(foto's: Jan Smets)
Hij stapt moeizaam en zijn bewegingen zijn wat beverig sinds hij een vijftal jaar geleden door de ziekte van Parkinson werd getroffen. "Al kan ik nog steeds een recht lijn trekken!". Daarboven is hij chronisch vermoeid en dat feit speelt hem ernstig parten. "Stappen is moeilijk geworden en ik heb een scooter zoals die Benidorm bastards" lacht hij. Zijn gevoel van humor is hij niet kwijt.
Fysiek is het haast niet meer mogelijk om te schilderen. Na tien minuten ben ik kapot. Ik kan het relativeren omdat ik al zo oud ben, maar het blijft moeilijk om te aanvaarden. Ik heb beelden in mijn hoofd maar kan mijn verbeelding geen vorm meer geven. Toch kijk ik tevreden terug op wat ik allemaal kon waarmaken als je ziet van waar ik kom: ik was een doodgewone jongen uit den Hanswijkenhoek..."
Jan keert hoe langer hoe meer terug naar zijn jeugdjaren in deze Mechelse wijk. Want bovenal onderstreept hij, is hij 'ene van den Hanswijkenhoek' net zoals zijn vrouw Clémentine. Jan wordt in juli tachtig jaar en vorige maand mocht Clémentine al tachtig kaarsjes uitblazen.
Clémentine is bedlegerig en ligt voor het raam in de woonkamer waar ze het straatleven van de Grote Nieuwendijk kan observeren. Ook zij lijdt aan Parkinson - al langer dan Jan. Een gruwelijk toeval. De ziekte heeft bij haar al zwaarder ingehakt. Toch volgt ze nauwlettend ons gesprek en komt er af en toe tussen om iets aan te vullen. Het is van een ontroerende schoonheid te noemen hoe deze twee mensen zorgzaam met mekaar omgaan.
Ik ben fier op hem. Men zegt wel eens dat het moeilijk samenleven is met een kunstenaar. Ik heb er nooit last van gehad. We zien mekaar nog liever dan vroeger...
De ogen van Jan glinsteren als hij dat hoort.
Ze kennen mekaar al van de kleuterklas in Coloma. 1940. Het klasje van juffrouw Victorine. Ze zijn dan vier jaar. Clémentine is van de Lindestraat.
Ze was een mooi meisje met blond haar...
De vader van Jan, Paul Frans was beroepsmilitair. Hij was gekazerneerd in Baron Michel aan de Liersesteenweg. Hij was een stadsmens, lichtelijk aristocratisch. Bij het Eeuwfeest van ons land nam hij met zijn regiment deel aan 'de Toneelverbeelding der circusspelen van Rome': een sterk staaltje van acrobatie. Op het einde van de jaren twintig van vorige eeuw kwam hij als onderofficier van het leger-te-paard in Peulis terecht waar hij zijn vrouw leerde kennen: Netteke van de smid. Of met haar volle naam: Leonarda Maria Antonia Put.
Hij huwde met haar. En dit was meteen zijn tweede huwelijk. Zijn eerste vrouw stierf op 35-jarige leeftijd ...op zijn verjaardag.
Netteke kwam uit een gezin van dertien kinderen. Als jong meisje was ze werkzaam in een naaiatelier in Putte. Haar ouders hadden een paardensmederij en staminee aan de Putsebaan: 'Het Hoefijzer' genaamd. Het is daar dat ze Paul Frans de Winter ontmoette.
Jan heeft nog mooie herinneringen aan Peulis waar hij vaak op bezoek ging bij zijn grootouders. Hij vertelt me van het hamergeklop en het witgloeiende ijzer, de stoom... En ik zie het voor mij.
(de ouders van Jan in Blankenberge omstreeks 1931)
Na hun huwelijk ging het paar in de Dageraadstraat wonen. "Daar ben ik gemaakt". De kleine Jan die de tweede werd van vier - allen jongens - heeft er zijn eerste twee à drie kinderjaren doorgebracht. Nadien verhuisde het gezin naar de Tervuursesteenweg in de Hanswijkenhoek.
Mijn moeder heeft altijd een textielwinkeltje uitgebaat:' 't Schortje', recht tegenover de kerk. Ze verkocht er ondergoed, lakens, voorschoten, hemden en kousen... De kartonnetjes die bij de ingepakte vrouwenkousen staken, gebruikte ik om te tekenen. Dat deed ik graag. ik zie me nog zitten onder de tafel met mijn kartonnetjes en potloden. Ik was de enige van de vier kinderen met enig tekentalent. Op school in de Vredestraat mocht ik op het bord tekenen op de dag dat pastoor Sampermans jarig was en onze school bezocht. Met de kleurkrijtjes tekende ik God de Vader omringd door engelen en Maria en Christus met gaten in zijn handen. Ik kreeg veel waarderende blikken van mijn klasgenootjes. Toen de pastoor binnenkwam speelde mijn kameraad Jaak (Jackie) Maes op zijn klarinet 'Les trois cloches'. Met hem zou ik later nog drie jaar klarinet spelen in de harmonie 'Sint-Cecilia' onder de Sint-Romboutstoren, waar we les kregen van Georges Bayets, de vader van Francis Bay (ook wijkgenoten!)
Vader De Winter schilderde ook. Jan haalt een schilderij van zijn vader boven: een romantisch landschapje op een houten paneel. Hij wijst op een bijgewerkt gat links onderaan.
Tijdens de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog vluchtten we naar de kelder die meestal onder water stond. We sliepen dan op zakken die op de patattenbakken werden gelegd. Om die bakken te bereiken moesten we in een basseng gaan zitten. We duwden ons dan af op het water in de kelder tot aan de patattenbak. Die lag een meter hoger en via een grote bruine afvoerbuis bereikten we onze 'bestemming'. Een schrapnel beschadigde het schilderij van mijn vader. Later zou vader het nog met stopverf proberen te retoucheren. Zijn vingerafdrukken zie je hier nog in de stopverf...
(Jan met zijn oudere broer bij de door het Verzet opgeblazen Vierendeelbrug over de Leuvense vaart)
Op 19 april 1944 werd de Hanswijkenhoek stevig gebombardeerd door de geallieerden. "Ik stond met kameraadjes aan de overkant van de vaart en zag hoe de vliegtuigen overgevlogen kwamen en de andere kant bombardeerden." In de Hanswijkenhoek werden 65 huizen in de as gelegd. Vele aanpalende huizen lagen plat en ook aan de overkant van de Tervuursesteenweg was dit het geval. De zwaar getroffen wijk lag dan ook in de buurt van strategische plaatsen als het Arsenaal, het Bommenkot, de Ragheno en den Erla, een Duits fabriek voor vliegtuigonderdelen. Ook zag Jan een V1 vallen op Coloma. Een groot deel van het domein ging toen reddeloos verloren. "We stonden op ons koertje en zagen de grote rookpluimen..."
('Op de vlucht'. 2006)
Toch gingen de oorlogsjaren voor Jan vrij zorgeloos voorbij. Misschien omdat een kind van acht jaar de context van de oorlog niet altijd snapt. "Je weet niet wat voor of na de feiten gebeurde..."
Het voelde aan als een speeltuin, we speelden op straat...Ik heb geen slechte herinneringen aan die tijd. Een groot deel van mijn jeugdjaren bestond uit voetballen. Mijn vader had ooit een over de muur van de kazerne gevlogen écht lederen voetbal van de Malinwa kunnen bemachtigen waar we dan vele jaren mee speelden.
Op een dag werden zwarte vlekjes ontdekt op de longen van Jan: TBC! Zo bracht hij lange tijd door in vier verschillende vakantiekolonies voor verzwakte kinderen: 'Aide à la Jeunesse du Pays', in Kalmthout, in Betzdorf in het Groothertogdom Luxemburg, in Esneux en in De Panne. Aan de zee verbleef hij drie maanden. Jan toont me een brief die hij toen naar huis stuurde, en aan zijn beschrijvingen te zien voel je de kunstenaar-in-spe...
Mooi, niet?
De Panne mag dan wel mooi zijn: Mechelen is natuurlijk nog mooier schrijft Jan aan zijn ouders:
We praten over de Hanswijkenhoek. Jan toont me een klasfoto waar ik de meesten nog van ken. We praten over mensen uit den Hoek, over zijn vriendje Leo Jaspers, leeftijdsgenoten als Gustaaf Geets, Leo Bosschaerts, Jean De Boeck, Pierre Wellens, dikke Swa (de latere scheidsrechter Jan Peeters),over schrijnwerker Van Horenbeeck en Wiske Paternoster, over Zjokke den bekker...
In die onbezorgde jaren speelde men Tarzan en in de vaart vocht men tegen ingebeelde krokodillen. En met zijn beste kameraad werd hij 'blood brother' door met het scheermes van vader eerst in de polsen te snijden en dan deze tegen mekaar te drukken...
Toen Jan veertien jaar werd in 1951, stierf zijn vader tijdens een operatie.
ik herinner me de grote verslagenheid toen mijn moeder thuiskwam van de kliniek. Met het achterstallige kindergeld kocht moeder de doodskist. Deze zag ik vanuit het raam van ons huis, waar ik toen ziek lag, de kerk uitgedragen worden. Het is vreselijk om een vader te verliezen op een leeftijd dat je hem hard nodig hebt. Ons gezin had het zwaar te verduren, en moeder, dat brave Katholieke menske, heeft zich uit de naad gewerkt. Altijd. En hard.
in 1950 ging Jan van school en begon te werken bij Lode Van den Brande, de vader van beeldhouwer Frans Van den Brande, die een leerjongen-sculpteur zocht. Dat was in de Lakenmakersstraat. Honderden meubelen sculpteerde hij voor de export naar het buitenland. Jan verdiende er 4,45 frank per uur. Hij bleef er werken tot aan zijn legerdienst. Frans was een tweetal jaar ouder dan Jan en zou altijd een vriend blijven. Na zijn legerdienst zou Jan nog een twaalftal jaar in de stiel blijven: thuiswerkend voor meubelbedrijf Peremans aan de Brusselsesteenweg. Maar hiermee lopen we wat op de feiten vooruit...
(de schilder (terug aan zee). 2006)
Tekenen en schilderen fascineerde hem nog steeds. Jan werkte van 8 uur 's morgens tot 18 uur 's avonds - zes dagen per week. En na het werk en in het weekend volgde hij les aan de academie. Aan zijn baas, Lode Van den Brande, vroeg hij of hij ook op maandag-en dinsdagmorgen naar de academie mocht, en dat verlet werd hem toegestaan als hij de uren inhaalde. "Ik zat dan alleen in de lege zondagklas van Reussens..." En hij leerde er modeltekenen.
In de jaren 1950-1951 kwam Jan via de academie in een anarchistische sfeer terecht die zijn verdere leven zou bepalen. In 'London House' in de Bruul kocht hij met z'n spaarcenten een jas met breed afhangende schouders. Hij droeg een zwarte rolkraagtrui en mocassins.
Eveneens geraakt hij geboeid door de juke-box en de cinema (met natuurlijk grote belangstelling voor films die 'te mijden vielen'): tekenen van een heel nieuw tijdperk. De televisie deed zijn intrede en de rock-'en roll bepaalde het ritme.
In die tijd zat ik in een jeugdbende. Onze stamkroegen waren de 'Saint-Germain-des-Prés' in de Fabriekstraat en 'het Vagevuur' in de Zakstraat. Onze kledij bestond uit smalle broeken en zwarte trenchcoats die tot juist boven de knie kwamen en rond ons middel werden vastgeknoopt met een ceintuur. De punten van onze hemdskragen plooiden we naar achter. We trokken naar beruchte rock-'n roll-café's buiten Mechelen en scharrelden overal wel een lief op.
In 1955 ging Jan naar het leger. Het niet opvolgen van bevelen en 'ongepast gedrag' leidde vaak tot straf en cachot. In juni 1957 zwaaide hij af en een jaartje later, in Expo-jaar 1958 huwde hij met zijn jeugdvriendinnetje Clémentine Joséphine Janssens. Eerst woonde het paartje in de Matigheidstraat in de Hanswijkenhoek en vanaf 1966 verhuisden ze naar de Grote Nieuwedijkstraat waar ze nu nog altijd wonen.
Ik reed met de auto naar mijn broer die in deze straat woonde, zag het bordje 'huis te koop', en de zaak was snel beklonken...
Jan en Clémentine kregen drie kinderen: Danny (°1959), Pascale (°1963) en Sonja (°1964).
(intellectueel gaat mee uit winkelen. 2006)
Mei 1968 deed weer een nieuwe wind waaien.
In 1967 zat ik met Frans Croes aan een cafétafeltje te overleggen over een naam die het café dat Frans wou openen op de Haverwerf, zou dragen. Het werd den 'Herten Aas' en het zou het zenuwpunt van de '68-beweging worden. Tegelijkertijd was het een cultuurcafé. Over de vloer kwamen Mechelse artiesten en geestesgenoten als Herman De Coninck, Piet Piryns, Polle Van den Brande, Pol Lemaire, Mireille Cottenjé, Edith Lambert, Willy Donni, Chris Joris, Roger Van Ouytsel, Bodo Vande Voorde, Rob Feremans, Etienne Mylemans,... Manu Ruys. Het was een echt kunstenlaboratorium. Weet je dat zelfs Rik De Saedeleer en Fred de Bruyne eens nieuwsgierig binnenliepen toen ze spraakkunstlessen voor hun TV-werk volgden aan het conservatorium?
Men richtte zelfs een folkgroep op onder de naam 'De Seven Schrtoumpfs zonder s'. Niemand kon het juist schrijven. Maar dat was juist de bedoeling. Men speelde op rommelpotten en borstels en snoeischaren... Later begon men met de fanfare van den Herten Aas.
(enkele jaren geleden werd een gedenksteen aan het verdwenen legendarische café gelegd. Jan De Winter staat rechts)
Ik speelde bombardon. Niet iedereen was even muzikaal hoor... Een paar speelden goed en de rest deed mee op het gevoel en het ritme.
"'Den Herten Aas heeft ne fusée in de dorpskont van Mechelen gestoken" is de plastische omschrijving van Tony Gooijer.
Ook het werk van Jan evolueerde... Schilderde hij aanvankelijk eerder lyrisch en poëtisch, dan werd zijn werk nu ook sterk bepaald door de contestatiebeweging waar hij in zat. Zijn maatschappelijk engagement drong door in zijn kunstwerken. Zijn werken werden bevolkt met kleine mensjes die verbonden met navelstrengen gevangen zitten in 'het Systeem'.
(Wandelend plaasteren borstbeeld met afgerichte Neanderthaler)
De hippies van den Herten Aas schopten tegen de gevestigde waarden en protesteerden tegen het in Mechelen gevoerde cultuurbeleid dat ze als risicoloos betitelden. En betekende Kunst nu net niet vrijheid?
Het 'langharig en werkschuw tuig' choqueerde de goegemeente met z'n acties tegen het bestaande maatschappijmodel en tegen het Kerkelijk en Burgerlijk gezag. Maar tegelijk met het actievoeren wilde men er iets alternatief tegenover zetten. De uit Amsterdam overgewaaide kabouterbeweging met zijn roze handjes kreeg ook voet aan de grond in onze Dijlestad.
We verkochten flesjes Dijlewater als chinese inkt of verdeelden 'verse lucht' in plastieken zakjes...
Op 17 augustus 1971 meldde het TV-journaal dat een schilderij van Rubens was gestolen uit de Sint-Janskerk en dat Opsinjoorke uit z'n koffer in Busleyden geroofd was. Men vermoedde toen wel dat het om een daad van jonge Mechelse kunstenaars was die ontevreden waren met het Mechelse cultuurbeleid en de veiligheid van kunstwerken in onze stad. Er volgden ondervragingen. Opsinjoorke werd later teruggevonden op de binnenkoer van de gevangenis en het schilderij in een spoorwegberm in Sint-Katelijne-Waver...
Het jaar daarop organiseerde de academie een kunstmarkt op de IJzerenleen in samenwerking met de stad. Jan De Winter protesteerde met een demonstratief omhoog gestoken bord met de tekst 'Arbeiders en jonge kunstenaars worden uitgebuit voor partijpolitiek!'
Ik werd aangemaand om te vertrekken, maar ik bleef staan. De politie deed daarna ook nog teken om op te hoepelen, maar ik wuifde met mijn bord heen en weer om hen duidelijk te maken dat ik daar geen zin in had. Men nam me mee naar het politiebureel in de Lange Schipstraat. De zaak werd geklasseerd. Ik weet nog dat ik nadien ooit in het toilet stond te plassen naast toenmalig schepen van cultuur Jef Ramaekers die me schouderophalend zei dat hij voor negentig procent wel eens was met mijn voorstellen, maar besloot met: 'maar politiek hé...'
Later werd Jan nog eens opgepakt omdat men hem onterecht verdacht van pornografische afbeeldingen te hebben opgehangen in de stad.
Tot op de dag van vandaag is het feit bekend gebleven dat Jan één van zijn schilderijen in brand stak vlak voor het Cultureel Centrum als protest tegen het feit dat een kunstenaar geen sociaal statuut had.
(graffiti van een overjaarse anarchist. 2004)
De familie van Jan begreep hem niet steeds. Ze zaten duidelijk op een ander spoor. Maar daar werd nooit een woord over gerept en het verstoorde de familiebanden niet.
De grote doorbraak voor onze Don Quichotte kwam er door Fons Michiels van Meubelen Nova in de Nekkerspoelstraat. Fons had een neus voor opkomend jong talent en tussen 1962 en 1964 gaf hij 144 kunstenaars de kans om te exposeren in zijn galerij Nova. Fons Michiels had het werk van Jan gezien in de Sotscop in de OLV-straat en vroeg hem of hij wou tentoon stellen in de Nova. Het gaf Jan grotere naambekendheid.
Om te kunnen lesgeven volgde Jan vanaf 1971 les aan het Hoger Instituut in Antwerpen. Hierdoor kon hij stoppen met zijn werk als sculpteur voor Peremans en kon hij zich volop aan zijn kunst wijden.
(anarchist in de rol van dramatic actor 2. 2004)
Hij werd leraar vormgeving, kleur en waarnemingstekenen aan de academie voor beeldende kunsten in Anderlecht van 1975 tot 2000.
Jan De Wilde evolueerde van boegbeeld van de contestatie naar een gerespecteerd kunstenaar die hoe langer hoe meer naar waarde werd geschat. Zijn atelier had hij in de OLV-straat en nadien thuis.
Na de periode met sterk maatschappijkritisch werk toonden zijn schilderijen rond 1978-1980 toch ook weer het ludieke en de blijdschap en het 'boodschapperige' kwam meer op de achtergrond. Heel erg bepalend was zijn ontmoeting met de Engelse beeldhouwer Malcolm Poynter op een expo in Mons in 1986 waar ze samen in één ruimte tentoon stelden.
We voelden ons verwant. Beïnvloed door zijn werk werden mijn schilderijen steeds groter en begon ik bijkomstigheden weg te laten. Ik zuiverde mijn werk uit, de essentie proberend te vatten. Ik herinner me nog dat koningin Fabiola op bezoek kwam en ongelooflijk veel en oprechte belangstelling toonde voor mijn werk en gerichte vragen stelde.
Mechelen bezit in het Hof van Busleyden drie grote werken van Jan en ook in het Sociaal Huis hangt een werk van hem in een vergaderzaal, net als boven bij Uit in de Hallestraat.
(de impressionist)
Als ik zo terugblik zie ik de evolutie in mijn werk. Zonder de contestatiebeweging waarin ik actief was, was mijn werk vanuit het lyrische misschien anders geëvolueerd. Wie weet. Ik ben blij dat ik iets heb kunnen losmaken op cultureel vlak in deze stad. Onze protesten zijn niet voor niks geweest. Mechelen is een goede richting ingeslagen. Hier gebeurt tegenwoordig veel op cultureel vlak. Personen als schepen Nobels, burgemeester Bervoets en cultuurfunctionaris Colla hebben veel in gang gezet. Het evolueerde positief. Nu zie je hier ook graffitikunst opduiken en videokunst... Het gaat allemaal verder dan we ooit durfden dromen. Mijn contestatiewerken hebben hun tijd gehad. Ik kijk niet met heimwee terug, maar ze zijn belangrijk geweest.
in al die jaren heeft Jan niet enorm veel geëxposeerd, maar wel heel veel werken geproduceerd. Deze worden nu vakkundig door Marc Van Camp geïnventariseerd.
(Jan verwierf ook bekendheid als cartoonist)
Jan liet in zijn meest recente werk jeugdherinneringen figureren in vertellende schilderijen vol melancholie en mild sarcasme. Ook in ons gesprek keert hij vaak terug naar zijn kinder-en jeugdjaren.
In mijn hele leven heb ik maar één beeldhouwwerk gemaakt. Het had gekund natuurlijk dat ik die richting was ingeslagen, maar ik ben schilder geworden. Je kan niet alles. Ik heb me ook nooit verloochend als kunstenaar denk ik. Ik maakte nooit werk uit louter winstbejag en volgde altijd mijn eigen richting.
(Het marmeren graf. 1983)
Jan klinkt oprecht en de gevoelsmens komt in hem naar boven. Dan vertelt hij me iets wat hij nog nooit tegen iemand had gezegd:
Rik Wouters, de grote en jong gestorven Mechelse kunstenaar had een vriend van mij kunnen zijn. Zijn werk grijpt me sterk aan. In het Schepenhuis deed een eerder klein en minder bekend werk van hem: een vaas met tulpen, me wenen van ontroering...
Jan de Winter keert hoe langer hoe meer terug naar de pure essentie. En die is van even pure schoonheid.
Jan De Winter, een man onderweg tussen herinneringen en toekomst - een gelukszoeker met dromen en verwachtingen die het grijze bestaan achter zich wou laten; Op de barricades vocht hij tegen een verkrampt cultuurbeleid en zag dat waartegen hij in opstand kwam positief veranderen.
Zijn handen beven af en toe. De ziekte. We bekijken oude foto's en brieven en hij vertelt over het voorbije. Dat hij niet meer kan schilderen is moeilijk voor hem, maar hij probeert het te relativeren.
Hij poseert voor mij met zijn onafscheidelijke pet en zijn lange haren, en ik zie voor mij een gevoelig en warm mens. Ik zie het jongetje dat tekent op kartonnetjes van vrouwenkousen en op het schoolbord voor pastoor Sampermans... Ik zie de veertienjarige die zijn vader mist, de zoekende jongere, de jongeman die de wereld wil verbeteren, vechtend tegen de bourgeoismentaliteit, de anartist en de idealist voor wie kunst vrijheid betekent... Ik zie de ouder wordende schilder die tot tranen toe bewogen wordt door de sublieme eenvoud van een vaas met tulpen.
Maar ik zie ook de man die zijn hele leven deelt met het meisje met die mooie blonde haren, die altijd in hem geloofde: zijn jeugvriendinnetje uit de Hanswijkenhoek. Clémentine. Ze ligt onder het raam in haar bed en het buitenlicht sijpelt binnen. De hele tijd luisterde ze naar ons gesprek. Je voelt iets van het geheim van de liefde tussen deze twee mensen van wie de gezondheid nu zo broos is.
Ik zie hem nog liever dan vroeger...
Dat zegt ze.
Heb je het gehoord? Dat zegt ze tegenwoordig meermaals.
...Zijn ontroerde blik oogt zacht. Dit is de essentie. Dit getuigt van schoonheid en een gevoel dat niet te vatten is. Niet in woorden en niet op een doek.
(Het grijze bestaan naar Malcolm Poynter uit 1981 toont een mens onderweg met zijn dromen en verwachtingen. De wereldkaart toont dat alle wegen en mogelijkheden openliggen...)
In 1983 gaf hij de aftrap van KVM-Seraing:
http://peterbc112.112.axc.nl/TEMP/dewinter1.jpg
http://peterbc112.112.axc.nl/TEMP/dewinter2.jpg
Tekende ook cartoons in de KVM-krant ...
Da 's toevallig, onderstaande foto gebruikt Mechelenbinnenstebuiten in één van haar zomerwandelingen:
' ... Bij het Eeuwfeest van ons land nam hij met zijn regiment deel aan 'de Toneelverbeelding der circusspelen van Rome': een sterk staaltje van acrobatie. '
( ex stadsarchief - verzameling Berlemont )