(foto's: Jan Smets)
Of ik er wat mee kon aanvangen?, had ze me gevraagd. Het was een stapeltje dunne oude boekjes met kleurrijke covers en flinterdun papier. Haar overleden echtgenoot verzamelde alles wat maar in de verste verte met Mechelen te maken had, vertelde ze. Ik bekeek de boekjes nauwkeuriger. Graag! Als ze anders toch maar bij het 'oud-papier' zouden belanden... 'De Familiekring' was een verzameling van tijdschriften die blijkbaar werden gedrukt in de Lange Schipstraat 42 bij E.&I. Van Moer, boekdrukkers en uitgevers. Op de meeste van de boekjes stond 'jaargang 1868', maar er waren er ook enkele bij die van eerder dateerden...
Blijkbaar werden de eerste boekjes uitgegeven in 1865, want op de voorpagina van een exemplaar uit 1869 lees ik 'vierde jaargang'.
Ik snuister verder. De boekjes staan bol van Katholieke deftigheid en fatsoen - belerend en moraliserend - Schitterende illustraties van een tijdsbeeld van onze aartsbisschoppelijke stad, toen het hier nog zwart liep van paters, zusters en begijnen.
De boekjes zijn 'kerkelijk goedgekeurd'. Zo hoefde de lezer niet bang te zijn dat zijn ziel verdorven lectuur onder ogen zou krijgen.
De thema's van de nummers zijn heel verscheiden. Zo zijn er een paar gewijd aan 'de beulen van het schrikbewind' in Frankrijk. Maar het gaat ook over 'Vlaamsche volksspreuken' of over 'de reizen en lotgevallen van eenen Belgischen soldaat in Rusland'... Weer een ander boekje gaat over 'Een kranksen uit de vroege lente met 45 liederen' of over 'de Tooveraer, een historisch drama in vier bedryven'. 'Een Vaderlandsch Kronijk' is er eveneens bij, en 'de Martelaars van Gorcum' , 'Philips de Schoone en Johanna van Spanje' en de 'Heilige Dymphna van Gheel' passeren ook de revue.
Kortom: schoone en stichtelijke verhalen.
Jaarlijks verschenen er 12 afleveringen van ongeveer 130 bladzijden, en je telde voor een jaarabonnement vier frank neer. Maar ook in Holland was de Familiekring verkrijgbaar. De Nederlanders dienden twee gulden te betalen. Bij dezelfde drukker en uitgever was er ook nog de 'Geschiedenis der Heilgen van België en Holland' te verkijgen, en dit in acht afleveringen per jaar. Deze boekjes telden 98 bladzijden...
De betaling 'zal geschieden voor België bij de derde derde aflevering' en 'de Boekhandelaars krijgen geene depots, maar genieten van de voorrechten hun gewoonlijk toegestaan'. Voor inschrijvingen en verdere briefwisselingen diende met volgend opschrift te gebruiken: 'den heer Van Moer, Boekhandelaar, Schipstraat, Mechelen. Voor Holland gelieve men zich te wenden tot den heer Willem Van Gulick, te 's hertogenbosch, die aldaar onze eenige gewettigde Uitgever is.'
De broers Alexander Edouard (°1837) en Philippe Isidore (°1839) Van Moer waren afkomstig uit Willebroek. In 1864 vestigden ze zich als meester-drukkers en boekhandelaars in Mechelen. De drukkerij zou een belangrijk bolwerk worden van de Katholieke periodieke pers. In 1895 wordt de drukkerij overgelaten aan H.Dierickx-Beke en zonen, die zich later vestigden op de IJzerenleen. (deze info verkreeg ik van Axel Vaeck op het stadsarchief...)
Eén boekje trekt de aandacht. Het gaat over 'Cardinaal Engelbertus Sterckx, aartsbisschop van Mechelen'. In het nummer wordt een korte levensschets gegeven van deze kerkprins, door een zekere Eerwaarde P.Claessens, kanunnik van de metropolitane kerk van Mechelen...
Graag licht ik er een paar uittreksels uit - Het Mechelse leven was toen nog 'rijk en Roomsch' zoals men placht te zeggen... Couleur locale van een tijd die voorgoed voorbij is...
In de inleiding gaat het zo:
Ik verlang nog eenige regelen toe te wijden aan de nagedachtenis van zijne Hoogwaardige Eminentie den Cardinaal Engelbertus Sterckx, Aartsbisschop van Mechelen en Primaat van België. Zulke liefde-en huldebewijs vereischen ter zelfder tijd de droefheid onzer harten, 's mans heilig leven, de uitnoodiging van den Heiligen Geest en het voorbeeld der Heiligen. Hoe zouden wij, eilaas, geene tranen storten op den grafsteen van den waakzaamsten onzer zielenherders, van den dierbaarsten der vaders? En waarin kunnen wij eene beter verlichting in onze smart vinden dan in het beschrijven van zijnen levensloop en het overwegen zijner buitengemeene deugden? (...) Dat het ons dan toegelaten zij, naar het voorbeeld der Heiligen, het stichtende leven te verhalen van Hem, aan wien de stad Antwerpen, geheel het aartsbisdom van Mechelen, de H.Kerk en ons vaderland zoo veel verschuldigd zijn! Mochte het aandenken zijner deugden en goede werken ten minste onze gedachten naar boven trekken en aanzetten tot dankbaarheid jegens den gever van alle goed en den onzichtbaren Opperherder der H.Kerk, Christus Jezus!
Zo... in deze hoogdravende taal gaat het verder. We kunnen er nu natuurlijk een tikkeltje om glimlachen en onze wenkbrauwen bij fronsen als we hier lezen over 'de smart' van onze stad om dezen dierbaarsten der vaders. Maar ja: je moet dit natuurlijk bekijken met de bril van 1868...
Op 5 december 1867 stierf de kardinaal na een korte ziekte, op de leeftijd van 75 jaar, in het bijzijn van de drie groote-vicarissen, de geheimschrijvers van het bisdom, de Pastoor-deken van Sint-Rombouts, zijn eerwaarde neef en eenige vrienden, zittend voor het sterfbed, weenend en biddend, neergeknield...
En dan krijgen we een beschrijving van de dag van de begrafenis en hoe Mechelen in rouw gedompeld was...
Lees je mee?
Het ontzielde lichaam werd ingebalsemd, met purper bisschoppelijk misgewaad ingehuldigd, en in eene prachtige lichtkapel, op eene der bovenzalen van het paleis, ten toon gelegd. gedurende vijf dagen werd aldaar onophoudelijk het heilig misoffer opgedragen aan drie verschillige autaars en kerkelijke gebeden gezongen. de overledene het kruis in de handen houdende, scheen ingeslapen op het doodbed. Meer dan vijftig duizend personen kwamen van alle kanten toegeloopen, om voor de laatste maal de zachte gelaatstrekken te bewonderen en voor de eeuwige rust zijnen ziel te bidden. den 10 December was vastgesteld voor de uitvaart en begrafenis. Het lijk van den Cardinaal, ontdekt op het praalbed liggende, werd door de straten ter kerk gedragen, te midden der weenende priesters en burgers. Nooit heeft de aartsbisschoppelijk stad een indrukwekkender schouwspel gezien. De broederschappen der stad, met hunne vaandels, traden vooruit. Achter hen volgden de leerlingen van het Seminarie, en talrijke pastoors en priesters, de heeren Dekens van het aartsbisdom in witten overrok, de oversten der kloosterorders, de Kanunniken van het metropolitaan capittel in purperen koormantel. daarop volgde Zijne Excellencie Mgr.Oreglia de San Stefano, nuntius van de Paus bij den Koning der Belgen, omringd van de hoogwaardige bisschoppen van Doornik, Luik, Gent en Brugge, van abten en menig andere prelaten. Achter het lijk bemerkte men geestelijken die op fluweelen kussens de eereteekens van den overleden droegen: namelijk den rooden cardinaalshoed, het groot-lint van de Leopolds-orde en het groot-kruis van Leopold van Oostenrijk. In den stoet zag men de afgezanten van het huis des konings, der koningin en des graven van Vlaanderen, verscheidene leden der twee Kamers, den gouverneur der provincie met de leden der bestendige deputatie, den Rector en de Professoren der catholieke Hoogeschool van Leuven, het schepencollegie en de raadsleden der stad, allen in ambtelijke kleedij. De voorzitter, de ondervoorzitter en de voornaamste leden van het catholiek Congres waren insgelijks tegenwoordig. Mgr.Bracq, bisschop van Gent, zong de plechtige lijkmis,. Onmiddelijk daarna beklom eene eer-kanunnik van Mechelen, de Zeer eerwaarde heer Robert, bestierder van het vermaard Colegie van Sinte Rombout het spreekgestoelte, en las, in naam van den afwezigen bisschop van Namen, Mgr. Victor-Auguste Dechamps, eene welsprekende lijkrijde. De Nuntius en de Bisschoppen schaarden zich rond het praalbed dat onder het koepelgewelf van Sint-Rombouts verheven stond, en voltrokken de lijkgezangen. De plechtigheden geëindigd zijnde, bleef het eerbiedwaardige lichaam nog eenige uren ten toon gesteld voor de geloovigen. Ten zeven ure des avonds vergaderden de kanunniken in den gesloten tempel en herbegonnen de gebeden voor den overleden. het stoffelijk overschot werd door hen in eene kostbare mahonihouten kist nedergelegd, en vervolgens in den grafkelder der Aartsbisschoppen bijgezet onder den hoogen altaar aan de epistelkant. Alles was volbracht! Aldaar slaapt onze dierbare en overgetelijke Engelbertus naast de asschen van den deugdzamen Thomas-Philippus en den grooten prins van Mean, met hen en zijne overige voorgangers die daar berusten, de stem des Engels afwachtene die ons allen in den jongsten dag ten oordeel zal roepen. Hij die deze regels schrijft, getuigt wat hij gezien heeft, en hij weet dat zijne getuigenis waarachtig is...
Een waarachtig getuigenis dus. Ik zou er niet aan durven twijfelen... Zélfs niet aan het feit dat er vijftigduizend gelovigen naar deze stad kwamen afgezakt om de overleden kardinaal te begroeten. Zélfs niet aan het feit dat Mechelen nooit een indrukwekkender schouwspel zag...
"Of ik iets met deze boekjes kon doen?" vroeg ze me. Heel zeker wel...
En Engelbertus? Hij ligt nog steeds in de kathedraal onder het hoofdaltaar, samen met zijn voorgangers en zij die na hem zijn gekomen. Nog één plaatsje is vrij...
Hier zijn doodsprentje...
Sterckx had twee unieke eigenschappen. Hij was de eerste aartsbisschop in meer dan 200 jaar die met zijn gelovigen kon spreken. Na Van Hove werden nog alleen hoogadellijke heerschappen aangesteld die alleen Frans spraken. Sterckx sprak een erg gekleurd Brabants. Hij was ook na Van Hove de laatste aartsbisschop die uit de pastoraal kwam en die parochieherder was in Boechout en Antwerpen. Na hem was het tot vandaag weer de beurt aan theo -filo en andere logen en sofen
Sterckx was dus wel dégelijk populair dan... Vijftigduizend die van hem afscheid kwamen nemen: 't is niet niks.
Men vreesde dat Meneer Pastoor controleerde, Jan. In die tijd was vrijheid van geloof belijden nogal theoretisch.
Kwaede boeken in Mechelen
Die Mechels gemapte kwade boeken zijn ook al gedemoniseerd!