'verre en onbekende peter'. Zo kreeg ik ook al eens een trolleybus om 'op te draaien' - een uniek stuk waarmee ik stoefte bij mijn vrienden... Als ik ouder was wou ik hem zo graag persoonlijk bedanken, maar dat kon ik dus niet...
Het leven in de Molenstraat ging na die oorlogsjaren zijn gewone gangetje. Jan ging als kleuter naar de Loretten, vlak in de buurt, want daar was een tante nonneke actief. Nadien liep hij school bij Scheppers, vlak over de deur: de school waarin hij in een kelder geboren werd in dat laatste oorlogsjaar...
Het was een straat met veel werklieden. En er woonden wel wat kinderen in onze straat. Weliswaar meer meisjes dan jongens. Ik was een dikke deugeniet. Ons moeder zei altijd dat ik de nagel aan haar doodskist was. Als er op school iets 'misliep' was ik altijd in de buurt - een kleine rebel. Ik was ook misdienaar in de kathedraal, en daar ben ik door niemand minder dan kardinaal Van Roey zes weken geschorst! Een studiehoofd was ik helemaal niet. Waarom waren al die bijvakken nodig? Ik werd de school grondig beu en wou een stiel leren. Maar wat? In de meubelindustrie wou ik niet gaan, en ook niet in de muziek. Toch moet ik wel talent gehad hebben. Ook voor toneel. Ik speelde in het jeugdtoneel. Dat zat zowat in mijn genen. Onzen bompa was zelfs stichter van de toneelgroep 'Jong maar Moedig' geweest.
"Wat moeten ze met onze Jan gaan beginnen?", moeten de ouders vaak gedacht hebben. Op een dag werd er op schoolreis gegaan naar Averbode, en men bezocht er de drukkerij van de Abdij. Jan was altijd 'zot' geweest van de boeken van Ernest Claes, en toen hij zag hoe het er in de drukkerij aan toe ging, geraakte hij hierdoor geboeid.
Moeder ging praten met de directeur van de 'oefenschool' - de TSM. Letterzetten: dat was iets voor mij. Ik kreeg een leercontracht en volgde ondertussen avondschool. Mijn vader kende Kanunnik Dessain goed en op een zaterdag ging hij naar hem toe, met de vraag of men geen werk had voor zijn zoon. De familie Dessain had een bekende drukkerij in de Bleekstraat. Ik zou er letterzetter mogen worden. Toch kwam ik niet terecht in de afdeling letterzetten, maar werd ik gestuurd naar de boekbinderij. Daar diende ik misboeken te 'plakken'. En dat vond ik niks voor mij. Zo leerde ik immers niks. Ik ben er dus maar een half jaartje gebleven. Op een dag zag ik een kleine annonce in de krant, dat in Brussel een letterzetter werd gevraagd. Ik was toen zestien jaar, en mocht me ginds gaan 'presenteren'. Maar wat kende ik als jonge snaak van Brussel? In mijn korte broek ging ik met de trein naar de hoofdstad - het was vlakbij het Centraal Station. Mijn ouders had ik niks verteld. Dat durfde ik namelijk niet. Mijn ouders zouden het niet gewaardeerd hebben dat ik m'n ontslag zou geven bij Dessain. Vader had er zoveel moeite voor gedaan. Het is mijn grootmoeder - de moeder van ons vader - aan wie ik het opbiechtte. Zij schoot me toen alle treincoupons voor. Want ja: ik was dus wel degelijk aan de slag gegaan in Brussel. Mijn ouders hadden niets door, ook al vertrok ik vroeger naar mijn werk dan voordien... In de grote drukkerij in Brussel werkte wel driehonderd man, met zeker vijftig letterzetters. Ik verdiende er ook flink wat meer dan bij Dessain. Toen ik naar huis kwam met mijn eerste loonbrief, dacht ik dat mijn moeder heel tevreden zou zijn. Maar dat was buiten de waard gerekend. Ons ma is toen heel erg kwaad geweest, en boos was ze ook op haar schoonmoeder die mee in het complot zat. Dat menske heeft het toen wel geweten! Maar goed; men legde zich er uiteindelijk bij neer. Ik werkte er graag... ik ben er twintig jaar gebleven...
In 1963 werd Jan soldaat en hij werd gekazerneerd in Duitsland. Sinds zijn achttiende jaar had hij niks meer gekregen van zijn 'anonieme peter Johan'.
Maar op mijn eenentwintigste verjaardag kreeg ik bericht dat er een aangetekende brief voor me klaar lag op de post op de Grote Markt. Ik kon absoluut niet raden wat het was. Mijn moeder vroeg zich al af of ik iets had uitgespookt of schulden had gemaakt. Ik heb nog verlof genomen om de brief op te halen. Toen ik hem open deed zag ik dat hij gedeeltelijk in het Duits en het Nederlands was? Ik diende een afspraak te maken met een notaris in Eupen-Malmedy... Met de auto ben ik dan samen met vader en moeder naar ginder gereden. We werden door de notaris die behoorlijk Nederlands kende goed ontvangen. Uit een koffer diepte hij een bruine verzegelde enveloppe op, en hij zei me: "Dat is uw erfenis!" Ik stond sprakeloos. Het was een spaarboekje van de ASLK waarop mijn 'peter' elke maand een mooi bedrag had gestort - al die jaren lang... Het was een méér dan mooi bedrag. Mijn vader zei toen zelfs: met dat geld zou ik de rest van mijn huis kunnen afbetalen...
Maar de geheime peter nam zijn identiteit mee in zijn graf. Nooit zou Jan weten wie de man was die hem in 1944 hielp bij de geboorte...
De notaris wist wel te vertellen dat hij vrijgezel was en geen familie meer had. Ook moet hij nogal teruggetrokken geleefd hebben. Maar sinds die 5de november van dat oorlogsjaar heeft het kind dat hij mee op de wereld hielp zetten, hem niet losgelaten, en voelde hij zich er sterk verbonden mee
Elke verjaardag denk ik nog aan hem... Het mag dan tweeënzeventig jaar geleden zijn...
(Jan trouwde en kreeg een zoon. Zijn beide ouders stierven elf jaar geleden op tweeënnegentigjarige leeftijd - amper vier dagen na mekaar. Op de dag van de begrafenis van vader stierf moeder...)
Het begon allemaal in de Molenstraat..., nu Thaborstraat geheten. Sirenes en bomalarm - de gruwel van de oorlog. Dood en vernieling.
Het begon met vertwijfeling en angst... een bevalling in een schuilkelder...
Het begon met de hulp van een jonge Duitse militair - een 'vijand' notabene...
Zijn naam was Johan...
Hij kwam en verdween
Zijn naam was Johan
zonder meer...
(voor de poort van Scheppers in de Thaborstraat waar de hoogzwangere moeder van Jan naartoe vluchtte...)
Graag een woordje uitleg bij die Duitse soldaat die toevallig in de Molenstraat passeerde en assisteerde bij de geboorte op 5 november 1944; dat is exact twee maanden en een dag na de bevrijding. Ik denk niet dat er toen nog veel Duitse soldaten in de stad rondliepen.
Mechelen werd weliswaar op 4 september bevrijd, maar op 5 november viel er inderdaad nog een V1 op de Schuttersvest waarbij het Fortje Van Lerberghe werd geraakt, waarover Jan hierboven ook vertelt...
Wat die Duitse soldaat betreft: Waarom hij daar (nog) zou rondgelopen hebben en in welke hoedanigheid kan ik nu natuurlijk niet meer nagaan. Ik ga verder op het verhaal van Jan die dat als 'borelingetje' ook niet exact kan hebben gezien. Het verhaal is zoals zijn ouders het altijd hebben verteld...
Waar heeft ooit die molen gestaan, waar de oude straatnaam naar verwees ?
Winket ? 't Veer ? Of het hedendaagse Rode Kruisplein ?
( Winketpoort )
De Stenen-molen stond op Halfgalg. Dat weten we.
In de veertiende eeuw stond een molen op de plaats die men tegenwoordig 't Veer noemt. De Molenstraat begon aan de Melaan en eindigde aan 't Veer en de toenmalige Sluisbrug.
De plaats werd vroeger Molenberch genoemd.
De straat werd later genoemd naar het Thaborklooster, waarvan de kapel hier ook heeft gestaan.
@ Jan : Bedankt. We zijn weeral wat wijzer geworden.
:-)
Molenechos.org - Standerd-of Staakmolen
BTW :
Zoek op deze website eens op "Mechelen" en vindt alle verdwenen molens !
Een Duitse soldaat die per V1 naar Mechelen gekomen was ??? Nee Zal het zeker niet geweest zijn omdat die dingen niet gemaakt waren om passagiers te vervoeren. Ik denk eerder aan een Belg uit de Oost kantons Eupen-Malmedy die dan nog toevallig Duits sprak. A propos V1, er zijn hier na 4 september nog wel meer van die dingen gevallen.Om de V2 nog niet te vergeten. Zou mijnheer Gimycko dat eens voor ons kunnen opsnorren. V1-V2, waar, wanneer, hoeveel slachtoffers, natuurlijk enkel voor groot Mechelen.
Nog een ding.Een V1 zag of hoorde je niet. Hallo zeg. Het is ook maar een verhaal zoals zovelen.
@louis: hebt gij nu echt niks beters te doen? Er is tegenwoordig al veel tolerantie wat betreft euthanasie!
Luc, ik denk dat er zelfs zijn die het gratis willen doen.